| |
| |
| |
Georges Fukkink
Transparant
I
lampen doen schaduws maken
je lichaam lijkt groter dan deze stad
zwaarder dan de grootste kerk
een groot dier dat aan schaduws van kerken knaagt
soms vermenigvuldigen schaduws zich sneller dan mensen
vannacht blijft ieder weg
fragmenten vallen met transparante waarheden
zonder lijnen van een duidelijke herinnering
mira wijst een oud man nieuw licht
de horizon wordt opgetild
water bekleedt het strand en ontbloot het gezicht
er gaat water van aangezicht tot aangezicht
een huid beweegt woorden van iedere naam
deze zee is soms een beest
krassend beantwoordt de wind schuivend zeegeluid
reikwijdte van menselijke adem cirkelt in bestaan
profeten krijgen dikwijls dezelfde naam
in de reikwijdte van een leren verhaal spant adem
de dorpsgek bemiddelt met gebaren
mira gaat in fragmenten gehuld en de zee overvalt
zee vormt begin achter langzame lippen
het is een weten dat breder en smaller wordt
tussen los zand ligt mira
| |
| |
| |
II
het litteken maakt hem steeds zenuwachtig
even veegt zijn arm over de bank
niemand mag zien dat hij heeft gebraakt. Niemand mag
zijn zwijgende adem ruiken
op de bekraste bank laat zich een natte veeg achter
zijn adem wordt steeds ruwer
de juffrouw knijpt haar ogen dicht, natuurlijk. ja
natuurlijk moet die deur open. ramen open en hij er uit
de schoolbel heeft geen tijd meer om rustig te klinken
vlug trilt het beeld naast de trap
onder de trap nog hoor je haar stem iedereen vertellen
je ziet het litteken voor de zoveelste keer
je rug draait tegen het beeld
de deur laat zich wijd open slaan
hou je hand dan op je litteken hoor je boven je
je voeten staan op het gezicht van haar schaduw
de zon was toen ook twaalf uur. nog even raak je de
ondertoon van dat litteken en je slijpt je tegen
de ziel van die rode plek en de natte bank. het beeld
raakt je weer in een onverbiddelijke herkenning
en dezelfde zon draait een curve tijd
de zon was toen ook twaalf uur
ergens in zijn maag draaide een handvol klei
zuigend golfden klasgenoten langs en schreeuwden
vuile kotser langs je heen
heel dun en heel lang werd je
zijn maag vertakt zich ergens in de grond die onder
je wegbuigt, tegels zijn warm aan zijn blote benen
| |
| |
en de zon kleeft achter zijn voorhoofd, de zon kleeft
de dakgoot aan de schaduw van het raam. de gevel
hangt schuin over alles en buigt weg
de meermin mist nu een borst. je leunde er dikwijls tegen
en je moet klein geweest zijn
de juffrouw komt later ook kleiner terug
de tong van een zijn zuigt diep. je draagt een voertuig
met een marmeren spiraal in je en mira kruipt in een
| |
III
de meermin is hard weet de juffrouw
zenuwen boetseren zich in een onderhuidse wand
en om de hoek staat zij als een mariabeeld
een spiegelbeeld van gekavelde zeden
en zij schrijft met haar handen haar laatste bezoek
en vergeet haar paspoort op je huid waaruit listige
een mond krast een papaver
als grondeloos zwartbont tussen uitgekamde hagen
nachtelijk gelaatsvlees staat met twee hoofden op
twee meter hoog kijkt alles naar binnen en je draagt
een voertuig van gedachten met een marmeren spiraal
als leidraad voor een slecht toneelstuk dat dagelijks
het is een laatste bezoek in een onderhuidse wand
de juffrouw heeft het marmeren beeld verruild
| |
| |
danst haar hoofd voorbij ontsteld van ruimte
en ergens in een maag draait een handvol klei
met de bast van vreemde muziek aan je zij loop je
uit een binnen en languit valt regen op je rug
er is een huid van gebarentaal
je hoeft niet op je tenen te staan
en achter het vochtig naakt van een vlinder kruip je
nog eenmaal in deze herinnering
geknevelde eenzaamheid en een vochtige herinnering
de zon was toen twaalf uur in een monotone vlakheid
van een horizon, een ruimteloze geur vergezelde smalle
mensen en droeg een eeuwig verhaal
mira draagt nu de profeet van de straat
de profeet van de straat hangt zijn woord in de maat
dagen vallen op de stad aan, armen hangen rond een
duister lichaam en een heilige zaak
stelsels worden geperst in zakformaat
op de brug gaat een zoogdier verschijnen
