| |
| |
| |
Frans Hoppenbrouwers
Jeroen
Het ontstaan en het verloop van een ziekte
Jeroen ontdekte de spin in de worstkeuken van zijn vader. Te oordelen naar de manier waarop ze zich tegoed deed aan de vleesafvallen die in een hoek op de grond lagen, was het een gezond dier, waartoe Jeroen zich meteen aangetrokken voelde.
Hij hoorde duidelijk de hikkende geluiden die ze uitstootte, als ze zich met moeite losmaakte van een kleverig stuk vlees, waaruit ze voldoende bloed had kunnen zuigen.
Het eerst zag Jeroen haar ogen, die even opblonken in de schemer. Ze keken hem aan met een blik die zo vol koude verachting was, dat hij er door gehiepnotiseerd werd. Maar enkele ogenblikken later wendde ze haar ogen af en ging verder met haar werk.
Haar rug was vaalbruin van kleur, de zijden vuilwit en de buik fel oranje. Het kan ook geel zijn, dacht Jeroen. Het geel van de buik besmeurd met het rode bloed maakt ook een dekadent soort oranje.
Het meest opvallende aan het beest waren echter de bloedrode vlekken op het achterlijf.
Juist wilde hij de spin wat van dichterbij gaan bekijken, toen zijn vader riep.
Ja, ik kom, schreeuwde hij terug, pakte een houten kistje en stulpte het over het dier. Vaag hoorde hij nog een knorrend geluid, als van een zeug die haar biggen voedt. Hij keerde zich om en rende naar buiten.
Waar heb je de worst? De mensen in de winkel staan erop te wachten. Je moet je hoofd bij je werk houden in dit vak. Wat
| |
| |
deed je eigenlijk in de worstkeuken? Wacht, ik doe het zelf wel weer.
Nee, nee, haastte Jeroen zich, ik ruimde wat op. Het is altijd zo'n bende daar.
Voordat zijn vader nog iets kon zeggen, was hij al weer terug. De kist in de hoek stond er nog. Hij hoorde geen geluid meer. Vlug griste hij een paar worsten van het droogrek en haastte zich naar buiten.
Moest je ze nog maken? morde zijn moeder.
Tot grote woede van Jeroen moeide die blonde troel zich er ook weer mee.
Als hij een beetje vlugger wordt, groeit er best een goede slager uit.
Jeroen zag duidelijk dat zijn moeder er ook geen prijs op stelde, maar evengoed was er weer dat kruiperige: alstublieftmevrouw, dankuwelmevrouw, totziensmevrouw, waarvan hij meermalen bijna moest kotsen.
's Avonds in bed bladerde Jeroen in het insektenboek. Het tweede jaar dat hij op het seminarie was, had hij het na veel geharrewar van zijn moeder gekregen. Hij was ervan overtuigd, dat zijn vader het kadoo zo lang mogelijk had tegengehouden. Ongetwijfeld had hij het nuttiger geoordeeld als zijn zoon belangstelling had opgevat voor wat rijkelijker met vlees gezegende dieren.
Maar het boek was er gekomen. Vooral het hoofdstuk Ware Spinnen kreeg meer dan buitengewone aandacht en enkele weken later kende hij dat deel volledig uit zijn hoofd. Op elk moment van de dag en de nacht zou hij iedereen desgevraagd met plezier verrassende en onthullende details hebben verteld over bijvoorbeeld het leven van de wolfspinnen, de baldakijnspinnen, de krabspinnen, de zakspinnen, de springspinnen, de vogelspinnen of de roofspinnen. En uit al die families zou hij leden hebben genoemd met prachtige of bizar klinkende namen zoals de Waterjager, de Gerande Roofspin, de Tarantella, de Mygale, de Malmignatte of de Zwarte Weduwe.
| |
| |
Maar naarmate zijn kennis over de Ware Spinnen toenam, verminderde zijn belangstelling voor de grote dingen des levens. En dat zijn er nog al wat op een seminarie. Hij nam niet meer deel aan sport en spel en onder het gemeenschappelijk gebed krioelde het in zijn hoofd van de geleedpotige dieren. Het werd zelfs zo erg, dat de reden van zijn aanwezigheid op het seminarie op de achtergrond raakte, tot er niet veel meer van overbleef dan de herinnering aan het verhaal van de missionaris, die een bezoek bracht aan de lagere school in zijn geboortedorp, een jaar of vier geleden.
De missionaris sprak uitsluitend over slangen en wilde dieren. Op Jeroen zijn vraag of er in die streken ook spinnen voorkwamen, kwam de man pas goed los. Hij vertelde geanimeerd over eksemplaren zo groot als een vuist, die hun prooi besprongen en er zelfs niet voor terugschrikten kleine vogels aan te vallen.
Terwijl de andere jongens met grote schrikogen toeluisterden en en de juffrouw onder het mompelen van een verontschuldiging de klas verliet, keek Jeroen met een stralend gezicht naar de baardige verteller.
Op dat moment voelde hij voor het eerst iets, wat in het algemeen roeping genoemd wordt. Het leek hem de enig denkbare manier om in dat verrukkelijke land te komen.
Op de daarvoor vastgestelde tijd bracht hij de missionaris van zijn voornemen op de hoogte. Zijn besluit werd met de gepaste terughoudendheid ontvangen, maar nog diezelfde avond kwam de missionaris bij hem thuis. Ondanks het feit dat zijn vader ontegenzeggelijk meer heil zag in het slachten van varkens dan in het bekeren van negerkinderen, viel de beslissing vrij spoedig. Twee jaar later begon Jeroen latijnse woordjes te leren en het gedoe met de spinnen raakte op de achtergrond, totdat het volgende leerjaar het vak biologie aan het lesrooster werd toegevoegd. Op bladzijde 171 van het boek stond een beknopt bericht uit de vergeten wereld.
