| |
| |
| |
[Nummer 35]
Journaal
Vietnam
Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam, Vietnam.
J.L.
| |
In oost en west hetzelfde
Te moeten liegen om bij de goeden als goed aangeschreven te kunnen blijven -, aldus tot de leugen te worden gedwongen: is dat niet bij uitstek de vervreemdende werking van het sociale? Laten we ophouden te beweren dat de mens eerst tot zichzelf komt in de gemeenschap, tenminste indien we niet bereid zijn te bedenken dat die bewering slechts ten volle waar is voor de volmaakte gemeenschap. Het ideaal behoeft het correctief van de feitelijkheid, wil het niet ontaarden in de utopie. Daarin ligt de tragiek van Marx en het communisme. Daarvan ben ik mij onlangs in Berlijn bewust geworden. Maar het is evenzeer de tragiek van het Westen. Tragischer dan de tegenstelling tussen Oost en West is de in beide aanwezige tragiek. Christen en marxist beide dreigen te verstikken in de afstand die het geinstitutionaliseerde ideaal scheidt van zijn feitelijke verwerkelijking. Beide zijn nog nauwelijks bereid hiervoor hun ogen te openen. Bonhoeffer en Kolakowski uitgezonderd. Zoals Bonhoeffer nauwelijks over God kon spreken tegenover de religieuze mens, kan Kolakowski niet marxistisch denken ten overstaan van het institutionele marxisme. De religieuze mens moet dan volgens Bonhoeffers bedoeling verstaan worden als een psychologisch type, gekenmerkt door het feit dat hij zich God heeft toegeëigend. Hij bidt en offert, vermijdt het kwaad, schijnt zichzelf weg te cijferen. Heeft hij dan niet het recht zich met het institutionele christendom te vereenzelvigen, ja heeft hij niet het recht in naam van God te spreken? Maar hoe kan ik nog over
| |
| |
God spreken met hem die reeds in naam van God spreekt? Zo heeft de vertegenwoordiger van het institutionele marxisme altijd het gelijk en het recht aan zijn zijde. De poging onderscheid te maken tussen Marx en de partij-leer is al verdacht, - evenzeer als tussen de Christus die mij aangesproken heeft en de leer van de Kerk. Marx heeft in het europese denken overwegingen van specifieke nieuwheid ingevoerd die echter op het ogenblik zozeer tot verworvenheden van de algemeen-aanvaarde wetenschap geworden zijn dat ze hun specificiteit verloren hebben. Andere gedachten van Marx zijn inderdaad slechts in het officiële marxisme overgegaan, maar deze gedachten zijn slechs methodisch bedoeld en geven geen uitsluitsel omtrent hun eigen toepassing op deze concrete situatie, - evenmin als het evangelie, dat zeker ook voor de politiek vruchtbaar moet kunnen zijn, uitsluitsel geeft over de vraag wat hier en nu een christelijke politiek is. En tenslotte, aldus Kolakowski, is Marx de vader van het marxisme zoals Plato de vader van het platonisme: een mentaliteit die ook nu nog herkend kan worden, geen leer, want niemand onderschrijft vandaag alle stellingen van Plato. Een eenduidige interpretatie is ondenkbaar: dat blijkt al uit het simpele feit dat bijna elke generatie er behoefte aan voelt de totale geschiedenis van de mensheid opnieuw te schrijven.
Herman Berger
| |
Vietnambitie
Het gaat al zolang over Vietnam, dat het steeds onwaarschijnlijker wordt, dat het nog over Vietnam gaat. Het is ondenkbaar, dat zoveel mensen zo lang en zo vurig over een zaak praten zonder dat die zaak iets anders wordt: sensatie amusement, principe, ambitie, methodekwestie. En hoe meer het over iets anders gaat, des te meer wordt Vietnam als iets vanzelfsprekends aanvaard, als de knikkers die nu eenmaal bij het spel horen, maar waar het nooit om gaat. Het is alleen nog maar de katalysator die nodig is om een proces van vurig engagement in het leven te houden.
*
Er is een methodestrijd. Op duizenden kilometers van het front slaan twee machteloze mensen elkaar de schedel in omdat ze allebei vinden, dat er iets gedaan moet worden, maar niet weten wat en hoe.
