| |
| |
| |
G. Mazurel
De Hopvrouw
Hij hoeft niet lang te zoeken naar de flat. U rijdt maar rechtdoor en dan ziet U op een gegeven moment een groot gebouw boven de huizen uitsteken - daar is het, hebben ze gezegd. Hij gaat naar boven met de lift, zevenhoog, maar ze is niet thuis. Heeft ze zijn briefje niet ontvangen, of wil ze niet komen? Hij loopt langzaam de trappen af en probeert een berekening te maken. Als ze om half een klaar is met werken moet ze misschien een bus nemen naar het station en daar overstappen op een andere bus. Hij zal maar wachten bij de bushalte en haar opvangen als ze nog komt. Ik wacht tot drie uur en geen minuut langer, denkt hij.
Er stopt een bus, maar er komt alleen een oude vrouw uit. Dat kan ze niet zijn. Hij probeert zich haar gezicht vijftien jaar ouder voor te stellen. Ze moet nu midden dertig zijn. Als ik mijn ogen dichtdoe zie ik hoe je toen was, ik zal het beeld vasthouden en langzaam lijnen over je voorhoofd trekken, ik zal je wangen laten uitbollen en in je nek plooien maken. Is dat jouw gezicht van nu? Misschien zal ik je alleen aan je ogen herkennen - grijs met groene vlekjes. Om je pupillen is een donker randje, zoals bij sommige vogels. Ze leken op die van een duif die we thuis hadden. Die hebben we later opgegeten en de kop lag in de vuilnisbak. We eten het lichaam van Linda, maar op de derde dag zal ze verrijzen volgens de schriften, maar dat zie ik niet. Ik drukte mijn knie tegen je dij en keek hoe je langzaam een vleugel ontleedde met een mes dat als gewoonlijk te bot was. U moet die messen toch eens laten slijpen, misschien helpt het, zei ik tegen mijn moeder.
Bij de bushalte leunt hij tegen een lantaarnpaal en kijkt omhoog naar de flat.
Hij telt de verdiepingen van beneden naar boven, zevenhoog, daar helemaal links, waar die schemerlamp midden voor het raam staat, moet haar kamer zijn. Acht woonlagen boven elkaar en veertig naast elkaar, dat maakt 320 gezinnen, of alleenstaande vrouwen, of idem zoveel gezinnen en zoveel alleenstaande vrouwen. Er zullen ook wel alleenstaande mannen bij zijn. De alleenstaande Linda ontmoet in de lift de alleenstaande Piet of Gerrit en op zekere dag zijn ze niet meer alleenstaand, maar gaan ze samen door het leven. Een van beide flats kan dan weer verhuurd worden aan een nieuwe alleenstaande, die in de lift een andere alleenstaande ontmoet. Stairway to paradise.
Onder de flat bevinden zich winkels en supermarkten. De mensen gaan met de lift naar beneden, hebben onderweg verrassende ontmoetingen met alleenstaanden en gehuwden, en zwermen uit over het plein voor de flat. Het is er druk op het ogenblik. De meeste mensen groeten elkaar, een wereldje apart. Zouden al die mensen elkaar kennen, vraagt hij zich af, en zo nee, waaraan zien we dan
| |
| |
wie tot de flatgemeenschap behoort en wie niet. Misschien wisselen ze geheime tekens uit die alleen aan ingewijden bekend zijn, of ze dragen een insigne, de mannen onder hun rever en de vrouwen op hun beha - de houder van dit kenteken is verplicht het op verzoek te tonen. Voor de boekwinkel pakt een man een krant uit een mandje en steekt zijn hand op naar de man achter de toonbank, die ook zijn hand opsteekt. Een begrijpelijk teken. Klaas, ik pik een krant mee jongen, zaterdag rekenen we af. Begrepen Nelis en tot ziens.
Over en uit. Wat zou er gebeuren als hij ook een krant meepakte en zijn hand opstak. Vermoedelijk raakt dan de flatgemeenschap in verwarring en komen ze aan hem ruiken of hij de lucht van de flat bij zich heeft, waarna ze hem woedend verscheuren.
In haar flat beweegt nog niets. Er is weer een bus voorbijgekomen die niet eens stopte. Hij loopt naar zijn auto die achter de flat geparkeerd staat en zoekt naar een pakje sigaretten, maar ze zijn er niet. De man in de winkel is niet verbaasd als hij om een pakje Caballero vraagt; vermoedelijk is het niet tegen de regels van de flat als hij aan vreemden verkoopt. Er zijn vast flatbewoners, die relaties onderhouden met mensen van elders. Familieleden of minnaars.
