Raam. Jaargang 1970(1970)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Karel Bostoen Gedichten Van alle tijden voorbereid Ik voel mij goed dank u, dus. Ik blaak van gezondheid Het gaat mij naar den vleze Mijn pad loopt zelfs helemaal over rozen. Er zijn van die mensen die alsmaar hopelozen en hulpelozen tegenkomen: Robbie van Tricht uit Nieuw Nickerie die sinds drie dagen niet at, korporaal Spaak, welja, die de trein neemt naar een verre oorlog, homofiel Fransje sinds kort weer met aambeien... (tot zover dan maar). Zo vergaat het mij geenszins: híj valt achterover in z'n zetel en breekt z'n nek, maar ik niet, het heft gaat het lemmer in zíjn vet achterna, maar niet bij mij. Ik, bovendien, slaap in Morpheus z'n armen; Morpheus nu, is een oude geilaard, mensen als ik trekt hij af terwijl ze slapen in z'n armen. Toch verlang ik weer naar de mooie meiavonden, dan stuur ik vanop een balkonnetje met scheurende strot enige echte klaagliederen in het traag vallende duister - en niets wil ik verder nog. Een brave moeder Herinnert u, m'n vrienden de vrouw uit café Mozáar! Zij was een goede moeder voor tot de dood bedroefde soldaten, die in het gekkenhuis van Antwerpen bezette stad van rechtvaardige en gestrenge zielkundigen, kordate genieën, nu en dan onophoudelijk op mochten bellen op konden bellen café Mozáar voor bestellingen van tien flesjes Stella Artois en meer geraffineerd spul als geuze, rodenbach vieze stout, tuborg, königsberger ach. Onder een vergeten zwartmetalen poort schoven we geld, uit haar oude handen kregen we bier, haar vriendelijke stem wilde niet eens statiegeld, zodat we haar soms niet lieten toekomen wat haar deel was. Ik zag de poort nu van de andere kant, [pagina 44] [p. 44] in de kranten lazen we dat de grootmoedige en hooghartige zielkundigen van weleer, door efficient gespuis, intellektuwele rabauwen, het nieuwe tuig van de richel waren vervangen. De zwartmetalen poort was tot op een vierde van haar werkelijke grootte teruggebracht. Alleen aan de overkant was nog steeds café Mozáar met der zotten goede moeder, die toen ik haar vroeg van niets, maar dan ook van niets meer wist. Daarom m'n goede vrienden wilt u toch herinneren de vrouw uit café Mozáar! 40 Veertig was hij toen z'n beste vriend tot hem zei: Ga nu maar naar huis en open je de aderen die kwellingen zijn niet meer te dragen dit tobben hoeft voor mij niet meer, ga nu en laat de deuren voorzichtig achter je in het slot vallen. Hij ging en deed wat hem was gezegd in de badkamer van z'n ouders nam hij z'n vaders scheermes en riem en zette het vlijm zwiepend aan, in de spiegel zag hij zich zelf: een buitengemeen lelijke vrouw die sinds haar twaalfde jaar zo heftig in bed ligt te huilen om een braafheid waarvan velen weten hoe of het kan bestaan. Het bad liet hij langzaam vollopen, toen het was gebeurd wist hij niet dat het was gedaan. Ze namen hem bij de hand: Je zal nu eerst veel moeten leren vóórdat je met de goden uit wandelen kunt gaan intussen kan je af en toe weer naar de andere kant met deuren slaan en tikken aan de ruiten, je vaders boeken scheuren, je moeders sleutels wegmaken en in hun dromen zeggen dat jij het bent geweest voor het overige - voel maar es - er staat hier een zachte vriendelijkheid die is om van te bekomen - zo fris. Vorige Volgende