Urias Nooteboom
Redding door verbalisering
Fragment van een gesprek met Yves Huon de Kermadec
Wanneer begon je met schrijven en wàt schreef je toen?
Twaalf jaar geleden. Ik begon te schrijven om mijn eenzaamheid te doorbreken, om mezelf - juist aan mezelf - te verklaren, om mezelf toe te spreken ook. Schrijven bood me daartoe op een overtuigende manier de kans dan mogelijk was door mijn permanente ‘dialogue interieur’. Toch moest ik aangeduwd worden door de buitenwacht. Hans Witte dwong me en ik gehoorzaamde maar al te graag.
Ik was bang voor de eenzaamheid en raak nog steeds bij alleen-zijn volstrekt gedemoniseerd, als ik geen serieuze poging onderneem aan mijn angst vorm te geven. Ik red mezelf door verbalisering.
Het begon met korte vertellingen. Uiterst chaotische toestanden, die op Rabelaisiaanse wijze aan zichzelf ten onder gingen. Er zijn alleen kadavers van over, maar ook zijn er natuurlijk passages, die bruikbare aanzetten bevatten.
De rommeligheid van de eerste brouwsels had wel een functie: die van tegenwicht tegen de uiterst strikte discipline, welke ik in acht had te nemen tijdens mijn filosofie-colleges in de Benedictijnerabdij in Slangenburg.
Toch is voor het schrijven van een roman discipline nodig. Dacht je destijds aan een andere functie van je schrijverij dan de strikt therapeutische?
De ‘mesure’ en de ‘controle’ kwamen later, toen het schrijven een probleem begon te worden en niet meer de oplossing was van een ander probleem. De inkt fungeerde niet meer alleen als alcohol of als tegengif tegen de filosofisch-theologische drankjes, die me soms zwaar op de maag lagen. En bovendien: Hans Witte had me dan tot schrijven gebracht; hij bracht me ook tot wanhoop door zijn kritiek, gelukkig.
Over inkt gesproken; begon je, toen je het schrijven eenmaal als een vak - met specifieke problemen en methoden - zag, onmiddellijk met de conceptie van Monsieur Encre?
Neen, Monsieur Encre is niet het eerste complete manuscript dat ik maakte, al is het wel het eerst gepubliceerde. Eerder was er Le Vieux Dieu Storge. Het verschijnt binnenkort onder de titel Le Vieux Dieu, want de uitgever, Robert Morel, voelt niet zo voor de geslachtsnaam van deze oude god. Storge klinkt Scandinavisch, hetgeen zij als Breton wellicht behaagt, maar bij meer latijnse Fransen misschien verkeerde associaties opwekt: stugge romans over het stugge noordse liefdesleven enzo. De Parijse uitgever aan wie ik het manuscript lang geleden eens heb aangeboden had heel andere bezwaren. Hij durfde een dergelijk manuscript met zoveel erotiek, die niet wordt gerechtvaardigd door psychologische observatie, maatschappijkritiek of fijn libertijns moralisme, niet te publiceren.
De titel blijft mij erg deugdzaam in de oren klinken. Wij in Nederland hebben ook ons degelijk deel gehad van de Noorse trilogieën. Een soort langademige sprakeloosheid. Help me voor een juister inzicht in Storge eens een beetje van Gullbranssen vandaan.
Storge is Noorse sage. Het is filosofie verprimitiviseerd naar de oude Edda. Ik zocht naar een ultieme beleving van de situatie, waarin het schrijven je kan verplaatsen: de mogelijkheid je uit de kring der levenden te begeven naar een ander domein; de grenzen van de zeer begrensde mogelijkheden over naar daar waar je creatief kunt zijn. Maar de theorie, die ik dan maar transgressionisme noem - en die ik in het werk van verschillende vrienden eigenaardig genoeg beaamd vind - komt straks wel, als je met de lastige principiële vragen begint.