Raam. Jaargang 1967
(1967)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
[pagina 1]
| |
Frenken en OsirisDe echte, valse hardgepolychromeerde Saint-Sulpice-beelden in Maria-blauw, Joseph-bruin en Driekoningenrood worden schaars. Wie er nog een paar heeft moet er zuinig op zijn, want ze worden - met talloze andere bodemvondsten uit de voor-geschiedenis van de pop-art - spoedig ingelijfd bij al het andere zo willige bijna-antiek uit grootmoeders tijd. De enige echte sacrale popular art in het miraculeuze en eigenlijk immateriële gips is dan - het laatste kleine wonder - getranssubstantieerd in de massakunst met een dubbele bodem, waarin de skeptici met zoveel geweld geloven. Om allerlei redenen blijven deze zonden tegen het tweede gebod ons achtervolgen. De belangrijkste daarvan is misschien, dat ze op een populaire, damesbladachtige manier beeldschoon waren, aantrekkelijk, met gemengde gevoelens te betasten, want op een ‘bedekte’ manier sexy zelfs, zodat men zich kan voorstellen, dat zulke beeldige beelden voor een tijdje levend konden worden en dat het oog der zo kuis als de ziekte levende broeders en zusters, die het overkwam, op een onbeschrijflijke manier (zoals de mystici altijd schreven) werd gestreeld. Hetgeen zeker niet het geval zou zijn als byzantijnse madonna's of catacomben-heiligen (die dan ook meestal alleen het woord namen of zich ingemerkt verplaatsten) persoonlijke betrekkingen hadden trachten aan te knopen. Als Galathea maatstaf was gebleven voor wat een kunstwerk behoort te zijn - een mening die driekwart van de natie, en meer dan driekwart van het denkend deel daarvan, nog steeds in het geheim huldigt - zouden deze beelden tot de hoogste openbaringen van ‘The Shaping Spirit’ gerekend moeten worden en wee dan Jaak Frenken, die deze kostelijke vrome romantiek in stukken zaagt om tegemoet te komen aan een moderne devotie, die de verkniptheid aanbidt en de desacralisatie nog alleen in strenge sacrale riten bedreven wil zien.
Mythologie der Entmythologisierung, hagiografie van de Götzendämmerung: in dit soort dialectische begrippenparen moet men de museale altaarstukken vatten die Jaak Frenken, de huidige exposant in de Arnhemse Galerie 20, uit de bijaltaren der madonna's en der subalterne heiligen bouwt. ‘Aloysius, | |
[pagina 2]
| |
Franciscus en Teresia worden overlangs doorgezaagd, dan enige malen in de breedte, en vervolgens met goud bespoten’, aldus de lückenlose beschrijving van het scheppingswerk door Jaak Frenken's ‘geleerde broer’ meester Ton. Jaak Frenken is natuurlijk ex-seminarist, een uit de onafzienbare schare van défroqués, die voortdurend doende zijn hun afgeworpen gewaad te herstellen, die zichzelf radicaal hebben moeten demonteren om zichzelf te kunnen onderbrengen in een nieuw schema, waarin het oude verbond met het Heilige niet zou zijn opgeheven, maar hernieuwd. Zij verafschuwen de identificatie met deze vorm van het sacrale en bouwen zich in hun Hassliebe voor de beelden een nieuw imago van het Heilige en - naar het beeld en de gelijkenis daarvan - van zichzelf, anders, maar toch uit dezelfde elementen opgetrokken. In plaats van tal van madonna's één assemblage van de moedergodin, hetzelfde en niet hetzelfde, vergroot, verkleind, vermenigvuldigd, maar altijd verstrooid en verknipt, een gecoördineerd beeld van een (zeer creativerende) desintegratie. Frenken maakt - op een leerzame, voor iedereen ‘te volgen’ manier - kunst. Want verwijst dit tussen sacrament en sacrilegium voortdurend schipperende puzzelen niet naar het zowel religieuze als artistieke archetype, dat vervat is in de mythe van Isis, eeuwig doende de in stukjes opgedeelde Osiris weer in elkaar te passen naar haar eigen beeld, nooit het oude beeld terugvindend, altijd wonderbaarlijker, maar ook onbevredigender en onherkenbaarder - ziedaar de ‘schoonheid’ der kunst - beelden terugvindend. Frenken maakt meer dan geseculariseerde pastoorsmoppen. Hij introniseert het heilig hart van de intellectuele twijfel, zijn ikonen zijn de heilige huisjes van iemand, die niet meer gelovend in de heiligheid van de wekker, het ding uit elkaar prutste en iets veel eerbiedwaardigers bouwde uit de niet meer sluitende onderdelen van het toch al achterlopende uurwerk. Iets wat niet ‘tremendum’ is, maar nog wel ‘fascinans’, zoiets als een definitie voor kunst derhalve. M.B. | |
Hoppers Beatlemania en hedendaagse mixtures en mengselsIn de Volkskrant, het dagblad dat door zóvelen de beste krant van Nederland gevonden wordt dat het zichzelf het beste dagblad van ons land vindt, staat sinds niet al te lange tijd 's maandagsochtends een rubriek ‘Zeg er 'ns wat van’, die ondertekend wordt met ‘HOPPER’. Het is een bijzonder aardige rubriek, een van de meest lezenswaardige columns die er in ons land verschijnen, en de onderwerpenscala, van zegjes en praatjes over de progressieve publicistiek via de slavologie tot en met de sociale en | |
[pagina 3]
| |
