Raam. Jaargang 1973
(1973)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Reactie op KraayeveldHet is altijd droevig als je ondanks alle pogingen om duidelijk te zijn, verkeerd begrepen wordt. Dat overkomt mij in Raam 93. Kraayeveld verwijt mij dat ik geen oog heb voor het fictionele of fictieve of niet-referentiële karakter van literatuur, en beroept zich in deze kwestie vooral op Maatje, Literatuurwetenschap. Nu heb ik in mijn artikel die referentiekwestie zoveel mogelijk vermeden (de reden daarvoor volgt hieronder); het was misschien beter geweest het woord helemaal niet te gebruiken. Waar het mij om ging was: iedere roman, hoe ‘fictioneel’ ook, functioneert tegen de achtergrond van de opvattingen van de lezer. Ik heb het dan niet over de manier waarop de afzonderlijke woorden verwijzen, maar over het ‘verwerken’ van de roman als geheel. Vandaar dat ik het voorbeeld van de toekomstroman gebruik: niemand zal toch geloven dat die ‘verwijst’ naar een samenleving die bestaat; ‘maar een dergelijke roman kan alleen maar effect hebben als hij appelleert aan tendenties die in de maatschappij van nu bestaan’, schreef ik. Ik ben het dan ook fundamenteel oneens met Kraayevelds opmerking: ‘Tijdens het leesproces verkeren wij volkomen in de denk-totaliteit die de tekst opbouwt, in een “andere” wereld dus, en wij keren pas terug naar de ons omringende wereld als we het boek neerleggen’. Deze mening is afdoende weerlegd door Sötemann in zijn Structuur van Max Havelaar, blz. 28-32. Op blz. 29 zegt Sötemann over het ‘Toneelspel’ dat aan de Havelaar vooraf gaat: ‘Het Toneelspel is namelijk incompleet, zolang de lezer niet tijdens de lectuur zijn wereldbeeld confronteert en contrasteert met de onmaatschappelijkheid en de valse ethiek van de situatie’. Binnen Kraayevelds opvatting is het onmogelijk het opmerken van ironie te verklaren: daarvoor is immers afstand nemen van de tekst nodig, géén ‘totale overgave’. Ik vermeed het in te gaan op het probleem van de manier waarop de woorden in een literaire tekst verwijzen, omdat ik het artikel van S. de Haan kende, dat nu in Spektator verschijnt (‘Over de grondslagen van de literatuurwetenschap’ in Spektator jrg. 2, blz. 360-396). De Haans artikel is een lange, zeer kritische bespreking van Maatjes uitgangspunten. Hij laat zien dat daar werkelijk helemaal niets van klopt. Maatje heeft bijv, geen enkele kennis genomen van meer recente taalkundige publikaties over het referentie-probleem, en geeft in plaats daarvan een ‘eigen’ theorie (die nergens naar ‘verwijst’). Kraayeveld, die zich veel op Maatje beroept, heeft dus op drijfzand gebouwd. Niet alleen wat deze referentiekwestie betreft. Ook de mening dat er twee opvattingen over wetenschap te vinden zouden zijn in de geciteerde uitspraken van Hempel en De Groot (Kraayeveld, blz. 54-5) is natuurlijk onzin. Het ‘hypothesen stellen’ en ‘het opsporen en formuleren van regelmatigheden’ maken deel uit van hetzelfde proces: de hypotheses zijn nl. niets anders dan veronderstellingen over een mogelijke regelmatigheid. Maar goed, om S. de Haans motto (ontleend aan Popper) te citeren: ‘We can learn from our mistakes’!
Ton Anbeek | |
SeptentrionIn Raam nummer 92, van februari 1973, verscheen een stukje van de heer Jan Bakker over het voorwoord waarmee het eerste nummer van Septentrion, revue de culture néerlandaise in juni 1972 ingeleid werd. Wat de schrijver precies wil met zijn betoog blijft na herhaalde lezing van het stuk nogal wazig, en we zouden het naast ons kunnen | |
[binnenkant achterplat]
| |
neerleggen, was het niet dat de lezers van Raam toch meer verdienen dan onvolledige informatie. Het is op zichzelf al curieus dat de heer Bakker een voorwoord van één pagina bespreekt en verder met geen woord rept over de andere 95 bladzijden van het eerste nummer (met artikels van Malraux over Du Perron, Schillebeeckx over het katholicisme in Nederland, rector Brugmans over ‘Vlamingen’ en ‘Hollanders’, enz.) Die hadden hem nochtans kunnen helpen om het voorwoord, in de veronderstelling dat het niet duidelijk de bedoelingen van de redactie zou vertolken, in een juister daglicht te zien. Nu schuift hij de redactie van Septentrion een paar zaken in de schoenen die uit het bewuste voorwoord niet af te leiden zijn. Mits men het helemaal leest! De heer Bakker schrijft: ‘Het prijzenswaardig doel is: goede informatie verschaffen over de cultuur van het Nederlandse taalgebied.’ Wie het gewraakt voorwoord geheel leest kan constateren dat Septentrion goede informatie wil verschaffen aan frankofonen. Er is duidelijk een andere lezerskring beoogd dan die van het tijdschrift Delta. Mij komt het daarom voor dat de heer Bakker ons verder in zijn stuk wel op zeer wankele gronden ervan beschuldigt Delta te verzwijgen om Septentrion oorspronkelijker te laten lijken. Ik dacht dat de Franse lezer er weinig aan heeft te weten dat er ook nog een Engelstalig blad met dezelfde bedoelingen bestaat. Een tweede keer leest de heer Bakker niet ver genoeg bij de passus over de plicht van elke cultuur: absorberen en uitstralen. Hij meent dat het Nederlandse taalgebied juist wel gekenmerkt werd door culturele absorptie en uitstraling. Had hij die hele alinea uitgelezen, dan had hij gesnapt dat de redactie van Septentrion vooral denkt aan de uitstraling van de eigen, Nederlandse cultuur (en niet aan de uitstraling vanuit Nederland van andere culturen, zoals in het geval van Descartes of Rousseau). Wij zijn de mening toegedaan dat de Nederlanden nog andere culturele waarden aan het buitenland te bieden hebben dan hun (inderdaad befaamde) schilderskunst. Laat de heer Bakker maar eens in het buitenland een steekproef doen naar die andere culturele waarden, dan zal hij zich wellicht ook de vraag gaan stellen of er voldoende inspanningen gedaan werden voor hun uitstraling. Laat me tenslotte nog meedelen dat de heer Bakker een derde keer niet ver genoeg gelezen heeft, en dit op pagina twee van het bewuste eerste nummer. Anders had hij in zijn stuk prof. dr. Van Mechelen niet ‘een landgenoot van de Septentrion-redactie’ genoemd. Die redactie is namelijk internationaal, zodat de heer Bakker schijnt te geloven dat de voormalige Belgische minister van Nederlandse Cultuur over een hele collectie nationaliteiten beschikt. Dit zijn een paar zaken die ik terwille van de waarheid toch meende te moeten recht-zetten tegenover de lezers van Raam.
Jan DELOOF Redacteur van Septentrion en Ons Erfdeel. |
|