Jeroen schreef een brief naar huis met het verzoek om meer gegevens.
| |
| |
Lieve vader en moeder,
Alles is weer goed begonnen en met de lessen gaat het ook goed. We hebben nu ook biologie. Er staan heel fijne dingen in het boek. Er staat ook iets in over de spinnen. Daar ben ik altijd al gek op geweest. Lieve moeder, zou u met het volgende pakje niet een boekje over insekten kunnen opsturen? Maar er moet wel veel over spinnen in staan. B.V.D. Verder is hier alles goed. Wil je het niet vergeten? Ik zal er heel blij mee zijn. Verder is er niets nieuws gebeurd. Veel groeten van
Jeroen.
P.S. Er moeten natuurlijk wel plaatjes in het boek staan van de spinnen.
Deze brief had niet het sukses, dat hij ervan verwachtte. Tegen de gewoonte in schreef zijn vader zelf het antwoord.
Beste Jeroen,
We hebben je brief ontvangen. Fijn dat ales goed gaat. Laten we het zo houden. Kun je niet beter al je aandacht bij de studie houden? Wat koop je voor een boek over spinnen? Wat zie je toch in die akelige beesten? Je jaagt je moeder de stuipen op het lijf. Je moeder vindt het helemaal niet fijn, als je zulke rare dingen schrijft. Weet je wel wat zo'n boek kost? Het is echt weggegooid geld met die akelige beesten. Nu moet je niet boos zijn. We gunnen het je echt wel. Maar wat koop je ervoor? Je kunt je aandacht beter bij de studie houden. Thuis is het vreselijk druk. Soms wilde ik dat jij mee in de zaak was. We kunnen best een hulp ekstra gebruiken. Maar we vinden het fijn dat je missionaris wilt worden. Die moeten er ook zijn natuurlijk. Voor vandaag heb ik niets anders te vertellen. Veel groeten van
je vader.
P.S. Je moeder laat je ook groeten.
| |
| |
Pas na vijf weken intensieve korrespondentie had Jeroen de zaak voor elkaar.
Het was een prachtig boek met een uitgebreid hoofdstuk over de Ware Spinnen. De prijs stond er nog in: 14.50. Geen wonder dat zijn vader zoveel bezwaren maakte.
's Nachts als alles rustig was op de slaapzaal haalde hij het boek tevoorschijn, knipte onder de dekens zijn zaklamp aan en bekeek de gekleurde platen. Er gleed een bijna onmerkbare lach over zijn gezicht en zijn lippen werden vochtig van het overvloedige speeksel.
Langzaam maar zeker drong de verandering in Jeroen zijn houding door tot de geestelijke leiders. In hun muffe, kale kamers voerde hij lange gesprekken met hen over de meest uiteenlopende ernstige dingen. Vooral aan het onderdeel voorlichting werd ruim aandacht geschonken. Zo leerde hij de meest vreemdsoortige zaken; vanaf het groot en lang worden - een aangenaam, verstijvend gevoel - van zijn lid met de daaraan verbonden gevaren, tot een gedetailleerde tekening van een vrouwelichaam toe, die hem deed walgen. Na het zien van die gekleurde prent kon hij drie dagen niet eten. Telkens als hij een hap naar zijn mond wilde brengen, kwam hem die voorstelling nadrukkelijk voor de geest. Hij moest daarbij sterk aan zijn moeder denken. Hoe langer hoe meer kreeg hij een afschuw van zijn eigen gedachten en steeds dieper vluchtte hij weg in het Rijk der Spinnen.
Hij sprak nagenoeg met niemand meer en de stilte sloot zich als een ijzeren cirkel om hem en de wereld van zijn boek.
Op een vrije dag in de herfst schreef hij zijn eerste gedicht:
onder de rokken van de vrouw
daar hechtte ze zich vast
en wachtte op haar prooi......
| |
| |
Samen met de gedichten die hij daarna nog maakte, schreef hij ze in een nieuw cahier, dat hij bewaarde bij zijn boek.
Zo waren er: De Jongen, Het Boek en De Gedichten.
Een streng besloten wereld van onbewust sadisme, dat gretig wortel schoot in de vruchtbare bodem van de dichterlijke overgevoeligheid, zoals dat heet.
Drie jaar bleef Jeroen op het seminarie. Toen hadden de geestelijke leiders zekerheid, dat hij niet het geschikte karakter had om later vruchtbaar werk te doen als missionaris.
Bij het einde van het derde leerjaar kreeg hij een brief mee naar huis met het advies aan zijn ouders hem terug te nemen in de wereld.
Voor zijn moeder betekende dat een grote teleurstelling. Ze veronderstelde dat achter zijn zwijgzame aard diepe gedachten schuilgingen over ziel en zaligheid. De maskerachtige grijns op zijn gezicht legde ze uit als een teken van stil, vereenzaamd geluk, dat slechts is voorbehouden aan de zeldzame rechtvaardigen die reeds met hun hoofd in de hemel vertoeven.
Soms bespiedde ze hem, als hij las in het insektenboek.
Hij voelt zich aangetrokken tot de verschoppelingen onder de dieren, dacht ze. Je moet maar op de gedachte komen je te geven aan de geringste schepsels op aarde. Natuurlijk een opwelling vanuit zijn gevoelige ziel.
Ze had dikwijls de bijna niet te bedwingen neiging hem door zijn haar te strelen. Maar ze paste er wel voor dat plan uit te voeren. Als ze hem ook maar het minste aanraakte, kreeg hij steevast een aanval van histerie. Hij begon over zijn hele lijf te trillen en zijn ogen werden angstaanjagend groot. Pas als zijn vader hem onder handen nam, werd hij weer kalm. Een paar dagen sprak hij dan geen woord. Daarna werd alles langzaam weer gewoon.