je jaagt het woord van de profeet in een barende ruimte
terwijl de dag zich door de nacht herhalen laat
| |
IV
de overkant van zijn hand is ver
ver achter het litteken dat je overal tegen komt
draaien poliepachtige wezens in zijn gedachten
een drabbige streng kleeft zijn voorhoofd nog
een vierkante meter ligt zijn fiets
zijn hand steekt uit de schaduw van de spaken
het huisnummer zit nog even hoog, kijk, het litteken
| |
| |
beweegt in de schaduw van de vrouw achter hetzelfde
venster, ik moet die deur maar openduwen, nee ik kan
niet meer door de brievenbus
ik ben jong geworden, verschrikt kijkt ze naar de deur
de gil raakt dwars door als door een droom
ja u bent oud geworden, ze knikt lachend, ze moest
zichzelf eens zien als gebogen figuur in spiegelschrift
kousen hangen vodderig naar pantoffels
de fiets is verroest, ik dacht al wat moet die vent hier
in de gang, slijtage mijnheer, allemaal slijtage
u bent toch wel de mijnheer van de fiets
laat maar staan ik poets wel laat maar staan
hij staat hier goed ik poets wel laat maar staan
slijtage mijnheer allemaal slijtage
de bel schommelt nog na, haar ogen zeggen weer dat ik
te hard heb getrokken, allemaal slijtage
haar been schuurt langs de trap en ik hoor dat de fiets
natuurlijk slijtage ja doet u die deur maar dicht
opgesloten zit ze in zichzelf achter de ruit
ze ziet niet veel meer in spiegelschrift, ze ziet dezelfde
gevel, de meermin mist een borst, ze had er dikwijls tegen
geleund, de tong van tijd zuigt heel diep in haar,
de meermin is hard, zenuwen zijn in een cyste en boetseren
weer in die onderhuidse wand, hij schrijft zijn laatste
bezoek en de dorpsgek vertrekt zonder paspoort, hij
weet een gesloten uurwerk, de deurknop glimt niet mooi
| |
V
een rug trilt een hoekige dans
het beeld van de school is versleten, het litteken
maakt me steeds zenuwachtig, even veeg ik weer mijn arm
| |
| |
over de bank, niemand mag zien dat ik heb gebraakt,
niemand mag de zwijgende adem ruiken, op de bekraste
bank laat zich een natte veeg achter die steeds ruwer
wordt, mijn rug draait in het beeld, de deur wordt wijd
open gegooid, de juffrouw staat in een vierkante meter,
de rode plek doet pijn en je zuigt er de zon uit
een onverbiddelijke herkenning heb je nu
iedere dag draait een curve
de zon is twaalf uren de stenen zijn vierkante tegels
heel dun en heel lang wordt hij, zijn maag vertakt in de
die de zeemeermin tegen zijn buik wrijft voelt hij de stap
van de juffrouw tegels zijn warm aan zijn blote benen
silhouetten van bomen bewegen
ik ga staan waar ik stond, weer glijden schaduws langs,
mira wordt slang, zwijgend laten we schaduwen bomen
betasten en voelen we niet oneffenheden en druppelen
bomen onze gedachten niet en vervagen figuren van
mijn ogen reageren misschien traag
voor een minuut klinkt alles
voor een minuut zingt klok eeuwigheid
mira is gebroken zonder vrede
de wereld duikelt in berichten voorover en het zweet
van soldaten staat in je schoenen, het lijkt je draagt
een vreemd tijdstelsel in je maag, de schooldeur slaat
weer open en alles gulpt naar buiten, je registreert
je luistert in het kleinste geluid
je zoekt in de kleinste beweging
er klinkt muziek in een regenpijp
| |
| |
| |
VI
zeegeluid schuift een krassend geluid
de wind is boven, zee schuift en krassend is het zoogbeest
ongeprofileerde ogen van mira vragen een gestrengheid
tussen los zand ziet mira een plek stilten
mira ligt en de wind wordt opgetild, strand verduistert
stroken worden breed en weer smal
mira gaat nu in fragmenten gehuld en de zee overvalt
de reikwijdte van menselijke adem spant verhalen
soms wordt er dikwijls gelogen
profeten krijgen dikwijls eenzelfde naam
reikwijdte van adem cirkelt een lang bestaan
krassend beantwoordt de wind het krassend zeegeluid
een huid beweegt je woorden
in iedere naam bestaat weer een naam
de horizon wordt opgetild en water bekleedt dit strand
met weinig woorden en ontbloot het gezicht van mira
de maan voorspelt fragmenten zon en mira vraagt naar de
fragmenten vallen transparant je geheugen binnen
zonder lijnen van een duidelijke herinnering
|
|