politieke actualiteit, stempelen de naam ‘HOPPER’ tot een pseudoniem van Hollandse Kwartiermaker Nico Scheepmaker, de ook aan zijn stijl onmiddellijk te herkennen columnist die behalve ‘Zeg er 'ns wat van’ nog andere rubrieken vult, waarvan er verschillende tot de meest lezenswaardige behoren die er in ons land verschijnen. Scheepmaker schrijft dus onder verschillende namen over een en hetzelfde onderwerpenterrein en in een en dezelfde stijl, - het lijkt me leuker om onder dezelfde naam over ver uiteenlopende onderwerpen en in totaal verschillende stijlen te schrijven, maar ieder zijn meug. Hopper heeft de onderwerpen die hij aansnijdt net genoeg verstand om, nou komt het, die onderwerpen iedere keer weer van een, even flink zijn, oorspronkelijke en aantrekkelijke kant te laten zien. Maar in de krant van 12 juni stond een stukje over ‘The Beatles’, die hoewel zij in de mode zijn een eindje buiten zijn gewone terrein liggen. Uit dat stukje bleek dan ook, dat Hopper terrecht veel bewondering voor de Beatles heeft, maar er niet zoveel over weet, en ze jammer genoeg niet volledig begrijpt. En omdat laat beter is dan nooit, en omdat de Beatles volgens mij een waardig onderwerp zijn voor schrijvers van lezenswaardige columns, al is het niet omdat ze in de mode zijn, wil ik daar hier eens even nader op ingaan. Gaat U maar even achterover liggen, mooi zo. Waar zit de pijn? Na enkele algemene bespiegelingen over de groep - John en Paul zijn muzikaal en vocaal de kurken waarop de Beatles drijven, Ringo is het schlemieltje (hoe zei U? Schlemieltje? Pardon.) van de vier - gaat Hopper over tot het verstrekken van mededelingen als de volgende. ‘De verwerking van namen in de songs’ noemt hij ‘een gewoonte van John’. Maar dat kun je niet zomaar doen! Er is nog gerechtigheid: de verwerking van namen in de songs is momenteel een zeer wijd verbreide gewoonte in de popmuziek, van The Who tot de Rolling Stones, van Them tot de Bee Gees, iedereen doet er in meer of mindere mate aan mee. De gewoonte is ontstaan onder invloed van Bob Dylan. Als U, of Hopper, nou eens muziek wilt horen, die ‘op 't geniale af’ is, zoals Hopper de nieuwe L.P. van de Beatles karakteriseert, dan moet U eens naar de zeven of acht langspeelplaten van deze, alarm, brand, politie!, bizarre individualist luisteren. U zult dan ook songs horen waarin tientallen namen van levende en overleden historische figuren, van fabelfiguren en van door Dylan zelf geconcipiëerde mythische personages, alsmede een reeks prachtige voornamen, verwerkt zijn. De invloed zowel van Dylan's teksten als van zijn muziek, een apotheose van het achterbakse, binnensmondse en lamlendige, is overduidelijk, en er is bovendien door John Lennon zowel als Paul McCartney bij herhaling in interviews en zo op gewezen. Niet voor niets prijkt Dylan | |
[pagina 4]
| |
op de hoes van de laatste L.P. van Beatles als een van de voornaamste leden van Sergeant Peppers Lonely Hearts Club. Dat Hopper met deze op zich juiste observatie tot een zo onbevredigend resultaat komt, zal hopelijk zijn oorzaak niet hebben bij een verschijnsel dat men maar al te vaak bij de betere Beatlevriend waarneemt. Gisteravond at ik een avondmaaltje bij Scheltema op de N.-Z. Voorburgwal, waar niet zoals op de O.-Z. de prostitutie van het vlees, maar van de geest, de journalistiek, tot voor kort vrijwel volledig en thans nog voor het meest schaamteloze gedeelteloze gevestigd is. Tussen de tientallen non-conformisten en andere opvallende persoonlijkheden, zoals een uiterst dikke dame die op een bankje in de hoek op haar dooie akkertje alle gelijkenis met een pad uit haar poriën zat te persen die ze opbrengen kon, en een meisje, dat een bordje om haar nek had hangen met daarop de onsterfelijke wijsheid van Dr. Eustace Chesser dat een vrouw niet van een man houdt om zijn uiterlijk, maar om wat hij presteert, zat een aandoenlijke adolescent van een jaar of dertig, die bij geregelde tussenpozen uitriep: ‘Good morning, good morning, good morningàh’, - een claus uit de teksten van de laatste Beatle-L.P., die op het geniale af is. En als hij dat had geroepen, dan keek hij glunderend zijn vriendenkring rond, en verzuchtte: ‘Wat een plaat, hè’. En nu begreep ik, fenomenologisch getraind als ik ben voor de volgende stayercompetities in Schuddekerke, dat de betreffende adolescent de plaat van de Beatles lekker rauw vond, pittige muziek, sterk ritmisch, muziek om met voeten en schouders te schokken, zo'n plaat, - want zo keek hij en deed hij. En nu is het wrange dat dat nou echt de manier niet is om van de Beatles te houden, de jongens die in de tegenwoordige beat juist helemaal aan het uiterste eindje van het raffinement, de decadentie, ja de zoetelijkheid zitten. Wil je rauwe muziek, wil je stampen en schokken, wil je roepen ‘Wat een plaat, hé’ dan moet je bij de Stones zijn. Maar de Beatles zijn wel mode, maar de beat niet overal, en de betere modieuze liefhebbers begroeten in de Beatles niet de uitzonderingspositie die zij in de beat innemen, maar de beat zelf, die in zijn andere vormen wat vulgair is, en niet goed genoeg voor de fijnproevers. Ik hoop niet, dat het met Hopper zo gesteld is, want dan zou hij een stuk in mijn achting dalen. Hij verzuimt overigens wel op te merken, dat de naam ‘Billy Shears’ die in het inleidende lied voorkomt, een soort toneelnaam is waarmee zanger John Lennon als presentator zanger Ringo Starr aankondigt, en dat terwijl dit bijzonder interessant is. Want hiermee, en trouwens met het zich presenteren als ‘Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band’, de band van een club waarvan ook Aldous Huxley en Marilyn Monroe, Edgar Allan Poe en Anita Ekberg lid zijn, | |