Ze herinnerde zich nog levendig de dag, waarop dit voor het eerst gebeurde. Het was een zondagmorgen in de winter. Haar man was al vroeg opgestaan, terwijl zij nog wat bleef liggen. Onver- | |
| |
wachts kwam Jeroen de slaapkamer binnen, waarschijnlijk om iets te vragen. Ze zag hoe hij plotseling verstarde, zijn ogen gericht op een vast punt. Ze volgde zijn blik. Tot haar schrik lag daar haar slipje, waarmee ze na het gebeuren van de vorige avond wat te slordig was omgesprongen. Als een eerloze vlag hing het op het achtereinde van het bed.
Om hem af te leiden en tegelijk om een verontschuldiging of ze wist niet wat te zoeken, pakte ze hem bij de arm en wilde hem naar zich toe trekken. Hij begon luidkeels te schreeuwen en sloeg wild met zijn armen. Haar man stormde de kamer binnen en wist hem te kalmeren.
Sindsdien meende ze, dat er beschuldiging sprak uit zijn ogen, als hij haar aankeek.
Toen ze haar man 's avonds in bed de ware toedracht vertelde, trok hij eens met de schouders en keek haar onderzoekend aan. Wat wil je met een jongen, die van het seminarie komt? We moeten zo gauw mogelijk een vent van hem zien te maken. Als hij eenmaal een gezonde meid in d'r billen heeft geknepen, komt dat vanzelf. We moeten vooral niet te flauw tegen hem doen. Op die manier leert hij het best, wat er te koop is in de wereld. Morgen gaat hij mee op karwei.
Nee, wacht daar nog mee. Je weet dat hij er niet tegen kan.
Ik neem hem mee, zeg ik. Wat moet je met een slager, die het niet kan aanzien, dat er een varken wordt geslacht?
Verder had hij er geen woord aan besteed.
Toen zijn vader hem de volgende morgen van zijn voornemen op de hoogte bracht, sprak Jeroen geen woord. Hij trok zijn overall en zijn laarzen aan en ging mee.
Uit het stookhok van de boerderij, waar het water gekookt werd, kwam een pittige geur van brandend hout. Zijn vader tilde het deksel van de waterketel op en knikte goedkeurend.
Samen haalden ze het weerbarstige varken uit het hok. Het was een grote zeug met een ernstige kop, geniepige oogjes en lange, harde tepels, die bijna de grond raakten.
| |
| |
Op de betegelde vloer voor de keuken van de boerderij was de slachtplaats ingericht. Terwijl Jeroen de zeug vasthield, drukte zijn vader het schietmasker tegen haar kop. Na de knal trilde het dier even en viel op haar zij, wild stampend met de poten. Jeroen reikte het mes aan. Met een snelle, draaiende beweging verdween het tot aan het heft in de keel van het beest. Eerst met lange, daarna met kortere stoten gulpte het bloed uit de wond. Door met een voorpoot van de zeug op- en neerwaartse bewegingen te maken, wist zijn vader een emmer tot over de helft te vullen. De boerin nam de emmer over en roerde met een stok bedachtzaam door het dikke, warme bloed. Intussen droeg de boer kokend water aan, dat zijn vader op de krimpende buik van de zeug goot, terwijl Jeroen begon te schrabben. Hij trok brede, gladde banen door het verschroeide haar.
Tot nu toe had hij zijn walging zonder veel moeite kunnen onderdrukken. Zelfs toen zijn vader met de kromme haak van een schrabber uit alle macht de hoornen schoentjes van de zeug haar poten trok, was een slikbeweging voldoende om het opkomende braaksel tegen te houden.
De zeug werd op een ladder gekanteld. Handig sneed zijn vader de pezen van de achterpoten een stukje los en schoof ze over de uiteinden van een sport. Met vereende krachten werd de ladder opgehesen en tegen de muur gezet. Pas toen zijn vader met een vlijmscherp mes een lange snee trok in de weke buik van het dier, de lillende berg ingewanden met beide armen opving en de weëe, lauwe geur tot Jeroen doordrong, kwam de walging als een vloedgolf naar boven. Hij keerde zich af en liep wankelend weg. Leunend tegen de stam van een noteboom braakte hij lang en nadrukkelijk.
De avond na zijn ontdekking in de worstkeuken, bladerde Jeroen in het insektenboek. Na het eten had hij de spin in een oud akwarium laten kruipen. Zonder dat iemand het merkte wist hij het hele geval naar zijn kamer over te brengen. Hij hoefde nu nergens meer bang voor te zijn. Alleen donderdags, als de werkster
| |
| |
zijn kamer een beurt gaf, was er nog kans op ontdekking. Maar hij zou er wel iets op vinden.
Half opgericht zat de spin tegen de voorkant van het akwarium en maakte korte, smakkende lokgeluiden, alsof ze de aandacht wilde trekken.
Maar Jeroen zocht ijverig in het boek, hoewel hij wist dat het geen enkele zin had. Nergens was hij een beschrijving van een spin tegengekomen, die zijn ontdekking ook maar benaderde. Alleen de dertien rode vlekken op het achterlijf van het dier wezen in de richting van de Tarantellas, maar voor de rest waren de verschillen weer te groot.
Jeroen stapte uit bed en boog zich voorover tot vlakbij het akwarium. De spin liep langzaam achteruit en sperde haar kaken open. Toen hij zijn vinger tegen het glas hield, richtte ze zich op en deed een razendsnelle aanval. Verschrikt trok hij terug. Er kwam een brede grijns op zijn gezicht.
Je bent een lekker agressief dier. We zullen goede vrienden worden. Ik zal er voor zorgen, dat je niets te kort komt. Je ziet er intelligent uit. Wie weet kunnen we samen nog mooie spelletjes bedenken.
Jeroen was niet familieziek. Het enigste familielid waaraan hij geen hekel had was zijn nicht Blanka, die in de havenstad A. woonde.