Er gaan twee mannen samen de lift in, bewoners, vrienden of minnaars?
Driehonderdtwintig woningen met een gemiddelde gezinsgrootte van 4 = 1280 personen. Als het waar is dat 5 procent van de bevolking homosexueel is dan volgt daaruit dat in deze flat 64 homosexuelen wonen. Helemaal klopt dat natuurlijk nooit.
Als hij opnieuw naar de bushalte toeloopt stopt er juist weer een bus. Er stappen drie vrouwen uit en een man met een gitaar. De vrouwen horen bij elkaar en gaan gearmd een andere kant uit. Ze is er dus niet. De man kijkt hem strak aan als hij langsloopt en verdwijnt in de flat. Hij leunt weer tegen de lantaarnspaal en besluit nog één bus af te wachten.
Waarom kom je niet? De laatste keer dat ik je zag reed je me op de fiets tegemoet. Je knieën kwamen onder je rok vandaan en ik zag de randen van de kousen, maar je trok je rok niet naar beneden zoals anders. Als ik met je fietste zat je om de paar minuten aan je rok te trekken, het gewoontegebaar van alle meisjes in die jaren. Er waren toen klemmen in de handel waarmee je een rok aan het fietsframe kon vastknijpen, maar het werd geen succes, want als je bij het afstappen de klem vergat bleef er een stuk jurk aan de fiets hangen. Ik plaagde je er wel eens mee, je bent een grote trut zei ik. Ik keek die dag naar je knieën en dijen, maar je deed niets, vermoedelijk met opzet. De weg naar het hart gaat via de geslachtsorganen is een moderne stelregel,
| |
| |
maar broeders en zusters in Christus, hoe deerlijk vergist men zich. Dat zei een pater op een vormingsavond voor verloofden. Ik moest eraan denken toen je op me toe kwam fietsen, je fietste bijna helemaal niet meer, dadelijk valt ze om, maar ik groette nonchalant en liep door. Een paar honderd meter verder realiseerde ik me opeens dat je jarig was. Wat had je je daarvan voorgesteld?
Verzoening op je verjaardag, het weer inwisselen van de verlovingsringen, het mooiste geschenk van allemaal, een trieste dag die toch nog blij eindigde, teruggevoerd in de familiekring, de preek van je moeder, als het nog één keer gebeurt is het maar beter enz. enz., je vader die zou zeggen: Gerard, wat zou je denken van een partijtje bridge?
Er komen geen bussen meer, het spitsuur is voorbij. Hij moest maar naar huis gaan, ze heeft gelijk, wat voor zin heeft het na vijftien jaar. Dan ziet hij dat de balcondeur van haar flat openstaat. Ze moet dus zojuist thuisgekomen zijn, misschien heeft ze een auto of een scooter. Ze heeft dus toch de middag vrij genomen om hem te zien. Met snelle stappen loopt hij naar de flat. We zijn vijftien jaar ouder geworden, Linda, maar laten we voor één uur de klok terugzetten. Als ik in de spiegel kijk zie ik hetzelfde gezicht dat ik altijd gekend heb, maar op een foto van jaren geleden zie ik het verschil wel degelijk. Ik heb groeven om mijn mond en zelfs mijn ogen zijn oud geworden. Vroeger keek ik als een padvinder, die meent dat hij het goede spoor elk moment kan ontdekken en er iets voor wil dóén; nu kijk ik als een hopman, die het pad kent, maar het niet meer de moeite waard vindt. En jij, ben je een oude hopvrouw geworden, of hoe zo'n mens mag heten?
Hij is bang voor de antwoorden, maar hij moet de lift binnengaan, ze wacht immers op hem. Op weg naar boven voelt hij een knagend gevoel van opwinding in zijn maagholte, het gevoel van jaren geleden toen hij veelvuldig examen placht te doen of op sollicitatiebezoek ging. Maar bij jou heb ik al vijftien jaar geleden examen gedaan en ook kom ik nergens naar solliciteren, al zal je vermoedelijk denken van wel. Voor de deur blijft hij even staan, hij kan nog terug, maar dan belt hij aan.
Het is niet Linda die opendoet maar de gitarist die hij uit de bus heeft zien komen en die hem oplettend heeft aangekeken. Hij schrikt, deze complicatie heeft hij niet voorzien, visioen van de jaloerse echtgenoot, als hij begint te vechten moet ik hem in één keer hard raken. Pardon, ik geloof dat ik verkeerd ben, zegt hij.