*
Er zijn mensen die dank zij Vietnam een bliksemcarrière maken bv. als protestzanger.
*
Datgene waar iedereen belangstelling voor heeft is gedoemd te blijven bestaan; het wordt onmisbaar. Demonstreren lucht zo op; het is een voortreffelijk middel om psychische spanningen kwijt te raken. Het heeft dan ook alleen betrekking op de spanningen rondom een probleem, niet op het probleem zelf.
| |
| |
Vietnam is in de sector amusement, vrije expressie en liturgie onmisbaar geworden.
*
Ook het engagement heeft zijn kwezels. Zij zijn fanatieker dan de vrome zielen van vroeger, want zij willen alleen maar dat er iets gedaan wordt, niet dat er iets geïncasseerd wordt.
*
Wat vroeger de moraaltheologen deden, doen nu de aanbidders van de daad: elk plezier bederven. Een Vietnam-kwezel sloeg mij een borrel uit de hand. Er is zoveel ellende in de wereld en hij wilde iets doen: mij wakker schudden. Hij verplichtte mij te slapen om mij maar wakker te kunnen schudden.
C.V.
| |
Hip hip hip wederzijds begrip
Mijn medemenselijkheid was allang niet meer wat ze geweest was, en met mijn onbehagen zat het ook fout, dus schreef ik weer in op een jongerenweekend, waar je een stel verontruste paters in ruil voor kogelflesjes aan hun gesprek met de ander kunt helpen. Zoiets geeft je het gevoel dat je een zinvolle existentie opbouwt, en je kunt nog lachen ook. De affaire begon ditmaal met een zanger, die achteraf een vermomde Eerwaarde Oblaat van Maria bleek te wezen, dezelfde die vóór het concilie had gezongen als Bernardus de Troubadour van de Goddelijke Deemoed en later als Beat Brother Benny; nu de beat voorbij was heette hij Broer Ben O'Blaat en zong hij protestsongs. We mochten niet meer op de negers neerkijken, zong-ie, en ook niet op de doopsgezinden en de Curie. Nou, wij klappen, hè. Die man zit er tenslotte ook niet voor z'n lol, volgende maand moet-ie misschien jodelen.
Daarna sprak een oud-minister uit Toga, een medicijnman, de enige aan wie je kon zien dat hij priester was. ‘Hoe ik over de God der christenen denk’, met dia's van primitieve kunst; hij had ook een kleine collectie voor de verkoop. Interessante lezing, je hoort tegenwoordig niet vaak meer een goed woord over de God der christenen; even was er een pijnlijk moment toen hij zei dat de kolonialisten niet allemáál schurken waren geweest (Broer Ben O'Blaat kreeg van zijn overste een por en riep toen boe), maar hij eindigde gelukkig met onze collectieve schuld, de vastberadenheid der jonge generatie om elkaar de hand te reiken (wij allen tezamen en ieder voor zich) en toen begon het dansen. Daarbij kwam een heer met me aanpappen. Een oudere die ons niet begrijpt? dacht ik, of een oudere die wij maar al te goed begrijpen? oudere met open oog voor onze idealen? oudere met inzicht in wat wij willen? enfin, een wat stumperige man. Ik zeg tegen hem: ‘Je wilt zeker een vruchtbare discussie met eerbied voor elkanders overtuiging, hè?’ Nou, je had hem moeten zien kijken, of hij engeltjes hoorde
| |
| |
zingen, en dat zei ik hem ook. ‘Engeltjes, ha, die bestaan niet, er valt heel wat aan jou te dokteren’, antwoordde hij. Een priester dus, anderen vallen daar niet over. ‘Hoe staat het eigenlijk met dat celibaat van jullie?’ vroeg ik. ‘Ik vind die instelling een discriminaie van de hetero's, want de homo's mogen wel met een vriend samenwonen, en dan geldt natuurlijk ook voor pastoors: vriendschap is immers geen huwelijk.’
‘In hogere zin wel.’
‘Moet je tegen de conservatieven zeggen, dan kun je een leuke dialoog krijgen.’