Een keer per jaar kwamen oom, tante en nicht een zondag bij hen doorbrengen. Blanka was een ongezond kind met dikke brilleglazen en een belachelijk hoogrode kleur in haar gezicht. Ondanks het slechte funktioneren van haar ogen las ze veel. Over dit onderwerp kon tante urenlang vertellen.
Ze is met geen stok van haar boeken weg te slaan. Als dat zo doorgaat ziet ze over een paar jaar helemaal niets meer. Maar ze wil niet naar mijn raad luisteren. Kind zeg ik, kind, schei uit met die onzin. Alle boeken van de wereld zijn bij lange na niet zo belangrijk als één glimp licht in je ogen.
| |
| |
Misschien was dit de reden waarom Jeroen zijn nicht met andere ogen bekeek dan hij deed met de rest van zijn familie en kennissen. Ze had iets speciaals, waaraan hij geen naam kon geven, maar dat hem op een vage manier met haar verbond. Soms kwam het tussen hen zelfs tot iets wat je met enige moeite een gesprek zou kunnen noemen.
Enkele weken na Jeroen zijn ontdekking in de worstkeuken stond er weer zo'n bezoek op het programma. Terwijl zijn ouders met oom en tante de onvermijdelijke gesprekken voerden, zat hij met Blanka in de tuin. Zo nu en dan wisselden ze een paar woorden. Maar zoals gewoonlijk bleef het daarbij, tot Blanka een dun boekje uit haar tas tevoorschijn haalde en aan hem gaf.
Wat is dat?
Je zult het wel zien. Lees maar.
| |
| |
Met tegenzin sloeg hij het boekje open. Op de bladzijde waar zijn oog op viel stond een kort gedicht.
met een lach slaat de wind
haar vogel vliegt niet weg
Wat denk je ervan?
Ik lees nooit gedichten. Ik schrijf ze zelf.
Dat dacht ik wel. Mag ik ze lezen?
Nee.
Waarom niet? Ze gaan natuurlijk over je moeder en over het wuivende koren. Ik ken dat. Er gebeurt niet veel in een dorp. In de stad zie je nog eens wat.
Mijn gedichten gaan niet over het koren. Het zijn geheime gedichten waar niemand iets mee te maken heeft.
Je kunt ze mij best laten lezen. Ik hou mijn mond.
Nee.
Misschien zijn ze goed genoeg voor ons tijdschrift. Als je ze geheim wilt houden neem je een pseudoniem. Dat doe ik zelf ook. Mijn ouders hebben er niets mee te maken.
Kom mee naar mijn kamer.
Over het akwarium hing een doek. Met knopspeldjes had hij er een kort bericht opgeprikt: Doek onder geen voorwaarde optillen. Als er licht bijkomt is de hele zaak bedorven.
Wat zit daar onder? Maak je foto's?
Dat is geheim. Hier zijn de gedichten.
| |
| |
Blanka ging op bed liggen, trok haar knieën op en begon te lezen. Ze droeg een korte rok. Tussen haar benen zag Jeroen haar rose broekje. Hij wendde het hoofd af en keek door het raam.
Ik moet iets bedenken met de spin, dacht hij. Zo kan het niet langer.
Blanka las de gedichten met alle aandacht. Soms maakte ze opgewonden, kirrende geluidjes en rolde ze zich op haar buik; dan weer lachte ze zachtjes, terwijl ze met haar lippen korte smakjes maakte.
Jeroen keek uit het raam, de vuisten gebald in zijn zakken.
Ik had het cahier niet uit handen moeten geven, dacht hij. Ze snapt er geen donder van.
Het liefst zou hij haar de gedichten hebben afgenomen, maar iets in haar manier van lezen boeide hem. Hij keek. Ze lag op haar rug, het cahier op minder dan tien centimeter van haar gezicht. Als ze iets las wat haar scheen te bevallen maakte ze wippende bewegingen met haar onderlijf en rolde zich weer op haar buik. Het leek of ze delikate geheimpjes aan het eten was.
Ze leest als een slang, dacht Jeroen en een diep gevoel van genegenheid doorstroomde hem.
Blanka strekt haar benen. Het opgerolde cahier hield ze met beide handen tegen haar borsten geklemd. Ze sprak niet. Pas na enkele momenten durfde hij het te vragen.
Wat denk je ervan?
Ze bewoog niet. Het leek of ze zijn vraag niet eens hoorde. Juist wilde hij zijn vraag herhalen, toen ze hem door haar dikke glazen onderzoekend aankeek.
Vroeg of laat moest dit geschreven worden. Na al die erotiek in woord en daad was een reaktie onvermijdelijk. Daar waren we allemaal van overtuigd. Maar dat ik het antwoord juist hier moet vinden in dit achterlijke gat, waar nooit een dichter een voet heeft gezet.
Ik begrijp niet wat je bedoelt. Vind je ze niet goed?
| |
| |
Ze keek hem opnieuw aan. Hij meende te zien dat haar fletse ogen even opblonken.
Ik zal je zeggen wat ik ervan vind. Het zijn de meest bizarre en originele gedichten die ik ooit heb gelezen. De hele zaak kun je ermee op stelten zetten.
Ik wil helemaal niets op stelten zetten. Geef terug dat cahier.
Jeroen, je bent gek. Denk je eens in. Met één klap ben je bekend. Iedereen praat over je en in de kranten verschijnen entoesiaste artikelen. Wat wil je toch?
Ik wil niets. Geef terug.
Luister, Jeroen. Ik begrijp wat je zeggen wilt. Elke dichter heeft er moeite mee zijn eerste gedichten aan de openbaarheid prijs te geven. Het zijn de dingen van je hart die je op schrift hebt gesteld. De moeilijkheid is dat je over die drempel heen moet.
Geef terug.
Daar komt nog bij, dat het misdadig is deze meesterwerkjes aan de wereld te onthouden. Je zou er een heleboel mensen een plezier mee doen.
