dan menselijke onvrijheid blind beklemtonen. Keerzijde van deze legitimatieplicht met betrekking tot het al te persoonlijke, waaraan men zich als romanschrijver onderwerpt, is de onvrijheid van wie niets onhelder mag laten. Daaruit volgt, nu, de onmogelijkheid van de roman: in een maatschappij, wier principe onhelderheid is, de ondoorzichtigheid van maatschappelijke relaties, spiegelt de roman een helderheid voor, die hij alleen intern kan legitimeren, niet ten opzichte, en ten overstaan van die maatschappij, en de roman wordt, als de suggestie van een irreële, pure roman-helderheid, leugenachtig. En elke literaire kritiek, die zich, a-maatschappelijk, tot interne analyse beperkt, sanktioneert impliciet deze leugenachtigheid.
*
Misschien bestaat er een heimelijke dialectiek van de domesticatie, die er zorg voor draagt dat in typisch dienstverlenende sectoren de domesticatie om kan slaan in iets anders? Met andere woorden: de grootste, meest vervaarlijke hoeren leven in huwelijkse staat in Doetinchem, en in de warme buurten van Amsterdam en 's Gravenhage viert puritanisme hoogtij. De meisjes van plezier, dat hun door getrouwde dames wordt misgund, hunkeren naar de echtverbintenissen waar deze laatsten de buik vol van hebben.
*
Inslaande titels zijn zo zeldzaam als vallende sterren aan een nachtelijke hemel, die men op vallende sterren monstert.
*
Waarom zijn fijnproevers, - minnaars van stinkende kazen en van infernale vleesgerechten -, veelal lelijke mensen? Omdat zij lijden, omdat deze gespleten figuren in onmin leven met hun zintuigen, hun smaakpapillen, hun digestieve apparaat. Fijnproevers zijn masochisten: ‘vies’ en ‘lekker’ vallen samen in hun van zelfkwelling vertrokken bek.
*
Naar mijn bed neem ik gewoonlijk zóveel verschillende en uiteenlopende boeken mee, dat ik, eenmaal erin, niet verder kom dan de verbazing over het aantal vàn die boeken, en de uiteenlopendheid van de gebieden die zij bestrijken. Slaap komt vóór en voorkomt universaliteit: die komt morgenvroeg.
*
Alleen in het leven van anderen is systematiek te ontdekken.
*
Er zijn straten, die er uitzien, alsof er een wielrenner in is geboren.
*
Men moet z'n leven zo inrichten, - inzoverre van ‘inrichten’ nog gesproken kan worden, want het ‘Haus des Seins’ is een gemeubileerd huurhuis -, dat het geluk erin onmogelijk door horoskopen kan zijn voorspeld.
*
Zoals in primitieve gemeenschappen diegene als de meest machtige geldt, die het meest eet, zo droomt zelfs hij, wiens ambities overdag, bij het schrijven, niet verdergaan dan een bescheiden geplastificeerd bandje, 's nachts van datzelfde boek als van een volumineuze knots.
M.v.N.