[pagina 5]
| |
scharen de Beatles zich in een hoogst interessante en belangwekkende traditie, die nl. van niemand minder dan Ezra Pound. Aan diens figuur namelijk wordt meestal het procedé opgehangen van de literator die in de huid van een ander kruipt, de techniek van de ‘personae’. Daar is het zich uitende individu niet meer zelf, rechtstreeks aan het woord, maar laat een andere, idiosyncratische gestalte voor hem aan aan het woord. Want het woord van die gestalte bezit een contingentie, een realiteitsgraad, die het gespleten en gedesintegreerde moderne individu onmogelijk nog zelf op op kunnen brengen. Men heeft hiermee meteen de vinger gelegd op een van de grondtrekken van Pound's poëzie, de reactionaire gezindheid ervan, die erbuiten aansluiting vindt bij Pound's flirt met twijfelachtige ideologen als Mussolini en Confucius, maar daarover een andere keer. Hier in Nederland doen momenteel mensen als H.C. ten Berge, Riekus Waskowsky en Rein Bloem niet zonder enige geforceerdheid pogingen om zich met een hollandse versie van de personae, typetjes namelijk, in de betreffende traditie te scharen. Dat de Beatles dat ook doen, daarbij zich bij de herinnering aan de romantische rage van het pseudoniem ook nogmaals tot rasromantici stempelend, is volgens mij een stuk interessanter als het maar ten dele juiste feitje dat het verwerken van namen in de songs een gewoonte van John zou zijn. Ziezo, die is eruit. Spoelt U maar even. Zo. We gaan eens verder. Wat weet Hopper ons nog meer te vertellen? Hij wil ons, getroffen als hij is, een indruk geven van een Beatle-tekst, en laat dan ook zijn vertaling van ‘Lucy in the sky with diamonds’ afdrukken. Hij eindigt dan in de trant van ‘Wat een plaat, hè’: ‘en dat gezongen, en dat in het engels’. Weer is zijn enthousiasme wat raar, want de tekst van Lucy is wel erg goed, maar niet uniek. Weer: Dylan, Stones, Them enzoverder. Bovendien blijken enkele finesses van de betekenis van al dat fraaie engels Hopper ontsnapt te zijn. De eerste regel van zijn vertaling luidt: ‘Fotografeer jezelf in een bootje op een rivier’. Nu is zichzelf fotograferen voor een individu heel moeilijk te verwezenlijken, het gaat wel, met zelfontspanners en meer van dat wapentuig, maar om het in een bootje op een rivier te doen... Richard Avedon, om maar eens een naam in mijn song te verwerken, zou zich er niet gauw aan wagen, dan misschien Ronald Sweering nog eerder. Het lijkt me even moeilijk als copuleren tijdens een parachutesprong of om je oor eens lekker leeg te zwikken op een trampoline. Ik bedoel maar. Voor een meervoudig subject, zoals b.v. ‘de Beatles’ is het natuurlijk wat makkelijker, - misschien heeft Hopper aan de oervermakelijke fotografeerscène uit ‘Help’ gedacht. maar dat hoeft allemaal niet, - het is het beste hem even uit de droom te helpen, in dit | |
[pagina 6]
| |
geval erin: ‘Picture yourself’ lijkt me gewoon te betekenen: ‘Stel je jezelf eens voor’. Geeft Hopper gehoor aan deze uitnodiging, dan bevindt hij zich in Lucy in the Sky with Diamonds in een droom, waar zowel de vreemde logica van het tekstje als de verdraaide, van telkens verder af komende stemmen van de zangers op hun plaats zijn. Het pleit tenslotte wel voor Hopper en voor het progressieve dagblad waarin hij schrijft, zij het niet zo lang als ik, want aan alles is een grens, behalve aan het gelul van Hawinkels als die eenmaal van leer trekt, stil of ik trek U Uw laatste kies ook nog uit, dat de jengelende, verglijdende klanken van het liedje, de van ver klinkende zangstemmen, het ‘traag antwoorden’, het openbaar en algemeen toegeglimlacht worden, kortom het hele verhaaltje, en dan daarin met name de overdaad aan droombloemen van cellofaan en andere synthetische materialen, hem niet hebben ingegeven wat dit ‘Lucy in the sky with diamonds’ eigenlijk is. Het is een schoolvoorbeeld van een drugsong, en wel een bijzonder geraffineerd staaltje van dat omstreden genre. In plaats van zoals tot nu toe meestal gedaan werd de drugs te bezingen of er toespelingen op te maken door bijvoorbeeld slanguitdrukkingen voor het spul in een dubbelzinnige betekenis te gebruiken, zingt het, als van binnen uit, over een door L.S.D. of peyote veroorzaakte droomtoestand. Het geeft deze toestand direct weer, zowel door middel van de tekst als door middel van de muziek, het liedje vertegenwoordigt een kunstmatige droom, een artificieel paradijsje. Het is natuurlijk de vraag of Hopper als hij dit geweten had de plaat zo oprecht en ongereserveerd aan