Intussen was Jeroen al over de drempel heen. Alleen de muur die hij in zijn leven had opgetrokken tussen ja en nee hield zijn negatieve houding in stand. Pas toen de gedachte in hem opkwam dat hij Blanka door zijn weigering zou kunnen afschrikken, gaf hij toe.
Je mag ze publiceren, maar ik wil geen pseudoniem. Iedereen mag weten wat voor dingen ik schrijf.
Hij had niet meer de tijd zich te verweren. Blanka pakte zijn hoofd tussen haar handen en gaf hem een kus op zijn mond.
Hij voelde hoe hij verstarde en hij had zin om luidkeels te schreeuwen. Bijna tastbaar kwamen de Tekening en het Slipje hem voor de geest. Slechts met de grootste moeite kon hij zich beheersen.
Toen Blanka met haar ouders vertrok, droeg ze het cahier mee in haar tas. Bij het afscheid gaf ze Jeroen een hand en in de auto keerde ze zich nog viermaal om en wuifde. Hij nam de moeite
| |
| |
zijn handen uit zijn zakken te halen en terug te wuiven. Dit gebaar ontging zijn moeder niet.
Je vindt Blanka wel aardig, is het niet?
Hij keek haar aan. Ze klemde haar lippen op elkaar en ging achter hem het huis binnen.
Toch is het duidelijk dat hij iets om haar geeft, dacht ze.
De eerste dagen na het bezoek was Jeroen minder zwijgzaam dan gewoonlijk. Telkens als hij enkele woorden met haar wisselde, bloeide de hoop in zijn moeder op. Hij trok zich minder vaak terug op zijn kamer en soms ging hij 's avonds het huis uit om een wandeling te maken. Maar na een week verviel hij weer in zijn oude gewoonte. Hij stommelde de trap op en bleef de verdere avond onbereikbaar.
Voorzichtig lichtte hij het doek van het akwarium. De spin zat in een hoek te suffen. Zodra ze hem in de gaten kreeg kwam ze naar voren en probeerde tegen het glas op te klimmen. Jeroen tilde het glazen deksel op een liet twee bloederige stukjes vlees naar beneden vallen. Met welbehagen keek hij toe hoe het uitgehongerde dier zich op het voedsel wierp. Ze sloeg haar kaken in het sappige
| |
| |
weefsel en zoog het bloed met gesloten ogen in zich op. De aders op haar buik werden zichtbaar dikker en Jeroen hoorde een hees, snorkend geluid.
Toen de stukjes vlees leeggezogen waren richtte de spin zich op en kroop hikkend terug in de hoek. Daar bleef ze zitten. Met half gesloten ogen keek ze hem oplettend aan.
Dit ogenblik was uitermate geschikt voor experimenten.
Jeroen liet een touwtje in het akwarium zakken, zodat het uiteinde voor de spin heen en weer bungelde. Ze knipperde niet eens met haar ogen.
Kom, Mickey, kom omhoog, lokte hij.
Avond na avond speelde hij hetzelfde spelletje, tot het dier eindelijk door had wat de bedoeling was. Traag sloeg ze haar poten om het touwtje en begon te klimmen, hoger en hoger, over de vingers van Jeroen, tot ze hijgend op zijn hand bleef zitten. Ook de terugweg had ze spoedig onder de knie.
Op een dag vond Jeroen een nest jonge veldmuizen. Hij legde de naakte jongen voorzichtig in een doos en bedekte ze met wat houtkrullen, die zijn vader gebruikte voor het roken van hammen. 's Avonds nam hij de doos mee naar zijn kamer. In plaats van de stukjes vlees liet hij een jonge muis neer in het akwarium. Nog voordat het diertje de grond raakte, viel de spin aan. Er klonk een kort, piepend geluid en het was gebeurd.
Sindsdien had hij er een zware taak bij. Elk moment dat hij overdag vrij was, ging hij op zoek naar levend voedsel, zoals kikkers, jonge vogels, dikke regenwormen, bromvliegen en allerlei torren en kevers. Het was dankbaar werk. Het levende voedsel maakte de spin leergieriger en haar reaktie nam toe. Na tien tot twintig herhalingen leerde ze het moeilijkste karwei feilloos uitvoeren. Zo sprong ze van de ene hand op de andere, terwijl hij ze toch meer dan twintig centimeter van elkaar hield.
Ook haar groeikracht nam toe. Ze was nu zo groot als een vuist en haar kleuren werden feller en dieper.
Soms liet hij haar opklimmen tot in zijn hals. Als haar naakte,
| |
| |
weke buik over zijn blote vel gleed, trok er een aangename rilling door hem heen.
Je bent precies wat ik zoek, fluisterde hij. Samen zijn we in staat de dingen te doen die nodig zijn.
Blanka haar brief bleef langer weg dan hij verwachtte. Maar de toon maakte veel goed.
Beste Jeroen,
Je gedichten heb ik aan de jongens laten lezen. Ze zijn geweldig entoesiast. Verontschuldig me, dat het zo lang geduurd heeft, maar de anderen wonen niet allemaal hier in de stad en ik moest het cahier telkens met de post verzenden. De een leest nu eenmaal vlugger dan de ander.
Maar hier komt het grote nieuws: het volgende nummer van ons tijdschrift hebben we helemaal voor jou gereserveerd. We nodigen je uit voor een paar weken naar A. te komen. De jongens zijn razend benieuwd naar je. Vraag het eens aan je ouders? De mijne zal ik tijdig inlichten.
Hartelijke groeten en spoedig tot ziens,
Blanka.
Was er een brief voor je, Jeroen?
Ja, van Blanka.
Schrijft ze iets bijzonders?
Nee. Ze vraagt of ik een tijdje bij hen kom logeren. Maar ik denk niet dat ik het doe. Wat moet ik in die stad?
Waaróm zou je het eigenlijk niet doen? Je ziet eens wat van de wereld.
Vader zal het niet goed vinden.
