| |
| |
| |
Carlos Drummond de Andrade
Gedichten
Midden op de weg
Midden op de weg lag een steen
er lag een steen midden op de weg
midden op de weg lag een steen.
Nooit zal ik deze gebeurtenis
in het leven van mijn zo vermoeide netvliezen vergeten.
Nooit zal ik vergeten dat er midden op de weg
er lag een steen midden op de weg
midden op de weg lag een steen.
| |
De os
O eenzaamheid van de os op het veld,
o eenzaamheid van de mens in de straat!
Temidden van auto's, tremen, telefoons,
temidden van kreten, de diepe verlatenheid.
O eenzaamheid van de os op het veld,
o de miljoenen die lijden zonder een vloek te slaken!
Of het dag is of nacht maakt geen verschil,
de duisternis breekt met de dageraad.
O eenzaamheid van de os op het veld,
mensen die in stilte ineenkrimpen!
De stad is onverklaarbaar
en de huizen hebben geen enkele betekenis.
O eenzaamheid van de os op het veld!
Het spookschip gaat in stilte
voorbij in de drukke straat.
O als er een storm van liefde zou opsteken!
De handen ineen, het leven gered...
Maar het weer is bestendig. De os is alleen.
Op het reusachtige veld: de boortoren.
| |
| |
| |
Bedevaart
De pelgrims beklimmen de helling
zij beklimmen de heuvel die leidt naar God
en laten op de weg hun zonden achter.
De klokken luiden en roepen de pelgrims:
Komt en reinigt u van uw zonden.
Wij zijn al rein, klok, dank je wel,
maar wij brengen bloemen, gaven en gebeden.
De processie komt aan op de top van de heuvel.
Een melaatse in een koorhemd heft het vaandel.
De dijen der vrouwen dartelen in de wind.
De mannen zingen, zingen zonder ophouden.
Jezus, door smart gekweld, sterft aan het kruishout.
Het is zo heet, er is zoveel rumoer.
In de ogen van de heilige vloeit bloed.
Niemand merkt het, het is een feestdag.
Op het kerkplein is rum en koffie,
er zijn beelden, mirakels, kaarten, sigaretten
en een reusachtige zon die het stof
van de wonden en het stof van de krukken verguldt.
Lieve Jezus, gij die almachtig zijt.
nederig vraag ik u om een gunst.
Genees mij, o Heer, niet van deze melaatsheid,
maar van mijn liefde die door niemand beantwoord wordt.
O mijn Heer en Meester, geef mij geld
veel geld zodat ik datgene kan kopen
wat duur is, maar aangenaam
en wat in mijn dorp niemand bezit.
| |
| |
Jezus, mijn Heer, aan het kruis genageld,
geef mij de moed om iemand te doden
iemand die mij dag en nacht het leven vergalt
en die het hof maakt aan zijn vrouw.
Jezus, Jezus, heb medelijden met mij.
Ik ben een dief, maar ik ben niet slecht.
Waarom ze mij achtervolgen, kan ik niet zeggen.
O Jezus, mijn heiland, ik wil niet in de gevangenis.
De pelgrims smeken met hun ogen,
smeken met hun mond, smeken met hun handen.
Jezus die vermoeid is van zoveel smeekbeden
slaapt en droomt van een andere mensheid.
| |
| |
| |
De heks
met zijn twee miljoen inwoners
ben ik alleen in mijn kamer,
ben ik alleen in Amerika.
Zojuist nog duidde een geluid
Zeker, het is geen menselijk leven,
maar niettemin leven. Ik voel de heks
gevangen in de kring van licht.
En zoveel had ik niet nodig...
Ik had enkel een vriend nodig,
een van die zwijgzame, gereserveerde vrienden
die gedichten van Horatius lezen
maar in het geheim het leven,
de liefde, het vlees beïnvloeden.