de maandagochtendlezers van het progressieve blad had kunnen aanprijzen, maar ik persoonlijk zie geen reden waarom hij dat niet gedaan zou hebben. Ziezo, spoelt U nog maar even, ho, ho, de huig binnen houden alstublieft, daar moet Uw vrouwtje vanavond nog mee spelen met haar tongpuntje, ho, ho, ha, ha. Ja, meneer, wij tandartsen weten wel wat er in de wereld te koop is hoor. Eikeltje, eikeltje. Maar we gaan eens verder. Nu ik het toch al zowel over de Beatles als over de mode gehad heb, kan ik maar beter meteen doorgaan, en eens een onderwerp behandelen dat ook U al enige tijd zou dienen te intrigeren. Enkele maanden geleden, als ik mij goed herinner - herinner? raak ik onheilige, rücksichtslos mijn impieuze woorden mijn geheel tandeloze, wee naar bloed stinkende mond uitlillelend zo maar aan de herinnering? Ik sufferd! Ik moet mijzelf de bek niet openbreken, dat is al te vaak gebeurd, ik moet het over algemene onderwerpen hebben! - heb ik, ik persoonlijk, P.H.H. Hawinkels, hier in dit letterkundig maandblad RAAM, letterkundig thans, ooit Roeping en katholiek - ik word in dit milieu van gedoopten enkel geduld omdat ik in periodes van armoede en een- | |
[pagina 7]
| |
zaamheid achttien keer per dag de H. Mis pleeg te bezoeken, en iedere keer met graagte ter H. Tafel ga, een gewoonte, die me lang een behoorlijke basisvoeding opgeleverd heeft en bovendien eens wat onder de mensen bracht, tot ik eergisteren de dekenale kerk bezocht in gezelschap van een onkerkelijk genie, een deelgenoot in het ongeluk, die de gang van zaken in de godshuizen niet zo goed kent, en die bij het binnenkomen een hartelijk ‘Twee partèèèrrr’ de nieuw-gothische gewelven in liet kraken vanonder zijn knalrode snor. We zijn sindsdien op een diocesane zwarte lijst geplaatst, die wordt bijgehouden door Huub Oosterhuis S.J., een zwartrok, die de verdediging van Kerk en Kudde al jaren terug op de stembanden geslagen is, sinds welk ogenblik hij in zijn vrije tijd niet ophoudt op nieuw-liturgische wijs te quinkeleren van ‘Heer het brood wij samen aan tafel heer wij geven U ons samen zijn wij leven heer het brood de wijn wat fijn’. - eens met sexuele stem uitgeroepen: ‘Is daar geen tendens, beste mensen?’ Het onderwerp van gesprek was toen de film Modesty Blaise, naar aanleiding waarvan ik een tendens dacht waar te nemen in Modesty Blaise, Cowboy Kate, het gangstermeisje. Nu is er een andere tendens, een trend, waarover ik met U eens een gesprek - niet meteen nat worden! - zou willen aangaan. Nu een flink jaar geleden werd de krantenlezer ruw opgeschrikt door een uitgebreide en opgewonden berichtgeving over Labyrint, een soort opera op initiatief en op muziek van Peter Schat, ook de lezer van - waarom de eenheid van dit stuk niet met alle mogelijke middelen bewerkstelligd? - de Volkskrant, tamelijk progressief dagblad voor Nederland, vroeger katholiek. Het is toch merkwaardig dat veel bladen die ooit katholiek geweest zijn ineens progressief worden. Zou progressief en katholiek misschien lood zijn om oud ijzer? Labyrint was een theaterevenement, bestaande uit een mengsel van muziek, toneel, film, dans en decorbouw. Of het de bedoeling was dat dat mengsel een eenheid zou gaan vormen laat ik in het midden. De exegeten waren het daar allerminst over eens, sommigen waren er zelfs pertinent tegen. Je zou op elk moment van het gebeuren hebben mogen kiezen waaraan je nou weer eens je aandacht zou schenken. Als ik me niet vergis riep dezelfde Nico Scheepmaker uit, dat het hem zo verfrissend voorgekomen was dat alles wat je bij een uitvoering van de Matthäuspassion deed maar eigenlijk niet wilde weten, om je heen kijken, geeuwen, de dirigent een gekke kerel vinden en zo, weet U wel, er zijn altijd van die mensen die de dirigent een gekke kerel vinden omdat hij niet doodstil zit als zijzelf, dat die bij Labyrint zo'n zo'n beetje voorgeschreven waren, er bij hoorden. Als dat Scheepmaker geweest is van wie ik me dit herinner, dan hebben we weer eens een voorbeeldje dat hij buiten zijn sla- | |
[pagina 8]
| |
vische, modieuze en actuele boekje gegaan is. Die bewijsvoering met behulp van de Matthäuspassion komt meer voor. Zo heb ik eens een keer iemand, ik hoop niet dat het Nico Scheepmaker was, horen redeneren dat ‘L'année dernière à Marienbad’ een groot meesterwerk moest zijn, want je verveelde je er stierlijk in, maar had toch voortdurend het gevoel dat er zich iets belangrijks afspeelde, en dat heb je nou ook bij de Matthäuspassion, Labyrint was een mengsel van verschillende kunstvormen. Een maand of zeven geleden woonde ik in de Stadsschouwburg in Nijmegen een voorstelling bij van het ‘New York Living Theatre’. Zij brachten ‘Frankenstein’, een uiterst oorspronkelijke bewerking van het thema dat men zo zou kunnen noemen, de mens die iets schept waar hij later het slachtoffer van wordt. Het was een bijzonder intrigerende voorstelling, waar men zonder moeite een langer stuk over schrijven zou kunnen dan ik. Het was een mengsel, waarschijnlijk wèl bedoeld als een structurele eenheid, van