‘Als wij het over dialoog hebben bedoelen wij geen dialoog met de conservatieven’, wees hij me terecht. ‘Die houden ook geen dialoog met óns, zij gebruiken gezagsargumenten. Dat is flauw. Nee, het gaat om het gesprek met de andersdenkenden, gereformeerden, hernhutters, hindoes, eh... oud-katholieken zijn al dubieus...’ Hier schrok hij van zijn eigen woorden en vroeg benauwd: ‘Ik hoop dat ik je niet gekwetst heb in je diepste godsvoorstelling of zo? Je bént toch niet oud-katholiek of rooms-katholiek?’ ‘Nee’, zei ik.
‘Goddank’. Dat vond ik in zijn mond geen passend woord, maar 't was denkelijk van vroeger blijven hangen. Wat of ik wél was, vroeg hij toen. Niets. Geen godzoeker, heus niet? Geen religieus dakloze? Wist ik zeker dat ik niet een piezeltje onvrede met het bestaan als zodanig had?
Hij was een echte medemenselijke uitslover, maar ik bleef nee schudden. Goed, besloot hij, als ik daarin helemaal eerlijk mijn geweten volgde, was ik verantwoord tegenover mijzelf en God, en daar ging het toch om. Ik kon mij in dat opzicht één voelen met de gelovigen. Als de zaken zo lagen, zou hij ook geen bezwaar voelen als ik ter communie ging. De kerkliederen waren kinds eenvoudig, die leerde ik vanzelf.
‘Maar ik wil helemaal niet’, riep ik. O, ik moest hem niet verkeerd begrijpen, die verplichting tot mishoren op zondag, daar hoefde ik mij niets van aan te trekken. Als het mij niet lag, geen nood. Als ik in mijn hárt maar een goed katholiek was, en verder als correct mens leefde: dus geen bedevaarten doen, geen beelden vereren...
‘En mijn marihuanasigaretje, mag ik dat blijven roken?’
‘Natuurlijk, als het je godsbegrip verruimt...’
‘Enorm, God herkent zichzelf niet meer.’
Mijn kogelflesje was leeg. ‘Zo, dat heeft me lekker opgefrist’, zei ik en ging dansen, terwijl hij nog even naglunderde.
W.Z.
| |
Vietnomen
Vietnam, Vietnamsterdam, Vietnamerika, Vietneeuw, Vietnambuleren, Vietnamper, Vietnammerik, Vietnamboree, Vietnep, Vietnek, Vietnambacht, Vietnamoreel, Vietna- | |
| |
mourette, Vietneuman, Vietcomparatief, Vietcongsi, Vietcompensatie, Vietkwammie, Vietmoettochooitkomen, Vietnamfitheater, Vietnamulet, Vietpong, Vietping, Vietpingpong, Vietpingping, Vergissing, Vietbusiness, Vietcongzaam, Vietnamzaam, Vietbang, Vietlang, Vietramp, Vietrohnson, Vietnanking, Vietkanker, Vietviet, Vietvat, Vietkan, Vietkon, Vietkannieënkonnie, Vietnamen en uit.
L.T.
| |
Door onze ogen
Coelovisie, zeggen de engelen,
van het niet-gevallen-zijn.
naar het gewriemel der miljarden,
het getreiter, het gesar,
en - nu het toch niet meer baat
het oecumenische geharrewar.
‘Hij is nog wel de Heer!’
Het interesseert hem niet meer.
Hij is er niet meer bij.’
Nu en dan zegt er nog een:
‘Ja, maar hoe?’ zeggen de anderen.
Het water dat de dalen overstroomt,
de winden die orkanen worden,
de honger die werelddelen teistert,
de stank van wierook en kaarsen,
het bloed op de autobanen,
het interesseert hem niet meer.
Omdat hij het ziet door onze ogen.
- eens in de veertien jaar, zegt men
mompelt hij, zichzelf herhalend:
Want hij wacht op het ogenblik
waarop de mens de schepping,
zijn schepping, zal vernietigen.
Ook dat ziet en beleeft hij
en omdat hij geen andere mond heeft
L.S.
| |
Vietnamusement
‘Nou, mijnheer Eerdmans, ik interesseer mij dus al meer dan een jaar voor het probleem Vietnam, en op een gegeven moment zei mijn meisje tegen mij: jij altijd met je Vietnam, je moet bij de kwis gaan. Nou, en toen heb ik dus nog wat boekjes doorgenomen en nou sta ik dus hier. Het heeft me wel wat vrije tijd gekost, maar duizend gulden is altijd meegenomen als je trouwplannen hebt.’