De man heeft een zenuwengrijns op zijn gezicht. Nee nee, U bent helemaal niet verkeerd, komt U gerust binnen, dan kunnen we meteen een en ander
| |
| |
rechtzetten, of woorden van gelijke strekking.
Het heeft geen zin terug te gaan. Het spijt me, ik wist niet dat Linda getrouwd is, zegt hij.
Ik geloof dat er nog meer dingen zijn die U niet weet, maar gaat U zitten.
Hoe is Uw naam?
Hij antwoordt niet en gaat bij het raam zitten. De kamer heeft een tapijt van vierkantjes van papiertouw, het kan ook cocos zijn, een boekenkast van losse stenen en stukken meubelplaat, tafel, stoelen, een lamp die hij al eens gezien heeft, die stond vroeger bij haar moeder, en tegenover de lamp een kastje, zoals ze vroeger op slaapkamers hadden - het is en blijft een slaapkamerkastje, al staat er een foto van de man op, met gitaar.
Hij krijgt een sigaret en het volgend uur praten ze, met horten en stoten en lange pauzes. Soms, om de stilte te breken, praten ze over de voorwerpen aan de muur, of over het uitzicht, maar altijd weer komt het gesprek terug op Linda. Ze heeft dus niet vrijaf genomen en er is niets in de kamer dat aan haar herinnert, zelfs de voorwerpen uit het huis van haar moeder herinneren hem alleen maar aan die moeder. De vraag waar alles om draait: wat wilt U van Linda. Hij kijkt naar de man tegenover hem, die wantrouwig terugkijkt, vermoedelijk is hij bang Linda te verliezen. Zo was ik ook toen ik Linda kende, ik speelde zelf gitaar in die dagen, kom mee naar buiten allemaal dan zoeken wij de wielewielewaal, ergens moet deze man veel op mij lijken. Ik ben niet gekomen voor wat U denkt, zegt hij zwakjes. Hoe maak je een jaloerse echtgenoot duidelijk dat je niet gekomen bent om zijn vrouw te naaien. Het gezichtsveld van de meeste mensen reikt niet verder dan de drie primitieve levensfuncties - vreten, zuipen en naaien en een waarheid is altijd moeilijk te geloven. Maar waarom bent U hier dan? Ja waarom.
Ik kan me je gezicht nauwelijks meer herinneren en er is geen foto van je in de kamer, ik wil opeens niet meer weten hoe je bent, een hopvrouw met een gitarist die op me lijkt, wantrouwig en jaloers, zoals ik vroeger was. Ik zie je lopen tussen de mulomeisjes, je hebt witte kabelkousen aan en je ogen zijn rond en ernstig, ik sloof me nog meer uit dan de andere jongens, maar je ziet me niet. Eeuwen later sta je voor een winkel en als ik moed verzameld heb en terugfiets ben je weg. Weer eeuwen later ben je op een dansavond. Ik verbaas mijn vrienden door over een zaal vol mensen heen naar je te wuiven en je toe te grijnzen, je kijkt terug, verbaasd eerst en dan met de Linda-blik, verlegen en uitnodigend tegelijk. Later dans ik met je en praat en zeg de dolste dingen, verdomme kerel, jij weet de zaak te versieren zeggen mijn
| |
| |
vrienden. Waarmee ik het wel eens ben, maar als ik 's avonds thuiskom is mijn overhemd drijfnat. Je wilde niet dat ik je zoende, maar ik deed het toch, we moesten elkaar eerst beter leren kennen zei je. Bij jou moest alles volgens het boekje. Eerst elkaar goed leren kennen, een diepe waarachtige liefde opbouwen en dan het grote moment: De Kus. Waarna ze elkaar voor eeuwig trouw beloofden en lang en gelukkig leefden.
Maar als mannen onder elkaar, zo verwonderlijk zou het toch niet zijn als U een avontuurtje met Linda wilde hebben, zegt de man met een ongelovige grijnslach, maar in zijn ogen is angst.
Hoe stelt deze man zich dat eigenlijk voor? Dat je na vijftien jaar een huis binnenstapt en zegt: vooruit meid, we gaan naar bed? Hij probeert het te weerleggen, er is geen sprake van dat hij iets van Linda wil, hij wil alleen maar praten.
Maar waarover dan? Over dingen van vroeger.
