zijn het juist de kinderen die de problematiek argeloos en achteloos benaderen.
‘Er blijft niets van over dan een beetje stof. Dat kun je zò van je hand blazen. Alleen de botten, die gaan nog een hele tijd mee’.
Zo zei de jongen dat: de botten gaan nog een hele tijd mee. ‘Gedenk o mens dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren’, dreunde Kaspar ineens op als het antwoord op een katechismusvraag. De broeder (SYMBOOL van een eindpunt, niet van een voortleven, opzettelijke onvruchtbaarheid!) van zijn school bleek de jeugd wel vroeg vertrouwd te maken met dood en vergankelijkheid’.
Bij Wolkers' Een roos van vlees IS het kind dood, bij Van Beek praten ze over de dood. Het makabere wordt er door vergroot. Geen luguberder gegeven dan opgroeiend leven gekonfronteerd met de aftakelende dood.
Bewust koppelt Van Beek leven aan dood, zoals Charley het onbewust doet:
‘Zouden de bomen er (Parijs) al groen zijn? Ik wil op de Champs Elysées wandelen onder groene bomen. Ik wil Père Lachaise bezoeken in het groen’.
Père Lachaise! Charley wilde naar het kerkhof, romantisch dromen onder treurwilgen. Champs Elysées en Père Lachaise. ()’. Charley, de eeuwige vrijgezel, is een eindpunt in het leven, niet voorbestemd om voort te leven in zijn nageslacht, maar een omen, een levend teken voor de dood. Zoals tijd een irreële kristallisatie van de menselijke onrust is, zo is dood een reële kristallisatie van de menselijke onrust: leven. In Charley stapelen zich alle doodselementen op die hij zoekt te verdringen door met een hoer mee te gaan om zo terug te keren tot de oerbron van het menselijk lijden, om zo de oorsprong van ons menselijk bestaan te doorgronden, om zo de schepping te ervaren, want seksualiteit is het bindteken tussen dood en leven. Hij veracht de dood door bewust door te dringen in die gebieden waar hij scheppend werk kan verrichten, zonder ophouden.
Alleen moet hij de begrenzingen die het burgerleven hem oplegt overwinnen en dat weerhoudt hem uiteindelijk om te komen tot de alles vernietigende, nieuwe levenskiemen bevattende scheppingsdaad. Hij raakt verstikt in de burgermoraal, die in de grensgebieden en de uiterwaarden obsederender te werk gaat dan in de kerngebieden waar de evenwichten een grotere rol spelen.
Het is tekenend dat juist hij die in zijn eenzaamheid nooit tot gemeenschap is gekomen, voor de eerste keer met een hoer meegaat. Een hoer is het archetype voor de kollektieve eenzaamheid van het individu.
Leven is slechts mogelijk bij de gratie van de dood. Het lichaam is slechts mogelijk bij de gratie van de geest.
Individu, dat wil zeggen ondeelbaar. Het lichaam is het zichtbaar worden van de geest. Het leven is de verbeelding van de dood. En elke verbeelding gaat ten onder aan de werkelijkheid: elk leven is onderworpen aan de dood. Geert (Charley) tracht kracht te putten in een vruchteloze poging lief te hebben en te scheppen, maar gemeenschap met een hoer is het leeglopen in het ondoorgrondelijk Niets. Leven is een langzaam leeglopen in de dood. De wereld van Geert van Beek roept een tegen-wereld op en deze anti-wereld veroorzaakt hoog- en laagspanningen in de realiteit, in de wereld die de mens maakt en breekt.
En met een hand boven de ogen neemt Geert van Beek afscheid na onophoudelijk onvruchtbare pogingen gedaan te hebben het leven in en door de dood te bezweren.
En toch reist de oude vrouw in De steek van een schorpioen verder inplaats te wachten op de dood die wis en waarachtig komt. Over de dood heen reikt het leven dat van geen doodgaan weet. In dit besef weet Van Beek zich staande te houden in dit zo doodmoe makende leven en schrijft hij zijn leven naar de dood toe.