toneel, muziek (gezang), acrobatiek, dans, lichtspel, decorbouw. Op vrijdag 16 juni vond in het Scheveningse circustheater een optreden plaats van het Charles Lloyd kwartet, aangekondigd als ‘the first psychedelic jazz group in the world’. Het psychedelische bleek hieruit te bestaan, dat de jazz zich niet meer in haar eentje presenteerde, daar was het ook de jazz niet naar, maar opkwam begeleid door achter de muzikanten op een scherm geprojecteerde abstracte lichtbeelden, terwijl de belichting telkens wisselde. We hebben hier te maken met een drietal voorbeelden van de tendens die ik boven bedoelde, de tendens om bij het brengen van één kunstvorm te rade te gaan bij andere. (Lloyd acteerde ook nog zo'n beetje onder het musiceren, extase, sacrale bewegingen.) Er ontstaan mengvormen, als diepere rechtvaardiging waarvan men er daar durf ik mijn kop om te verwedden waarschijnlijk op zal wijzen dat de afzonderlijke kunstvormen op zichzelf uitgeput zijn, en er een impasse ontstaan is, die men probeert uit te zitten door eens wat onvermoede mengseltjes te proberen. Het meestgehoorde bezwaar dat nl. elk van de simultane kunstvormen de aandacht van de andere afleidt, zal men schouderophalend opzij schuiven: ook het belang van de kunstvormen op zichzelf wordt in de kringen van de producenten van het betreffende mengel- en jengelwerk laag aangeslagen, en een profeteren van de diversiteit van de appreciatie en het subjectieve van elke vorm van kunstafname, de passieve artisticiteit zoals dat vroeger heette, is daarvoor in de plaats getreden. Iedereen haalt er maar uit wat hij zelf wil. Iedereen amuseert zich maar op zijn eigen manier, weet U wel. Dat de mogelijkheden van gewone communicatie op deze manier vrij dubieus geworden zijn, ontmoet weer schouderophalen: communicatie, wat zou het helemaal. Waarderen van een aardig | |
[pagina 9]
| |
mengseltje, een constructie om het zo maar eens uit te drukken, is toch ook aardig? Ook een soort communicatie? Zeker, soorten zijn er, maar de ene is nou eenmaal de andere niet, al zoekt soort inderdaad soort. Het heeft er maar al te veel van dat de mengkunsten veel te maken hebben met een kunstopvatting die vindt dat de mensen in de beleving van het kunstwerk niet tot elkaar gebracht, verbonden, gelijk gebracht moeten worden, maar allemaal ieder voor zich moeten teruggewezen worden naar hun hoekje, afgezien ervan wat voor hoekje dat nou eigenlijk wel is, schat. En dat moeten merkwaardige hoekjes zijn, vanwaar stralen kunnen uitgaan die ten overstaan van evenementen als bovengenoemde een mooi verscheiden geheel van diversiteit zullen vormen. Want op de een of andere manier waren de twee van de drie als voorbeeld aangehaalde gebeurtenissen, de Theatre en Lloyd, typisch ignorantenamusement. Geen mens, die werkelijk verstand van jazz had, zou de zijkerige Coltrane-imitaties, slappe aftreksels met cementzakken saccharine erin, van Lloyd kunnen slikken, ook niet zonder de lichtbeelden erbij, ook niet zonder de hogepriesterlijke poespas. En iemand die ooit een lichtspel gezien heeft bij een franse bezienswaardigheid zal weinig waardering opbrengen voor de belichtingskunsten die Hitweekpastoor Willem de Ridder in Scheveningen liet zien, niemand die ooit eigentijdse religieuze idolen als de Rolling Stones goed heeft opgenomen zal onder de indruk raken van de quasi-magische poespas van Lloyd c.s. Zo kan men alleen toneelliefhebbers die nooit verder gekeken hebben dan hun gemaskerde neus lang is onderhouden met de acrobatiek van de Theatre. En zij zullen zich dan weer stoten aan het gebrekkige, negentiende-eeuwse pathos van het toneelspel. Ignorantenamusement, dat is het, dat niet alleen menselijk, maar ook artistiek elke vorm van communicatie corrumpeert en saboteert. Is dit nou leuk? Loopt het nou allemaal zo'n vaart niet? Dan hoor ik dat graag eens van de betrokkenen. Maar wie zijn er nou allemaal voor een dergelijk theaterevenement? Van toneel heb ik te weinig verstand om het publiek bij Franken-op zijn samenstelling te kunnen beoordelen, maar het leek me gewoon schouwburgpubliek, dat gedwee zat te slikken wat die modernisten nou alweer bedacht hadden. Dat is de onmacht van alle schokkende, het publiek bruskerende nieuwtjes die er bedacht worden: zij anticiperen zichzelf, en het publiek is niet geraakt, niet geschrokken, maar is braaf. Maar goed. Van jazz weet ik toevallig wel wat af, en zo weet ik, dat het publiek in Scheveningen weinig met jazzpubliek te maken had. Het waren hipsters, hipsters waren het, lieden die in Hitweek, de katechismus voor de modieuze meeloper, gelezen hadden dat er vreemde muziek gespeeld zou worden, met lichteffecten, en dat ze er | |
[pagina 10]
| |