‘Nou, dat heeft nu al zo lang geduurd, en de heren politici maar praten en nog eens praten, en toen dacht ik dus, het wordt tijd dat er
| |
| |
eens iets gedaan wordt en zo ben ik dus op het idee gekomen deze taart te bakken. Die sneuvelende soldaat die U hier ziet, is helemaal met de hand gemaakt van echte suiker.’
‘Hoe wij op het idee gekomen zijn? Nou, dat was dus zo gegaan. Ze zouden een protestmars houden tegen Vietnam of zo en toen dachten wij, we maken een klein molentje en dat laten we alsmaar draaien. Dat is dus een symbool van het Nederlandse volk en als je er diep over nadenkt, dan zie je daar ook een molenaar in, want dat woord mag je natuurlijk nooit zeggen van een bevriend staatshoofd.’
‘Ja, kijk eens, mevrouw Bouwman, daar lig ik nou wakker van, en toen zei ik zo tegen mijn vrouw, het is toch een schande dat daar niets aan gedaan wordt. De mensen praten er wel over, maar niemand doet iets. Toen hebben we dus de fiets genomen en zijn er zelf naar toe gegaan om onze ideeen uit te dragen, weet je wel.’
‘Mag ik het misschien zo stellen. Ten aanzien van het concrete probleem Vietnam heeft de wijsbegeerte als zodanig geen rechtstreekse inbreng. Ik zeg met opzet: niet rechtstreeks, omdat het bepaald niet zo is, dat de wijsgeer onverschillig blijft bij dit tragische conflict. Niets is minder waar.’
‘Ja kijk eens, over Vietnam heb ik zo mijn eigen mening en ik ben blij, dat U mij de gelegenheid geeft die hier in de studio uiteen te zetten. Ik vind namelijk dat er onderhand maar eens iets gedaan moet worden.’
‘Nou, mijnheer Duys, dat kan ik U wel vertellen. Ik ben er namelijk diep van overtuigd, als iedereen hetzelfde zou denken als ik, dat er dan helemaal geen probleem zou zijn. En daarom zou ik het voor die mensen die daar nodeloos liggen te sterven van ellende, zo fijn vinden dat iedereen mij een briefje stuurt, het hoeft helemaal geen lange brief te zijn, maar een gewoon kaartje met zijn handtekening erop en dat hij achter me staat.’ ‘Nou weet je wel, ze waren dus aan het demonstreren en mijn vader zat natuurlijk weer voor de televisie te snurken en toen dacht ik, we hebben toch maar nooit eens een leuk verzetje en zo ben ik eigenlijk dus in het verzet gekomen. En dat vind ik dus ergens wel fijn. Dus laten die ouwe sokken maar naar de televisie kijken.’
‘Er was dus bij ons op school een leraar en die vertelde dus over Vietnam. Daar gaf hij heel boeiend les over en na de les zei hij zo tegen ons, wat vinden jullie daar nou van. Nou, en toen hebben wij dus eerst een tekenwedstrijd georganiseerd wie de leukste tekening kon maken. En daarna hebben wij dus een comité gevormd en wij willen dus adhaesiebetuigingen van alle tieners om er iets aan te doen. Als alle tieners van de hele wereld het met ons eens zijn, zullen de mensen van de politiek eindelijk ook eens wakker worden.’
C.V.
| |
| |
Het christelijke is uiteindelijk niet een waarheidsleer of een duiding van het leven. Het is dat ook; maar daarin bestaat niet zijn wezenskern. Die vormt Jesus van Nazaret, zijn concreet bestaan, zijn werk en lot, - dat wil dus zeggen: een historische persoon. (10) ... de gangbare bewering, dat het Christendom de godsdienst van de ‘Liefde’ zou zijn. Dat is juist, - vooropgesteld dat de ‘Liefde’ waar het hier om gaat, zuiver gezien wordt: niet als liefde zonder meer, ook niet als religieuze liefde zonder meer, maar als die liefde welke betrekking heeft op een bepaalden persoon en zelfs door dezen persoon eigenlijk pas mogelijk is gemaakt: de persoon van Jesus. (69)
Romano Guardini, Het wezen van het Christendom, Utrecht-Brussel, 1948, vert. Th.C.M. van den Brink.
|
|