Dat komt wel in orde. Laat maar aan mij over.
| |
| |
Zijn moeder had gelijk. De volgende dag had ze het zaakje voor elkaar.
Jeroen, ik schrijf wel een brief aan tante.
Nee, ik zal het zelf wel doen. Wanneer kan ik gaan?
Zodra je wilt.
Goed, ik zal Blanka schrijven.
Zul je goed uitkijken in de stad?
Natuurlijk.
Je moet je biezen koffer maar meenemen. Hij staat op zolder. Haal je hem even op? Dan beginnen we vast met inpakken.
Nee, ik doe het zelf. Leg alles maar klaar.
De brief die hij aan Blanka schreef was kort en duidelijk.
Beste nicht,
Moeder vindt het goed dat ik kom. Laat me weten wanneer je me verwacht.
Verder geen nieuws.
Jeroen.
Twee dagen later belde tante. Jeroen was in de winkel. Zijn moeder nam de telefoon aan. Duidelijk hoorde hij wat ze zei.
Ja, inderdaad, ja......het zal hem goed doen......Blanka wél, ja... ...natuurlijk......nee, daar hoef je niet bang voor te zijn, hij is heel rustig en......ja, zo is het......goed......fantastisch......het zal hem werkelijk goed doen......nee, dat kan me niet schelen......goed, afgesproken......ja, we komen hem zelf brengen...... tot zondag dan.
Volgens zijn vader is de rit naar de havenstad A. telkens weer een gebeurtenis. Vooral op saaie stukken waar het landschap als twee druppels water lijkt op de omgeving van hun dorp, put hij zich uit in bewondering. Maar voor de wegaanleg, de verkeersborden en de manier van huizenbouw in België heeft hij geen goed woord over.
| |
| |
Geef mij ons eigen landje maar. Daar weet je waar je aan toe bent. Jeroen zat achterin, de biezen koffer naast zich op de bank. Hij luisterde naar het gekeuvel van zijn ouders met dat soort verveling waar geen graad voor is. Wat in het begin een irritant gevoel van onbehagen was, groeide uit tot een bijna vleselijke walging en nog later tot een wezenloos luchtledig dat niet eens onaangenaam aandeed.
Pas toen een insekt met een venijnige tik te pletter sloeg tegen de voorruit, kregen zijn gedachten weer vorm. Als een asymmetrische ster, fletsgeel en bloedrood van kleur, hingen de overblijfselen van het dier tegen de ruit. Jeroen probeerde de naam van het insekt te achterhalen.
Bij het passeren van één van die schijnbaar noodzakelijke, bij een nadering met meer dan 40 km per uur levensgevaarlijke, landelijke houten bruggen uit het Bourgondische tijdperk, warrelde ook het vliezige vleugeltje - het enigste deel dat een poging tot determineren niet helemaal nutteloos maakte - door het denderen naar beneden.
Jeroen schokte met de schouders en viel weer terug in zo'n periode, die geen enkele indruk achterlaat in je herinnering.
De stad leefde niet voluit. Bij het afschuwelijke stadion, geheel opgetrokken uit beton, stonden lange rijen onbemande auto's. Steevast vertelde zijn vader bij het passeren van die gigantische arena over zijn bezoeken aan de meest enerverende voetbal-interlands.
Jeroen zuchtte opgelucht toen zijn entoesiasme dit keer binnen de perken bleef. Hij wordt oud, dacht hij. Hij is zelfs te suf om voldoende belangstelling op te brengen voor zijn wildste jeugdherinneringen.
Als je oud wordt, sta je aan de verkeerde kant van de scheidslijn. Alleen een zeer snel-auto ongeluk, de val van een trap of een verkeerde manoeuvre bij het slachten - hij struikelt, hij gilt, het mes dringt tot het heft door in zijn borst - kan hem behoeden voor een te grote aftakeling.
| |
| |
De straat waar Blanka woonde, was lang, recht en zindelijk. Een uitermate geschikte plaats voor samenhokking van middelbare ambtenaren, kleine zelfstandigen, chefs de bureau en vertegenwoordigers in kamgaren kostuums, tot welke laatste kategorie haar vader behoorde. Het interieur van hun huis was als dat van de straat, strak, koel en proper. Toen Jeroen zijn moeder eens zelfgekweekte dahlia's meebracht, had tante het geschenk beslist geweigerd.
In mijn huis geen bloemen. Alleen de geur maakt me al misselijk. Ik vind het leuk van je, maar ik moet die rommel niet hebben.
Op de terugweg had Jeroen de verwelkte bloemen één voor één uit de auto gegooid. Hij telde tot vijfhonderd en wierp een bloem. Op die manier had hij zich bijna de hele reis aangenaam kunnen bezighouden.
Alleen Blanka kwam naar buiten. Ze stond bij de voordeur en keek glimlachend toe hoe zij uitstapten. Nog voor het moment dat de onvermijdelijke gesprekken aanvingen, verdwenen Jeroen en Blanka naar haar kamer. De wederzijdse ouders knikten instemmend en ook de konversatie had een intensiever verloop dan gewoonlijk.
Trots toonde Blanka het nieuwste nummer van het tijdschrift. Met bevende handen nam Jeroen het eksemplaar van haar over. Hij sloeg het boekje open en deed alsof hij las. Maar de letters draaiden voor zijn ogen als een zwerm rumoerige vliegen.
Het tijdschrift is nog niet officieel op de markt. We wilden eerst jouw mening horen. Wat denk je ervan?
Vreemd. Het is of ik mijn eigen gedichten niet terugken nu ze gedrukt zijn.
Wat vind je van de typografie? We hebben je indeling zoveel mogelijk hetzelfde gelaten. Dat zijn we natuurlijk aan je verplicht. Morgenavond hebben we een bijeenkomst, waarop alles nog eens besproken zal worden. We moeten de zaak goed organiseren. Voor deze speciale gelegenheid hebben we duizend eksemplaren laten drukken. Het risico is wel groter, maar als we de zaak verstandig aanleggen, springen we er gemakkelijk uit. Slaap morgenvroeg
| |
| |
maar goed uit, want het kon wel eens nachtwerk worden na die bijeenkomst.