Als ik me goed herinner praatten we zelden of nooit over de dingen die ons werkelijk bezighielden. Behoorden wij ook tot de mensen die het niet nodig hebben te praten? Als mannen onder elkaar, zei die nieuwe man van je.
Ik was een man dacht ik, want ik had je lichaam verkend. In het begin wilde je helemaal niet, maar langzamerhand werden de grenzen wijder gesteld, alleen dat ene mocht niet. Dan begon je te smeken van nee dat niet, ik wil het zo graag bewaren voor later. Wie wat bewaard heeft wat, leg wat opzij voor later. Ik was een padvinder in die dagen, met idealen en zo, dus deed ik het niet, ook al maakte het me gek. Als je me in m'n gezicht had geslagen zou ik trots op je geweest zijn; dat schaapachtige gesmeek maakte alleen maar dat ik kotsmisselijk werd, van jou en van mezelf.
Linda heeft veel meegemaakt, en ik ook, we gaan binnenkort trouwen weet U, ik ben weduwnaar, en we willen niet dat iemand zich in ons leven mengt.
Begrijpelijke reactie. Toen Linda en ik samen waren mengde zich ook wel eens iemand in ons leven. Ik kende je immers. Als je op mijn schoot kwam zitten om mij te strelen en je ogen heel groot werden, was dat dezelfde blik als waarmee je naar andere mannen keek als je dacht dat ik het niet zag.
De knaap die 's avonds aan kwam bellen, of de man die je thuisbracht toen we ruzie hadden. Het was toch immers uit tussen ons en er is niets gebeurd, alleen een paar kussen, het kon me niets meer schelen, zei ze. Je wou niet zeggen wie die man was en ik drong niet verder aan, ik wist het toch wel, een getrouwde kerel van kantoor. Die man in het ziekenhuis, die achter mijn rug met je lag te flirten, die parachutist waar je je ogen niet van af kon houden, ach zoveel
| |
| |
kerels.
Linda heeft veel meegemaakt, dit is haar zoon, daar achter U, zegt de man.
Hij kijkt om naar de foto in de vensterbank. Een halfbloed jongetje in een zilveren lijstje, met in de hoek een klein fotootje van de man, weer met gitaar. Hij kijkt er beleefd naar, maar het zegt hem niets. Leuke jongen, zegt hij.
Doe maar met me wat je wilt zei je toen ik het voor de eerste keer uitmaakte, het kan me echt niets meer schelen. Mij kon het ook niets meer schelen opeens. Ik mocht met je omgaan omdat ik hard studeerde en een goede positie had, positie klonk beter dan baan of betrekking. Als ik zo en zoveel verdiende mochten we trouwen zei je moeder. Die zei trouwens heel veel in die jaren. Waarom heb je je nooit tegen haar verzet? Of vond je het wel goed zo? Was het dat wat je bij me zocht? Een veilige thuisbasis, iemand die er was als je hem nodig had?
Linda en ik zijn erg gelukkig samen, we willen samen alles vergeten en opnieuw beginnen, ik ben muziekleraar, nee, ik voel me helemaal geen artist, ik moet niets van dat artistiekerige hebben, mijn vorig huwelijk was honderd procent en dit wordt honderdtien procent.
Loffelijk streven. Ik zou ook willen vergeten. Ik studeerde elke avond van half zeven tot half tien, dan met de tram naar huis, om half elf eten en dan naar bed. Zondag na de kerk koffiedrinken bij jou, wat denk je van een partijtje bridge Gerard, de warme maaltijd, de wandeling en 's avonds naar de bioscoop. Mijn vrienden zijn allemaal naar het strand, zei ik. En als de zon ondergaat gaan ze in de duinen liggen scharrelen met meiden, dacht ik erbij. Moeder wil niet dat op zondag iedereen z'n eigen gang gaat, het is hier geen restaurant zegt ze. Dus om drie uur de vermicellisoep, bloemkool met saus en vruchtenpudding na. Sigaartje Gerard, wat denk je van een partijtje bridge Gerard, hè nee Pa, ik wil nu wel eens wandelen met Gerard, dus wandelen. 's Avonds vrijen in de gang. Niet te lang beneden blijven hoor, nee moeder, nee mevrouw. Ik heb geprobeerd je op te voeden, te leren neezeggen, tegen je moeder, tegen kerels op kantoor en meneren zomaar op straat. Voor het geval dat je ruzie had met mij en het je niets meer kon schelen. Ik ben na een ruzie teruggereden om je te zoeken en vond je in de hal van een bioscoop, waar je alleen stond met grote treurige ogen. Ik wilde een trotse, hooghartige meid van je maken, maar het is me niet gelukt. Ik heb het niet goed gedaan en ben voor het examen gezakt. Je had geen klasse, Linda, geen allure en geen gevoel van eigenwaarde.