naar toe moesten komen met bloemen in het haar. (Love-in, be-in.) Zij waren gekomen, met bloemen tot onder hun oksels en in hun schaamhaar, en ze vonden de oerchristelijke, brave clichémuziek vreemd. Henk Huurdeman schreeuwde in de Volkskrant hees van enthousiasme dat ‘niets bij deze muziek vaststond, zelfs de tijdsduur niet’. Laat ik hem vertellen dat alles bij deze muziek volkomen voorspelbaar was, dat er geen bravere op het stramien van middelmatige free-jazz geborduurde popmuziek bestaat, en dat het even grote flauwekul is om te geloven dat er aan deze muziek iéts van het creatieve moment afhangt, iets anders dan een zeurderige sfeer als van een kalf dat net zijn melktanden heeft voelen uitkomen, als om te menen dat het Modern Jazz Quartet, welks muziek men zelfs na een keer hóren al van buiten kent, notenschrift nodig heeft om te weten wat ze spelen moeten. Enfin. De mengvormen lijken voor deze hipsters, lamlendig ignorantenpubliek dat ook Coltrane wel vreemde muziek gevonden zou hebben en oerverkneuterd naar huis zou simmen bij de gedachte weer eens iets anti-burgerlijks op zijn kerfstok gebracht te hebben, bedoeld. En dat vind ik een wankele basis. In het voorprogramma van Lloyd trad het trio van Misja Mengelberg op, die, op bescheiden schaal, ook een beetje aan het mengelen sloeg. De woordspeling is U toch hopelijk niet ontsnapt, hè? Ho, ho! Hij en zijn twee vrienden vermengden de jazz met de clownerie, vooral Han Bennink is goed in de meest zouteloze dijenkletsers, - waar niemand om lachte, want de jongelui beziten bij zoveel gein te weinig humor om afstand te doen van een air en een overserieuze houding, dat men zich in de tempels van het allerhoogste waant. Vreemd genoeg lijkt juist bij deze toestanden, die het met de kunsten zelf zo nauw niet nemen, de artist het meest genadeloos op zijn aangezicht geprosterneerd voor de Kunst, de Kunst. Het handwerk heeft niet zozeer de achting maar wel de magie. Het is maar waar je van houdt. Mengelberg hengelt (hoort U?) met een stalen gezicht in de open vleugel naar noten, en hij gedraagt zich daarbij als een neomist, Han Bennink strooit poeder op zijn trommels, probeert ze, doet er nog een snufje op, hé, hè, wat is dat lachen, Willem Breuker blaast drie tonen heel hard, heel hoog, met grote tussenpozen, geinig hoor. Maar Mengelberg deed nog iets anders. Hij mengde ook in zijn muziek het een en ander door mekaar, hij mixte elementen en citaten uit allerlei soorten muziek door mekaar. Schubert, La Comparsa, Tschaikowski, Prokofjef, en ga maar door. Hij was daarin enkele maanden daarvoor voorafgegaan door Ran Blake, de begeleider van zangeres Jeanne Lee, die aan het snoer van goede moderne jazz ook allerlei flarden muziek uit alle historische en sociologische hoeken reeg. Ook dat lijkt een trend te worden. Bin- | |
[pagina 11]
| |
nen het kader van een kunstvorm allerlei heterogene fragmenten bijeen brengen. Mixen. Nu zou dat best mooi zijn, als het allemaal samen een geheel zou gaan vormen, als het continuïteit zou bezitten, als het citaat functioneel gemaakt zou worden, als het gebracht zou worden om iets te zeggen wat anders niet gezegd zou kunnen worden, maar vooral ook om iets te zeggen wat het in zijn oorspronkelijke omgeving niét zegt. Daarin leek mij Ran Blake beter te slagen, zijn citaten van volksliedjes etc. ieken op de een of andere manier een fijnzinnig tegenspel te leveren, commentaar te verzorgen op de stukken oorspronkelijke jazz. Mengelberg zorgde alleen maar voor een smakeloze potpourri zonder kop of staart, en dit allemaal in het teken van de jazz, die zogenaamd uitgeput zou zijn. In dit licht kan ik ook nog even herinneren aan de poëzie van ten Berge, waar ook gemixt wordt: allerlei soorten poëzie moeten samen een geheel vormen, waarvan de inhoudelijkheid niet op andere wijze zou kunnen worden gerealiseerd. Maar, om nu tot ons uitgangspunt terug te keren, en deze langdurige divagaties af te sluiten, de enigen die tot nu toe naar mijn gevoel zowel in het mengen als in het mixen enigermate geslaagd zijn, zijn de Beatles met hun nieuwste langspeelplaat, die op het geniale af is. Zij mixen zowel allerlei vormen muziek door elkaar - oosterse, muziek uit de gay twenties, beat, fanfare - maar ze doen dat humoristisch, - hun oosterse gejengel biedt een verfijndheid en een decadentie, die anders moeilijk te verwezenlijken zou zijn, maar die ook echte oosterse muziek niet zou kunnen bieden. Het is juist het misplaatste, het ironische dat die muziek zijn charme verleent. En daarnaast, - het is muziek. Hij heeft een eigen continuïteit, hij verbindt elk moment met het voorafgaande en volgende, zonder het terug te trappen elk naar zijn eigen hoekje. De Beatles mengen bovendien muzikale geluiden met buitenmuzikale - geblaf van honden, gehinnik van paarden, electronisch geraas, applaus, etc. - maar weer is het functioneel. Het hoort bij mekaar, en juist daardoor verrast het. Het buigt het hoofd voor het ritme, de harteklop van de muziek, en voorziet de muziek van extra verdiepingen en dimensies, het leidt niet van de muziek af, maar breidt de muziek uit tot het buitenmuzikale. Humor, functionaliteit, continuïteit, - communicatie. Ik heb ze in een bijzonder sympathieke, humoristisch-ironische verschijningsvorm gevonden bij de Beatles. Ik bedoel maar. Ober! Deze lezer wou graag een glaasje water. Hij heeft een droge keel gekregen.
