Andre Demedts,
Daarna.........
Desclee de Brouwer.
We kennen Demedts als de auteur van enkele streekromans, weliswaar geen machtige epen, maar toch sympathieke werkstukken, waarin het zware bestaan van knoestige boeren onder een sombere Vlaamse hemel getekend wordt met trefzekere hand. Eigenlijk gezegd een dichter is hij niet. Maar, zoals hij zegt, ‘soms schreef ik een gedicht als de innerlijke aandrang mij te machtig werd’. Men verwachte hier dus geen brave gelikte producten van een geduldig, dag aan dag volgehouden huisvlijt, geen alledaags geknutsel, we hebben hier met iets bijzonders te maken. De gegrepenheid van zijn grootvoelende dichterziel uit zich in machtig zingende verzen van een bronzen beelding. De bittere verscheurdheid van zijn worstelend gemoed klinkt hoog op uit deze zangen die louter inspiratie en expressie zijn. De thema's van het romanoeuvre worden hier hernomen, maar verdiept en geconcentreerd. Weerom horen wij van het ‘oud zeer’ (p 9) ‘de weerwolven’ (p 11) ‘outer en heerd’ (p 23) en ‘God’ (p 14). De donkere klank van deze taalmuziek, als de woorden met meesterhand worden aangestreken, maakt een brede opvlucht en zweeft koninklijk door het vertrek. Ik moet bekennen dat Demedts zijn grote voorbeeld Clinge Doorenbos heel dicht is genaderd.
Peter Liedmeier