Raam. Jaargang 1969(1969)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Huub Oosterhuis Land 1 Huizen van gedroogde zee witte gedekte tafels met restanten. sliert opgebroken weg. ik ging het land in maakte mijn eigen brug, stak verveloze rivieren over. zoals men ingaat in de kamer van een dode. Toen over balken van nevel jij springende spoorweg. oogspieren zenuwen om jou te zien. 2 Vliesdun veld met kamfer begroeid. je had er gauw - wat mee gedaan? mes gezet in die plek niemandsland. niet langer kop [pagina 9] [p. 9] op hoge muur heilige paal geprikt maar vlam en voetstap in jouw vreemde grond gevallen ben ik. hand die niet meer vleugel is maar vingers vuist. 3 Windscherm watermolen zijn. een boom afbijten tuinieren in een doos denken dat dikke vocht is de hemel. toen hing ik nog niet. nu dit rafelig uur een droom uit spetters samengeflanst net speeksel genoeg voor een vulpen heel even zien alles heel even. 4 Ploseling liep je weg over de schotsen van de zee zo liep nooit iemand. het strand waaide niet en niets verduisterde het uitzicht. [pagina 10] [p. 10] ik zag je de hele verte doorlopen en moest zelfs over de horizon heenzien totdat ik niet meer kon. 5 Onder de omgeslagen boot uitkomen is het enige. hoe kan alles al in september bevroren zijn. ik had zwemmen moeten leren. 6 Weg die wegen tak die twijgen wordt. hoe loopt de drassige oever? goed. gaat wel. lijn die punten vlekken wordt. iets langs met aan het eind een licht gebonden. als het gezicht van iemand zwaait het dooft het. 7 Vlug haast vallend van een stoel opstaan iets doen draad pakken met twee handen een gordijn dichtdoen [pagina 11] [p. 11] iets onbekends oprapen iemand buiten zien. denken jij overkant verdwijnt stad krimpt de krant verkleurt weer denken jij misschien plafond van spiegels omgekeerde man muur die drempel wordt land op een kier of ik er in kan. 8 Je graaft een gang slagader zenuwstaaf in mij. maar tussen huid en huid blijft altijd? altijd dat duldbare kervende geluid van sluipen drinken anders zijn van klimmen van ja jij. 9 Donker dat alles vasthoudt en op sprieten jij daarin. afwenden toewenden liedje dat pakt. [pagina 12] [p. 12] veel maakte meestal een ander van me maar jij maakt een polder van me een peillood door drijfzand heen. 10 Geluid van kleren monden lawaai van eten het smoezen van de onzichtbare wereld een steiger een vlag in brand gestoken. een huid van mij af. Vorige Volgende