allang gebeurde, alleen op verengde en verabsoluteerde wijze, juist toen gebeurde er iets verrassends. Een artistieke ontwikkeling die vooral hierom zo verrassend werkte, omdat ze aan het kunstgebeuren een weerslag verleende ver buiten het sinds lange tijd als kunst afgepaalde terrein.
Het kunstvoorwerp, geladen alleen met voorwerpelijkheid en met zomin mogelijk andere betekenis, met geen verwijzing als naar zichzelf, bleek eigenlijk een nogal gewoon voorwerp. Linnen, gespannen op een raam, volgens een of andere orde beschilderd, is een weinig opwindende gebeurtenis. Een voorwerp onder andere voorwerpen, zei Mondriaan. Een rangverlaging van het kunstwerk? Ongetwijfeld. Er is in de moderne kunsttheorie een constante neiging om over kunst, kunstwerk en kunstenaar te spreken als over iets vooral zeer gewoons. Een hardnekkige neiging naar gewoonheid. Misschien iets te hardnekkig om onverdacht gewoon te kunnen heten. Maar in één slag, dezelfde van de rangverlaging van het kunstwerk, heeft er ook een rangverhoging van alle gewone voorwerpen en alle gewone mensen plaats: elk toevallig gevonden object, elke boomstam, tak, steen, treinkaartje, textielfragment, foto, letter, etiket, verpakking, houtje, kraan, draad, spijker, zand, en zo oneindig voorts, elk object kan worden opgenomen en bekeken, en zó bekeken, dan het museale rang krijgt, de rang van kunstwerk, de rang van het ongewone. En iedereen kan het: van nu af aan is creativiteit een democratisch goed. Of beginsel. Of recht. Of misschien eerstdaags: democratische praktijk.
Wie deze tekst letterlijk neemt en dan de uiteindelijke verwachtingen utopisch vindt, heeft waarschijnlijk gelijk. Wat onverkort waar lijkt, is dat door de stormachtige ontwikkeling van de kunst werkelijk een andere kijk op de wereld algemeen is geworden. Oude schilders van stillevens en landschappen hebben, door die wereld bij fragmenten te kopiëren, onze kijk op de wereld veranderd. Het was een creatieve kopie, waarbij het aandeel van de schilder beslissend was voor het verschijnen van de wereld. Moderne schilders, zonder fragmenten wereld te kopiëren, doen desondanks de wereld verschijnen, maar doen die wereld verschijnen als nog altijd te creëren. De wereld is niet een voor eens en voorgoed gegeven feit, het is een wereld van mogelijkheden. De moderne kunst stelt het vertrouwde aanzicht ter discussie - dat is wat ze doet als ze eeuwenoude academische kunst, dat is wereldvoorstelling, ter discussie stelt - en ze vraagt, dat wij haar ons aanzicht zullen verlenen. In die zin is er in de moderne kunst niet of nauwelijks sprake van zoiets als een worsteling om het werkelijkheidsgehalte van de door ons gekende wereld. Dat zou een wijsgerig kentheoretisch probleem zijn. De moderne kunst poneert de permanente noodzaak om in die gewende werkelijkheid telkens nieuwe werkelijkheden te ontdekken, de ge-