P.H.H.H. | |
[pagina 12]
| |
Lias8. De ander, mijn kindMijn zoontje heeft juist vanmorgen op school het liedje geleerd van frère Jacques, dormez-vous... Op de w.c. zit hij het zachtjes te proberen. Na: ‘tous les cloches’ stopt hij. Het laatste woord vergeten. Vanuit de kamer bas ik hem voor: ‘sonnent’, maar het lied is voor hem al uit. Hij stopte op het moment suprême. | |
9. UilenspiegelWaar rook is daar is brand, en waar brand is moet geblust worden, zei Tijl, en hij gooide over de schutting een emmer water op een die vredig zijn pijp rookte. De oorlogvoering in Vietnam wordt geleid door kunstmaan en computer. Dat gaat ongeveer als volgt. Waar veel mensen samenkomen op een markante plaats, bereidt een legereenheid zich voor op de aanval. Bommen zullen deze aanval voorkomen. En zo worden de kerken met de daarin verzamelde gelovigen gefragmenteerd. | |
10. RechtDe eigenwaarde van oudere mannen stijgt door de mankementen die zij bij zichzelf ervaren. 's Middags even moeten rusten verhoogt het aanzien waarin de man bij zichzelf staat. Wat moeilijk lopen na prostaatbehandeling heeft de uitwerking van een bevordering zonder salarisverhoging. De tragiek van veel mensen is dat zij pas tot hun recht komen nadat de mogelijkheden daartoe aanzienlijk zijn verminderd, eventueel tot alleen hun aanwezigheid, waarvan zij de erkenning door hun mankementen kunnen afdwingen. | |
11. Wie van de drie?Ik meende even iets van een schok te lezen op het gezicht van de nieuwe bewoner van de oude boerderij, toen hij op mijn vraag moest meedelen dat in het prachtig nieuwe op een filmstudio lijkende landhuis enkele meters verderop de boer zelf was was gaan wonen. Hopelijk hebben beiden de zaak goed bekeken. | |
12. Kwestie van beleidAls het bureau van een ambtenaar een rommeltroep van papier is, dan is die ambtenaar een beleidsambtenaar. Alleen de hoogste beleidsambtenaar heeft zijn bureau leeg. Die representeert het beleid. | |
13. SubsidieDeze kracht wordt geacht deskundig te zijn, indien hij in het bezit is van het diploma van de opleiding, dan wel een met deze opleiding gelijk te stellen opleiding heeft genoten; indien deze kracht geen diploma bezit, als hierboven bedoeld, kan hij desondanks als deskundige worden aangemerkt, indien zijn deskundigheid anderszins vaststaat. Zo lezen wij in een subsidieregeling. En het doet ons goed nu eens openlijk te zien toegegeven dat deskundigheid ook niet alles is. Mis- | |
[pagina 13]
| |
schien is het een stap op de weg naar genezing van onze nationale diploma-neurose. Wij zijn echter benieuwd hoe deskundigheid zonder opleiding en zonder diploma kan komen vast te staan anderszins dan op grond van geboorte en relaties. | |
14. Om te beginnenDe zoon van de president-directeur had geen diploma's. Zijn vader vertrouwde niet ten onrechte op zijn relaties, waarvan er dan ook een de jongeman een salaris bood van veertigduizend gulden. Dat vond de vader pedagogisch te hoog. Tien mille was meer dan genoeg. Jammer, zei de relatie, ik heb een baan van tien mille, maar daar moet ik iemand met diploma's voor hebben. | |
15. DopingIn verband met het gestelde dat de wereldbevolking van thans 3 miljard zal toenemen tot 6 miljard in het jaar 2000 wijst de kardinaal op het feit dat de psychologen juist gisteravond hebben ontdekt dat de christelijke liefde het allerbeste beleefd wordt in de totale onthouding. Had de kardinaal niet tevens kunnen wijzen op het feit dat de katholieke kerk door het celibaat al behoorlijk bijdraagt tot de geboortebeperking en dat andere godsdiensten en zelfs afgescheiden christengemeenten daaraan een voorbeeld kunnen nemen? | |
16. O.H.-reclameWist u dat onthouding het beste voorbehoedmiddel is? Alleen onthouding geeft absolute zekerheid. En het kost u geen cent. Doe het daarom nu. Onthoud u keer op keer op keer op... L.v.T. | |
Nieuws makenEen goed verhaal hoeft niet echt gebeurd te zijn; het is al werkelijkheid als het goed verteld is. Hoe slechter het verteld wordt, hoe meer de lezer zich moet vastklampen aan de gedachte dat het eventueel echt gebeurd zou kunnen zijn. Maar met die gedachte breekt hij al door de structuur van het verhaal heen, op zoek naar de vaste bodem bij uitstek, de realiteit, zoals die echt gebeurt. Nieuws daarentegen bezien en beluisteren wij van meet af aan vanuit dit standpunt: het heeft alleen de bedoeling een stuk werkelijkheid onder onze aandacht te brengen, bij het gebeuren waarvan wij niet aanwezig geweest zijn. Nieuws wordt gebracht om onze waarneming aan te vullen en het ligt dus op hetzelfde vlak als die waarneming zelf. Is er niets waar te nemen, dan is er geen nieuws. De vraag of het echt zo gebeurd is, wordt een vraag naar de betrouwbaarheid van onze eigen waarneming, die op haar beurt helemaal afhankelijk is van wat er werkelijk gebeurt. Afwijking van die werkelijkheid is bij de verspreider van nieuws dan ook heel iets anders dan bij de verteller: | |
