Eldert Willems
Kroniek van de poëzie - 1
Nieuw-realistische Varianten
In het Vlaamse tijdschrift Kreatief (nr. 43, 1970) publiceerde redacteur Lionel Deflo de antwoorden van negen dichters op vragen over het nieuw-realisme in Vlaanderen, met een keuze uit hun gedichten. Het nummer lokte veel reacties uit en was spoedig niet meer te krijgen.
Nu heeft Deflo een heruitgave van dit nummer in boekvorm doen verschijnen onder de titel Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen. Een dokumentaire bloemlezing (Orion, Desclée de Brouwer, 1972). Het boek bevat de reeds eerder gepubliceerde commentaren van de dichters Roland Jooris, Patricia Lasoen, Daniel van Ryssel, Jan Vanriet, Gerd Segers, Herman De Coninck, Luuk Wenseleers, Stefaan van den Bremt, Hedwig Verlinde, een nieuwe keuze van gedichten, en een voorwoord en ‘situatieschets’ van de hand van de samensteller.
In de situatieschets geeft Deflo een aantal karakteristieken van de nieuw-realistische Vlaamse poëzie, als eigentijds fenomeen en in relatie tot vergelijkbare stromingen in Nederland (Gard Sivik, Barbarber) en de Angelsaksische landen (Liverpool-dichters, W.C. Williams, pop-art e.d.).
Hij baseert zich bij zijn uitspraken over de ‘eigenheid van de Vlaamse NRP’ op de commentaren van de negen dichters en op, zoals hij meedeelt, ‘nieuwe bevindingen’. Aan de ene kant is de analyse van Deflo verslaggeving van een literair onderzoek, aan de andere kant, omdat de verslaggever zich bij de keuze van citaten door persoonlijke voorkeur laat leiden en eigen ‘bevindingen’ inlast, een interpretatie die voor rekening komt van haar auteur. De situatieschets is daardoor een niet ondubbelzinnige tekst: ze geeft veel informatie en is aldus inderdaad documentair, maar ze is tevens, door de wijze waarop de karakteristieken van de Vlaamse nieuw-realistische poëzie geregisseerd worden, een persoonlijke stellingname.
Deflo heeft een ‘scherpstelling’ nagestreefd. Een aantal zaken zijn door hem op hanteerbare formules gebracht en worden in spitse Zinnetjes, waarvan de attentiewaarde gegarandeerd is, uitgestald. Omdat die sweeping statements vaak worden aangeboden als algemene kenmerken van de Vlaamse nieuw-realistische poëzie is het nodig om zich af te vragen in hoeverre ze representatief zijn voor de meningen van de andere in de bundel opgenomen auteurs.
In hoeverre treedt Deflo op als documentalist, dan wel neemt hij als scherpsteller het initiatief?
Dat geldt b.v. voor de verhouding tussen nieuw-realistische en andere literaire stromingen. Volgens Deflo is een algemene eigenschap van NRP dat ze zich principieel afzet tegen:
‘het modderbad van de hermetiek en de mystifikatie’,
‘de overwegend esoterische beeldenrage van de eksperimentele 50-gers-generatie en de pseudo-diepzinnige akrobatieën van het welig tierende en beuzelkramende epigonendom’, ‘verbale kompleksiteit, verheven metaforiek en verhullende transcendentie’.
Met ‘Taalakrobaten’, ‘Diepe Belijders’ en ‘Groot-Mogols van het Woord’ maakt NRP korte metten.
Zo'n voorstelling van zaken dient evenwel als een stukje regie van de samensteller de geschiedenis in te gaan, zoals blijkt uit de volgende teksten van nieuw-realistische dichters uit hetzelfde boek. Zegt Jan Vanriet: ‘Reaktie tegen de 50-ers? Wel nee, ik geloof overigens dat dit niet veel zin zou hebben. Velen onder hen hebben trouwens hun stellingen herzien. (....) Ter illustratie: Het moet in de toekomst worden vermeden dat men de Nieuwe Poëzie opvat als protest tegen de 50-ers. De Nieuwe Poëzie zet zich niet af tegen de geschiedenis, maar maakt geschiede-