Een heel verschil met die roodharige boskat die ik kort na jou ontmoette. Als je die te na kwam ratste ze je gezicht open met haar nagels, vertelden mijn
| |
| |
vrienden, maar ik kwam haar niet te na en bij de tweede ontmoeting bood ze zichzelf aan. Ze had veel pijn, maar ze klemde haar benen om mijn rug en hijgde: ik ben van jou, ik ben van jou; later zag ik dat het duinzand onder haar donker was van het bloed. We vochten als tijgers en scholden elkaar de huid vol en elke keer opnieuw moest ik haar temmen, maar als de boog van haar hartstocht brak dan likte ze mijn schouder, verdomme ja, ze likte mijn hals en schouders als een poes en lag zacht te snikken tegen mijn borst, je bent van mij, alleen van mij, en ik van jou. En zo was het ook. Degene die zegt dat mensen die als tijgers vechten ongelukkig zijn, weet niet waarover hij praat. Hij met z'n honderdtien procent en mannen onder elkaar. Die meid had klasse, Linda. Ze is dood.
Wilt U misschien een glaasje seven-up, en neem nog een sigaret, of moet U weg? Hè wat, of ja, graag, zegt hij. Kijken naar de nerveuze vingers van de gitarist, die in de weer zijn met flessen en glazen. Dan zegt hij: Ik hoef nog niet weg, tenzij U mij eruit wilt gooien. De ander verstrakt opeens. Daar zullen we nog maar even mee wachten.
Hij antwoordt niet, het is beter deze man niet te prikkelen, dan hoeft het niet tot een handgemeen te komen. Hij heeft geen zin om te vechten. Vroeger wel.
Hij verlustigde zich in de gedachte dat hij de gezichten van rivalen tot pap zou slaan. Maar die aanleiding heb je me nooit gegeven. Ik was je thuisbasis waar je je veilig voelde en waar je je nooit te ver vandaan waagde. Je bent me vermoedelijk nooit ontrouw geweest, althans niet in de geijkte betekenis van het woord. Maar hoe stond het met je gedachten, en met je fantasieën, als je je 's avonds in bed lag te bevredigen, nadat je je door mij had laten opvrijen? In je gedachten was je me duizenden keren ontrouw, ik wist het en jij wist dat ik het wist. Zo voelde ik het en het vrat aan me, het was geen zeker weten zoals nu, maar intuïtie, vermoedens, vage aanwijzingen, afgewisseld met vertrouwen en hoop, want ik was een padvinder. Ik heb ertegen gevochten, ruzie met je gemaakt, je moedwillig gekwetst en tenslotte liet ik het afweten. Ik dacht dat ik voor de keus stond om met of zonder jou ongelukkig te worden. Ik heb de tweede weg gekozen, ongelukkig zonder jou, de tekst van een onbenullig liedje, maar in die tijd voelde ik het toch zo. Het viel achteraf wel mee, een vage bitterheid, die als een film over je ziel blijft liggen, meer niet. Plus een paar vragen.
Hij presenteert de man een sigaret en praat over de keuze van toen. Het was niet zozeer een kwestie van niet willen, maar van niet kunnen, een gebrek aan hoop en vertrouwen. Gebrekkige woorden, maar de ander is opeens niet langer de
| |
| |
jaloerse echtgenoot, maar lijkt opgelucht.
O, maar dan hield U niet genoeg van Linda. U hield alleen maar op een egoïstische manier van haar!
Misschien, want wie is in staat zijn gevoelens te peilen. Wist ik het maar, het is een van de vragen die me al jaren bezighouden. Misschien heb ik alleen maar getwijfeld aan mijn eigen vermogens. Misschien heb ik mezelf onderschat en is alle rottigheid die je hebt meegemaakt mijn schuld. Misschien heb ik me alles verbeeld en was je de meest trouwe, meest schuldeloze ziel die op Gods aardbodem rondliep, het slachtoffer van mijn perfide verbeelding. Wat was ik: een stomme hufter, die zich met open ogen liet belazeren, of een jaloerse gek, die medeplichtig is aan jouw ongeluk. Je hebt veel meegemaakt. Je hebt op schepen gevaren, rondgezworven in binnen- en buitenland en je hebt ongetwijfeld vele malen ja gezegd, omdat je geen nee kon zeggen. Je hebt je een paar jaar geleden een kind laten maken door een kleurling en nu heb je een nieuwe man en vader van je kind. Als thuisbasis. Je bent er vanmiddag niet, omdat je nooit ver buiten de basis gaat. Nu ben ik het die je zekerheid bedreigt. Linda is U helemaal vergeten en ik ben alles voor haar, zij denkt dat God het zo gewild heeft.