[pagina 14]
| |
hier is het geen verbeeldingskracht, maar leugen. Het ‘maken’ van nieuws wordt hiermee tot een uiterst bedenkelijke bezigheid. Nu gebeurt het soms, dat er iets uitlekt over deze bezigheid. Er worden relletjes uitgelokt om daar een fotoreportage van te kunnen maken; er wordt een zitting geënsceneerd, waarbij marihuana wordt uitgedeeld met het doel een bewogen stukje daarover te kunnen schrijven. Het procédé is tamelijk eenvoudig; het effect kan verbluffend zijn. De strakke, onbewogen spiegel van de publiciteitsmedia waarop wij het gebeuren vrijwel rechtstreeks meenden te kunnen waarnemen, begint verdacht te rimpelen. Nog sterker: ook het daarin weerspiegelde gebeuren verandert van karakter. We zien bewegende krachten daarachter werkzaam, figuranten daarin optreden en coulissen eromheen staan. En dat nu niet omdat het gebeuren in die spiegel een schouwspel is, zoals het hele leven. Want het is niet zijn vermaak of gemoedsrust van de toeschouwer die ten gerieve van een werkelijk gebeuren een schouwspel maakt zonder daarmee in de werkelijkheid in te grijpen. Het is de spiegel zelf die het gebeuren in de hand neemt en ensceneert; het gebeuren speelt zich alleen in de spiegel af zonder iets te weerspiegelen. Over nieuws kan de toeschouwer fantaseren, maar als dat nieuws zelf gefantaseerd blijkt te worden, als de spiegel niet meer spiegelt, maar creëert, dan komt de toeschouwer in een eigenaardige moeilijkheid. Het nieuws wordt tot slecht verhaal en wie het hoort, kan elk willekeurig element daaruit wegstoten. Dat is de meest efficiënte manier om snel immuun te worden voor elke sensatie, welk immuun worden op zijn beurt de spiegel opzweept tot nog sensationeler producties, groter leugens en drastischer ensceneringen. Er is aan het bedrog geen grens. Ik vraag mij wel eens af: hoeveel procent van het nieuws dat de televisie ons te zien geeft, is voor de camera geënsceneerd of hoogstens een latere reconstructie van wat er werkelijk gebeurd is. Eenmaal attent gemaakt op die mogelijkheid kun je overal de regisseur achter vermoeden. Soms ligt het er zelfs dik boven op, maar ook hier kan het vakwerk van de imitatie de werkelijkheid vervangen. Nu zou je kunnen zeggen, dat het er weinig toe doet of het filmpje van een brand tijdens of na een brand is opgenomen. Maar dat zeg je alleen als je ervan uitgaat, dat er hoe dan ook iets van gezien moet worden. Nieuws dat voorbij is, is geen nieuws meer. En relletjes of love-ins ensceneren om de camera of het lezerspubliek voedsel te geven, is ervan uitgaan dat die gebeurtenissen hoe dan ook moeten plaats vinden. De camera gaat de gebeurtenissen maken in plaats van ze te registreren. Wanneer dat als nieuws gepresenteerd wordt, is dat de grootst denkbare nep. Wie een reportage wil schrijven over marihuana en dan, om een schijn van echtheid daaraan te ge- | |
[pagina 15]
| |
ven, als kleine tol aan een werkelijkheid die nu eenmaal zichtbaar moet zijn om gefotografeerd te worden, een zitting ensceneert, bevordert het gebruik van verdovende middelen in plaats van het te bestrijden. De juridische term ‘uitlokken’ die hiervoor gebruikt wordt, is tamelijk zacht: hij geeft niet aan wat er gebeurt als de uitlokking succes heeft. Bovendien laat zo'n vriendelijke aanduiding helemaal in het midden wie en wat er zoal uitgelokt wordt door zo'n journalistiek bedrog. Dat is niet te achterhalen. Zelfs Vrij Nederland kan er met de meeste grimmige speurzin niet achterkomen, hoeveel stompzinnigheid en ellende de Telegraaf rechtstreeks en indirect in het leven heeft geroepen om zijn lezers bij het ontbijt een hap sensatie en hypokriet gevoel van rechtvaardigheid te bezorgen. Ten dienste hiervan wordt niet zomaar een beetje uitgelokt, overdreven, geënsceneerd: de hele werkelijkheid wordt vervalst, vervangen door wat bruikbaar is voor nieuwsmakers die aan de werkelijkheid niet genoeg hebben. Deze grote krant maakt zijn eigen nieuws, zoals een grote worstfabriek zijn eigen varkens mest. Maar dat zijn dan nog echte varkens en er wordt echte worst van gemaakt. Als een krant zijn eigen nieuws niet kiest, maar maakt, grijpt hij daarmee in de werkelijkheid in, waaraan elk nieuws geijkt wordt. Hij verdient niet meer de naam van ‘nieuwsblad’, maar wordt een fabriek van schijn-gebeurtenissen of nog erger: van gebeurtenissen waarvan niemand meer kan zeggen of ze echt dan wel onecht zijn, zodat het verhaal geschiedenis kan worden en geschiedenis kan maken.
C.V. | |
AforismenEen van de grootste raadsels, die artistieke centra ons opgeven, is waarom mensen zich als flikkers gedragen, die het niet zijn, en mensen die het wél zijn, zich ook zo gedragen.
* * *
Een mens zijn lust is een mens zijn liefdeleven.
* * *
De homosexueel is de kapelaan van deze tijd.
* * *
Er zijn geen huwelijken waarin men zó meedogenloos beslag op elkaar legt als die waarin men elkander volkómen vrij laat.
P.H.H.H. |
|