Ik ben alleen, ik heb geen vriend,
En ik had niet zoveel nodig
Ik had enkel een vrouw nodig
die op dit moment zou binnenkomen
om mijn genegenheid te ontvangen
en die dit moment van waanzinnige liefde
van de vernietiging wil redden.
Hoeveel vrouwen onder die twee miljoen inwoners,
die in aanmerking zouden komen
ondervragen zichzelf niet in de spiegel
| |
| |
en brengen de verloren tijd door
heen en weer lopend tot de morgen komt
en melk, de krant en rust brengt.
Maar hoe kan ik in dit lege uur
Ik heb zoveel tere woorden,
ik ken de stemmen der dieren,
ik ken de heftigste kussen,
ik heb gereisd, gevochten, geleerd.
Ik ben omringd door ogen,
door handen, hartstochten, verzoeken.
Maar als ik probeer in contact te treden
en een vreselijke eenzaamheid.
Vrienden, luister naar mij!
Deze onrustige aanwezigheid
die de nacht wil verscheuren
is niet eenvoudig de heks
Maar veeleer de bekentenis
die door een man wordt uitgeademd.
| |
| |
| |
Dageraad
De dichter zat dronken in een tram
De dag brak aan achter de tuinen
De vrolijke pensions sliepen zeer droevig
Ook de huizen waren dronken.
Niemand wist dat de wereld ten einde liep
(enkel een kind merkte het, maar zweeg),
dat de wereld zou eindigen om 7.45
Laatste gedachten! laatste telegrammen!
José die de voornaamwoorden uit zijn hoofd leerde,
Helena die veel van mannen hield,
Sebastiao die zichzelf te gronde richtte,
scheepten zich in voor de eeuwigheid.
De dichter is dronken, maar
hij hoort een oproep in de dageraad:
Zullen we samen gaan dansen
tussen de tram en de bomen?
tussen de tram en de bomen!
hoewel er geen muziek is!
met een zeer grote spontaniteit.
Hoe wonderbaar is de liefde
(de liefde en andere produkten).
| |
| |
| |
Pathetisch gedicht
Wat voor geluid is dat op de trap?
Het is de liefde die ten einde loopt,
het is de man die de deur heeft gesloten
en zich heeft opgehangen aan de gordijnen.
Wat voor geluid is dat op de trap?
Het is Guiomar die zijn ogen sloot
en luidruchtig zijn neus heeft gesnoten.
Het is de roerloze maan op het bestek
en de borden die glanzen in de provisiekast.
Wat voor geluid is dat op de trap?
Het is het druppelen van de kraan,
het is de onhoorbare klacht
van iemand die verloren heeft bij het spel
terwijl de muziek van het orkest
Wat voor geluid is dat op de trap?
Het is de maagd met een trombone,
de bisschop met een belletje
en iemand die het geluid verstikt
dat opspringt van mijn hart.
| |
| |
| |
Geheim
Poëzie is niet mededeelbaar
Blijf gebukt in je hoek zitten
Ik hoor zeggen dat er geschoten wordt
binnen het bereik van ons lichaam.
Is het een revolutie? is het de liefde?
Alles is mogelijk, alleen ik ben onmogelijk
De zee stroomt over van vissen
Er zijn mensen die op de zee lopen
alsof zij op straat liepen.
Ik vermoed dat een engel van vuur
het gezicht van de aarde heeft schoongeveegd
| |
| |
| |
Bekentenis van de man uit Itabira
Enkele jaren woonde ik in Itabira.
Allereerst ben ik in Itabira geboren
Daarom ben ik droevig en trots: van ijzer.
Negentig procent ijzer in de straten.
Tachtig procent ijzer in de zielen
En deze vervreemding van wat poreus en mededeelzaam is in het leven.
De wil om lief te hebben die mijn werk verlamt,
komt van Itabira, van zijn witte nachten, zonder vrouwen en zonder horizonten
En de gewoonte om te lijden die mij zoveel afleiding geeft
is de zoete erfenis uit Itabira.