O juist ja, zegt hij, Linda was altijd al erg religieus. Dat hij alles voor je is geloof ik, maar dat je mij vergeten bent is een leugen. Aan wie denk je op dit moment, Linda?
Opeens realiseert hij zich dat de man zijn naam niet blijkt te kennen. Hoe is Uw naam, heeft hij aan het begin gevraagd. Misschien weet ze helemaal niet dat hij hier is, heeft hij het briefje onderschept en speelt hij hoog spel om haar te behouden. Of misschien durfde hij haar niet te vragen wie ik ben, wat ik voor haar betekende, precies zoals ik deed lang geleden, ik drong ook nooit aan. Het kan hem niet meer schelen. De man lijkt sympathiek en heeft ongetwijfeld het beste met haar voor. Deze man heeft de moed de eerste weg te kiezen, hij trouwt met Linda, die veel heeft meegemaakt, de Linda met het kindje, waarvan niemand zal geloven dat het van hem is. Maar hij trouwt de Linda van nu, de hopvrouw, die best nog acht kinderen kan krijgen, terwijl ik met de Linda van toen moest trouwen - de Linda met de dansende borsten en de verlegen, uitnodigende glimlach, die iedere man het gevoel gaf dat hij zijn jas moest uittrekken om beschermend over haar schouders te leggen, hetgeen onvermijdelijk leidde tot het verlangen zich van zijn pantalon te ontdoen.
De sfeer van vijandigheid is opgelost. Ik ga koffie zetten, doet U mee? En vertel nog eens iets over Linda van vroeger.
| |
| |
Moet hij hem alles vertellen, wat hij toen dacht en voelde, zodat hij haar gaat wantrouwen? We waren allebei onvolwassen toen, ze zal erg veranderd zijn en het niet verdienen gewantrouwd te worden. Als ze het verdient zal het wantrouwen vanzelf komen, ook zonder hem. Of is het er al?
Hij kijkt naar de man. Hij heeft smalle, ietwat gebogen schouders en het gezicht van iemand die gewend is zorgen te dragen. Linda is in goede handen.
Hij voelt zich opgelucht opeens. U zult van mij geen last meer hebben, dat beloof ik. Ik ben blij voor Linda en ik hoop dat jullie gelukkig zullen worden zegt hij.
De man kijkt hem onderzoekend aan, zich afvragend of hij het meent.
Ik had U liever onder andere omstandigheden ontmoet, maar wie weet lopen we elkaar nog eens tegen het lijf, ik zou het leuk vinden om dan samen een borrel te drinken, vervolgt hij. Beleefdheidsfrasen van mensen, die na een vluchtig contact ieder huns weegs gaan, maar hij meent het.
Mag het ook iets anders zijn, ik ben niet zo'n drankorgel, zegt de ander.
Waarom zegt hij het zo vlug, met zo'n vreemde beslistheid in zijn stem.
O.K., dan wat anders, antwoordt hij. Wat is er met die man? Hij voelde zich geen artist zei hij, alsof hij artisten haatte. Hij is na de dood van zijn vrouw zwaar aan de drank en speelt in een of andere obscure bar, waar hij Linda ontmoet, die in het leven is om geld te verdienen voor het onderhoud van haar kindje, hij haalt haar eruit, vindt een baantje als muziekonderwijzer en samen beginnen zij opnieuw, twee door het leed gelouterde mensen, die met een sterk licht in de ogen aan een nieuwe toekomst bouwen. Stomme fantasieën. Er zijn tijden dat hij zichezlf belachelijk vindt. Altijd verhalen om mensen willen weven, die vaak nog blijken te kloppen ook, maar daarom juist.
Ze drinken koffie en dan schudden ze elkaar de hand. Doe haar de groeten, en nogmaals het allerbeste, zegt hij. Ze lopen samen naar de deur. O ja, hoe was Uw naam ook alweer, vraagt de man. Opnieuw diezelfde vraag.
Als hij later in zijn auto zit en over de rijksweg raast, bemerkt hij opeens dat hij zit te neuriën.
|
|