Nachtwerk? En je ouders?
Mijn ouders? Die zijn er morgen niet, dat heb ik wel bekeken. Als vader naar het buitenland moet, gaat moeder altijd mee. Meestal blijven ze meer dan een week weg. Dat is een van de redenen waarom ze zo blij zijn, dat jij hier voor een paar maanden komt wonen.
Een paar maanden, zeg je?
Ja, of langer. Je kunt zo lang blijven als je wilt. We zullen een gezellige tijd hebben samen.
Jeroen voelde hoe het bloed naar zijn hoofd steeg. Ze hebben me verkocht, dacht hij. Ze hebben samen bekonkeld hoe ze mij konden uitschakelen om tegelijk mijn rendement wat hoger te stellen. Vanaf dit moment ben ik de bewaker der zeden van een achttienjarige literaire slet, maar ze kunnen me barsten.
Zoals ze gezegd had waren Blanka haar ouders 's morgens in alle vroegte vertrokken, zonder een bericht achter te laten. Tot over twaalven was hij op zijn kamer gebleven. Hij pakte zijn koffer uit, zette het akwarium weer in elkaar, haalde de spin uit het sigarenkistje met luchtgaten, borg haar achter het glas en gaf haar voer uit het potje met natte aarde, waarin hij regenwormen bewaarde.
Toen Blanka op zijn deur klopte, was het akwarium veilig opgeborgen achter de gordijnen. Samen ontbeten ze. Hete worstjes uit blik, brokkelige kaas, knapperige broodjes en stroperige koffie uit een kop zonder oor. De exotische maaltijd bracht hem in een bijna feestelijke stemming. Het licht viel anders door de ramen en de bloemige taal van Blanka klonk hem prettig in de oren. Maar naarmate het moment van de bijeenkomst naderde, keerde de eeuwige egaliteit in hem terug. 's Avonds liepen ze door de lange straat naar de binnenstad. Er waren opvallend veel auto's en wandelende mensen op die avond in de nazomer. Blanka haar hakken tikten pittig op de stenen. Hij was een hoofd groter.
Ze gingen een oud gebouw binnen, liepen langs helpaars gekleur- | |
| |
de toiletten waar een dikke vrouw achter een schotel met geldstukken op iets zat te wachten, klommen tegen een ladder op en kwamen in een zolderkafee. Niet zonder trots stelde Blanka hem aan de anderen voor.
Jeroen had meteen een hekel aan de literaire jongens. Ze spraken teveel en te luidruchtig en ze droegen te enge kleren. Door hun broek heen kon hij duidelijk zien of hun geslacht groot of klein was uitgevallen. Bovendien spraken ze over zijn gedichten, alsof het een of ander voordelig handeltje betrof. Als het niet voor Blanka was - hij had een buitenordelijk soort verering voor haar opgevat om haar kordate manier van optreden - zou hij de hele troep zonder meer in de steek hebben gelaten.
Een mooie verzameling ongevaarlijke geesteszieken, die hun gebrek aan verstandelijk vermogen trachten te verbergen achter sensueel gedonderjaag, dacht hij.
Al meer dan een maand was Jeroen in de stad. De vorige dag waren Blanka haar ouders voor onbepaalde tijd in hun groene Peugeot 404 met injectiemotor naar het zuiden vertrokken. Aan niets had hij gemerkt dat ze blij waren met hun vakantie. Hun levensgenot had het punt van oververzadiging al jaren bereikt. Vlak voor het vertrek hadden ze nog een gevaarlijke ruzie over een jurk, die al of niet mee moest. Het resultaat was hem niet bekend.
Zo onopvallend mogelijk had hij zich in de nieuwe omstandigheden weten in te passen. De literaire jongens beschouwden hem als de echte dichter, die geringschattend neerzag op dat minderwaardige gedoe hier op aarde. Ze zeiden nog steeds u tegen hem en ze behandelden hem daar ook naar. Het nieuwe nummer van het tijdschrift was een sukses. De duizenden eksemplaren waren binnen twee weken uitverkocht en er was sprake van, dat enkele van Jeroen zijn gedichten zouden worden opgenomen in een verzamelbundel ‘Moderne Poezie Na 1960’. In de dagbladen verschenen deels terughoudende, deels voluit lovende artikelen. Door
| |
| |
toedoen van Jeroen had het tijdschrift een bekende klank gekregen.
Intussen was zijn aandacht voor Mickey duidelijk afgenomen. Door het gebrek aan belangstelling was de spin arroganter en eenzelviger geworden. Op een van de zeldzame keren dat Jeroen met haar speelde deed ze een onverhoedse uitval naar hem. Hij maakte een verschrikt gebaar en stootte het glas van het akwarium. Dan maar zonder deksel, dacht hij.
Brak je een ruit, Jeroen?
Nee, ik liet een spiegel aan diggelen vallen. Ik heb de zaak al opgeruimd.
Blanka liep in haar ochtendjas door de kamer en zorgde voor het ontbijt. De sterke geur van koffie drong diep in hem door.
Jeroen kocht een groen pakje St. Michel. In goud stond er een tekening op van een engel die een monsterlijke duivel doorstak. Hij hield het pakje in de hand en keek met zichtbaar genoegen naar de afbeelding. Pas toen ze hem ongeduldig een por gaf, maakte hij het pakje open en gaf Bibiche de gevraagde sigaret. Van alle meisjes die hij kende, was Bibiche de meest afstotende. Ze droeg altijd korte, strakke kleren zodat haar vormen onbeschaamd duidelijk naar voren kwamen. Vanaf het moment dat ze hem had leren kennen, had ze een speciaal soort voorkeur voor hem. Blanka volgde deze ontwikkeling met buitengewone aandacht. Bij elke gelegenheid zinspeelde ze op Bibiche haar aantrekkelijkheid.