Uit Itabira heb ik diverse geschenken meegebracht die ik je nu aanbied:
deze Sint Benedictus van de oude heiligenbeeldmaker Alfredo Duval;
deze tapirhuid uitgespreid over de divan in de salon;
deze trots, dit gebogen hoofd...
Eens had ik goud, vee, plantages
Nu ben ik een staatsambtenaar
Itabira is nog slechts een foto aan de muur
Maar hoe pijnlijk is het!
| |
| |
| |
Herinnering aan de oude wereld
Clara wandelde in de tuin met de kinderen
De hemel was groen boven het grasperk,
het water was goudkleurig onder de bruggen,
andere elementen waren blauw, rose, oranje,
een politieagent glimlachte, er gingen rijwielen voorbij,
een meisje stapte op het grasperk om een vogel te pakken,
de hele wereld, Duitsland, China, alles lag vredig rondom Clara
De kinderen keken naar de hemel: het was niet verboden
Mond, neus, ogen waren geopend. Er was geen gevaar
De gevaren die Clara vreesde waren griep, hitte, insecten
Clara was bang de tram van 11 uur te missen,
zij wachtte op brieven die te laat arriveerden,
zij kon niet altijd een nieuwe jurk dragen. Maar zij
wandelde 's morgens in de tuin!!!
In die tijd waren er tuinen, waren er morgens!!!
| |
| |
| |
Droefheid in de hemel
Ook in de hemel is er een droefgeestig uur
Een moeilijk uur waarin twijfel de zielen doordringt
Waarom heb ik de wereld gemaakt? vraagt God zich af
en antwoordt zichzelf: Ik weet het niet
De engelen kijken hem vol afkeuring aan
Alle hypothesen: genade, eeuwigheid, liefde
vallen. Het zijn slechts veren
Nog een veer en de hemel verdwijnt
Zo vredig dat geen enkel gekraak
het moment aankondigt tussen alles en niets
| |
| |
| |
Kennis van Jorge de Lima
Het was de negerin Fulö die ons riep
uit haar zwarte tuin. En het waren trompetten,
psalmen, vurige wagens, het mompelen
van God tot zijn uitverkorenen, het waren
zuivere liederen van wasvrouwen bij de bron,
het was de bron zelf, het waren emanaties
vol heimwee van de kindsheid en de toekomst,
het was een Portugese kreet gesmoord in suikerriet.
Het was het stromen van essenties en het waren vormen
ontdaan van aardse kleur en rondom de mens,
het was de uitvinding van de liefde in het atoomtijdperk,
de mythische en lunaire wachtkamer
(poëzie van voor het licht en erna),
het was Jorge de Lima en het waren zijn engelen.
| |
| |
| |
Troost aan het strand
Je kinderjaren zijn verloren
Maar het leven is niet verloren
De eerste liefde is voorbij
De tweede liefde is voorbij
De derde liefde is voorbij
Maar het hart gaat verder
Je hebt je beste vriend verloren
Je hebt geen enkele reis ondernomen
Je hebt geen huis, geen schip, geen land
Door een paar harde woorden,
op kalme toon gesproken, ben je gekwetst
Nooit, nimmer, zal de wond genezen
Maar waar blijft de humor?
Er komt geen eind aan het onrecht
In de schaduw van deze verkeerde wereld
heb je een verlegen protest gemompeld
Maar er zullen anderen komen
Alles wel beschouwd, zou je beter
meteen in het water kunnen springen
Je ligt naakt op het zand, in de wind...
| |
| |
| |
Zijn
De zoon die ik niet verwekt heb
Zonder vlees, zonder naam
in een ontmoeting van wolken
Hij leunt op mijn schouder
je hebt mij niet opgemerkt
(van verre, voorbij de liefde)
De zoon die ik niet verwekt heb
|
|