Het is druk en rumoerig in de donkere vochtige straten - spitsuur. Spits-uur. Verkeers-spits. Hij moet ergens aan denken. Niet afdwalen nu: spitsuur - het uur van de verkeersspits. Tipies - maar het gaat hem niet aan, in feite. Het laat hem koud - is de zorg van anderen. Je moet niet op alles iets te zeggen hebben. Mensen die op alles iets te zeggen hebben zijn geen prettige mensen. Nooit.
De fijne motregen vervormt de lichtpunten van de straatlantarens tot zwevende zonnevlekken. Zonnevlekken - wat zijn eigenlijk zonnevlekken? Hoe moet hij dat weten - denk ik altijd aan zulke vreemde dingen? vraagt hij zich opeens af. Die vrouw (daar voor hem) lijkt op zijn vrouw, die vijftien jaar geleden van hem wegliep, met de glazenwasser - Derkse of Dirkse heette die klootzak. Of zoiets.
Hij voelt zich rillerig: die miezerige regendruppels dringen door zijn kleren alsof hij ze niet aanheeft, alsof hij naakt loopt. Om je te bescheuren - naakt op straat, hij, Victor van den Burch (Victor - wat een mooie naam - betekent overwinnaar, zei de direktrise), zesenzestig jaar oud, verdreven uit zijn oude huisje, opgeborgen - afgedankt. Naakt op straat, de onzin. Naakt voor de spiegel - dat is heel wat anders - dat moet je bijhouden. Wat/hoe bijhouden? Voor wie?
Huiverend duikt hij diep weg in zijn opstaande kraag, zijn ogen strak gericht op een steeds verschuivend punt op de tegels voor zijn sloffende voeten. Anders dan gewoonlijk negeert hij de vrouwen en meisjes om zich heen - heeft het beklemmende gevoel dat zij door hem heen kijken - gezien hebben - Hij wordt moe - hoe lang loopt hij al? Als hij eindelijk om zich heen kijkt merkt hij dat hij een aardig eind van huis is geraakt (nog verder van huis, mompelt hij). Hij ziet er tegenop datzelfde stuk nog weer eens terug te gaan lopen; gelukkig is daar een tremhalte. Bij het veel te kleine wachthuisje staan minstens twintig nat-glimmende mensen zwijgend voor zich uit te staren. Op een paar meter afstand blijft hij staan - ongemakkelijk - waarom kijkt nu iedereen naar hem? Hij draait zich om maar de blikken laten hem niet los. Hij vangt nu ook iets op van hun gemompel - ze praten over hem, terwijl ze ongemerkt (denken ze, de schijtlijsters) een halve sirkel om hem vormen. Heb je die geile ouwe lul ook voor de spiegel zien staan, vanmiddag, met zijn broek op zijn ongepoetste schoenen? - Natuurlijk, iedereen heeft het immers gezien? Maar het mooiste is wel dat hij daarna probeerde een dienstmeisje te verleiden, op zijn leeftijd. Goddank zette zij hem flink op zijn nummer - dat lapt hij hem niet nog eens. - Het is een schande dat zulke kerels nog vrij rondlopen. Stel je voor: in de kamer ernaast zaten kleine kinderen te spelen - dat is toch onverantwoordelijk. Een vrouwestem - kijverig en venijnig, natuurlijk.
Als de trem tenslotte waterspuwend komt voorrijden wendt hij zich met