Het is een ronde meid en ze heeft iets weg te geven. Je hebt nu de kans. Laat die niet ontglippen.
Bibiche leunde zwaar tegen hem aan. Ze hadden allebei teveel klandestiene absint gedronken en het leven had een hardrode kleur. De franjes waren afgesleten en de grote gebeurtenis drong zich onweerstaanbaar op. Bibiche liet haar vingers over Jeroen zijn rug glijden en zocht daarna de weke plek van zijn buik. Haar lippen trokken een spoor over zijn wang, vonden een vast
| |
| |
punt en haar scherpe tanden hechtten zich vast in zijn vlees. Een aangename, tastbare pijn trok door hem heen.
Kom mee naar huis. Wat moeten we met die mensen om ons heen?
De anderen waren ze al lang uit het oog verloren. Ze liepen twijgend door de oude stad in de richting van Blanka haar huis. Toen hij de sleutel in het slot stak, voelde Jeroen hoe de eeuwige egaliteit in hem terugkeerde. Bibiche ging hem vóór de trap op. Hij zag hoe haar billen zich spanden in haar rok. Op bed zittend keek hij toe hoe ze zich bij het raam haastig ontkleedde. Ze droeg zwart glimmend ondergoed. Op het moment dat ze zich bukte om de nylons van haar gladde benen te stropen, zag hij achter haar iets bewegen. In een plooi van het gordijn hing Mickey, gereed voor de sprong.
Voordat hij het zich realiseerde, was het gebeurd. Met een korte plof kwam de spin op de schouder van Bibiche terecht en zoog zich vast in haar hals.
In een razendsnelle reflex sloeg het meisje het dier van haar schouder. De spin viel op bed en richtte zich op met opengesperde kaken, klaar voor een nieuwe aanval.
Zonder zich te bedenken rende Bibiche de kamer uit, de trap af en naar buiten.
Jeroen boog zich over de spin en probeerde haar te kalmeren.
Dat heb je mooi gedaan, Mickey. Wat zocht die meid op onze kamer? Maar ik begrijp je wel. Je bent jaloers. En gelijk heb je. Ik heb je behoorlijk verwaarloosd de laatste tijd. Je hebt op de juiste manier wraak genomen, dat moet ik zeggen. Bijna was ik onder jouw ogen met die meid in bed gekropen. Maar we hadden jou over het hoofd gezien en dat nam je natuurlijk niet. Hoe lang zijn we eigenlijk al bij elkaar? Al meer dan een jaar. Waar blijft de tijd? Ik vond je in de worstkeuken, weet je nog wel? Op dat moment heb ik je leven gered, dat moet je goed onthouden. Een jaar geleden was je een klein hulpeloos diertje, nog nauwelijks een spin. Door mijn goede zorgen ben je uitgegroeid tot een volwassen roofdier. Je kaken zijn goed ontwikkeld en
| |
| |
vooral die dertien bloedrode vlekken op je achterlijf hebben me altijd gefascineerd. Ieder zinnig mens zou bang van je zijn. Maar niemand heeft je ooit gezien. Behalve Bibiche dan. Wat maakte ze zich snel uit de voeten. Ze nam niet eens de tijd zich te kleden. Heb je haar borsten gezien? Die twee melkwitte vleeskwabben, die tegen elkaar klotsten toen ze wegrende?
Stil Mickey, blijf doodstil achter me zitten. Ik hoor iemand de trap opkomen.
Blanka kwam binnen, gevolgd door de neger Bobo.
Wat heb je met Bibiche uitgespookt? Ze is helemaal overstuur. Ze liep naakt over straat.
Er was iets met een spin, zei Bobo.
| |
| |
Hou jij je er buiten. Het gaat tussen Blanka en mij.
Nee, we hebben er allemaal mee te maken. Waar is die spin? Intussen was Mickey over de dekens naar Jeroen gekropen en probeerde tegen hem op te klimmen.
Daar, daar is de spin, riep Bobo.
Bliksemsnel greep hij Bibiche haar schoen die nog op de grond lag en gaf de spin met de spitse hak een klap. Er stroomde een vettige, gele vloeistof uit over het bed.
Dat zet ik je betaald, schreeuwde Jeroen.
Maar de neger keek hem zó ijskoud aan, dat hij terugdeinsde.
Als een razende vloedgolf spoelden de gedachten door zijn hoofd, zoekend naar een uitweg voor verdriet en wraak.
Ik zal jullie alles vertellen, fluisterde hij. Luister naar mijn laatste, uiterste daad van menslievendheid. Bibiche was een goedgevormde, wulpse vlinder, maar ondanks dat heb ik er geen belang bij, dat ze krankzinnig wordt.
Krankzinnig? Hoe kom je daar bij?
Als je goed kijkt zul je in Bibiche haar hals een klein wondje vinden. De spin heeft twee spitse tanden in haar muil, die een vloeistof bevatten van een mij onbekende samenstelling. De kleinste hoeveelheid hiervan in een menselijk lichaam heeft onherroepelijk krankzinnigheid tot gevolg.
Kom, Bobo, we moeten haar achterna. Misschien is er nog iets aan te doen. Zonder hem nog een blik waardig te keuren gingen Blanka en Bobo weg. Hij hoorde hoe de voordeur met een klap dichtsloeg.
Jeroen haalde zijn koffer van onder het bed en griste snel wat spullen bij elkaar.
Even later liep hij door de lange straat naar de binnenstad.
Op het station was het rustig. Hij raadpleegde de dienstregeling. Over twintig minuten zou de trein arriveren. Hij ging op een bank zitten, de biezen koffer naast zich.
Vol verlangen dacht hij aan de vertrouwde geur in het huis van zijn ouders.
|
|