| |
| |
| |
Journaal
Wij zetten ons met treinen neder
Hij had het geheugen van iemand met een slecht geheugen.
*
Dat de muziek van Berlioz hoorbaar, en door geen interpretatieve kunstgrepen meer te verdonkermanen gelijkenissen vertoont met gestroomlijnde twintigste - eeuwse ‘popular music’ en filmmuziek (Harold en Italie, deel II) verbindt begin en hoogtepunt van de technokratie. De grootindustrie, die in Berlioz' muziek werd geanticipeerd, schiep los daarvan haar eigen muziek, en de gelijkenis is, voor Berlioz, dodelijk. Er zijn ook utopieën die in ‘slechte werkelijkheid’ veranderen. - De meeste.
*
Imperfecta: huren-hoer; vuren-voer; luren-loer; kuren-koer; muren-moer; borduren-Boroboedoer; uren-oer; buren-boer...
*
‘Bach's famous Toccata and Fuga in d minor, which my husband and I wish to be played at our funeral’ (opgetekend uit de mond van een krakende dame - B.B.C., 27 december 1965).
*
De buren hebben muren.
*
‘Zou rede iets met reden te maken hebben?’ (Hillenius, Tegen het vegetarisme, pag. 111) - Ja. Maar oren hebben niets met oorzaken te maken, behalve bij slechthorendheid.
*
Invallen komen tot stand waar ‘toeval’ en ‘inspanning’ elkaar kruisen: muren, plafonds, zo dun als trommelvliezen, scheuren, om het uitzicht te openen op tuinen, waar engelen met vlammend zwaard alle inspanning nutteloos verklaren. De muren, plafonds sluiten zich en wie niet in engelen gelooft schrijft verder; en is zijn ongeloof groot genoeg dan zijn, wat hij schrijft, de vondsten, zonder welke alle inspanning nutteloos zijn zou.
*
Bij een verhuizing van zijn ouders, toen het konjugale bed werd afgebroken, in de vrouwelijke helft waarvan hij was gekoncipiëerd, dacht hij als merk van de matras te lezen: OEDIPUS. (Het merk van de matras was natuurlijk AUPING'S).
*
Ook objekten kunnen transitief en intransitief zijn. Intransitieve objekten: de geschenken die gegoede burgerstandsdochters bij gelegenheid van hun huwelijk in ontvangst mo- | |
| |
gen nemen. Transitief is een bokshandschoen.
*
‘Onmeegaand’ - dat was de omega van zijn karakter, de alfa en de omega: in alles onmeegaand.
*
‘Worden’, zo vroeg hij zich af, ‘in de regen grote neuzen in de regel eerder nat dan kleine, of omgekeerd?’
*
Wilt U het heil verkondigen, engageer dan een operette-tenor, - maar omwille van het heil, laat hem operette-teksten zingen, geen heilsteksten.
*
In een franse brood-vertaling van Max Brod, Franz Kafka. Eine Biographie: ‘Je l'entendais souvent chantonner la ballade du lion du Graf Eberstein (...)’ voor het duitse: ‘Oft hörte ich ihn die Löwe-Ballade vom “Grafen Eberstein” vor sich hinsingen (...)’.
*
Of: zich perfekt inrichten, met afwasmachines, hi-fi-apparatuur, roltrappen en God aanroepen, of: zich inrichten met slechte apparatuur en ongelovig blijven.
*
Rimbaud en Amerika: ‘A noir, E blanc, I rouge...’
*
Wanneer breken de verlichte tijden eindelijk aan, dat men niet meer van het toeval van een vouwtje in het papier, dat de tekst verminkt, afhankelijk is om te kunnen lezen: ‘de vetten van de moraal’ in plaats van, zoals staat geschreven: ‘de wetten van de moraal’?
*
Ik geloof, val ik, in slaap.
*
Michel van Nieuwstadt
TEGENBOSCH: Ik heb bezwaren gemaakt tegen G.K. van het Reve, omdat iemand die met God liefdevol gepaard heeft, toch niet meer de versterkende middelen der zeven roomse sacramenten behoeft. Ik snap niet, dat iemand die God gezien heeft, nog behoefte heeft zich te onderwerpen aan de clubregels van een gezelschap dat alleen maar van hem gehoord heeft. De Kerk, alle christelijke kerken, zijn bij uitstek de plaats waar afwezig is, wat zij beweren te presenteren. Ze bewaken een leeg graf. En ofschoon de landvoogd daar een cordon goed gewapende soldaten omheen heeft gelegd, komt er nu en dan iemand, die erop wijst dat alles procedeert rondom de leegte - een typisch uit de christelijke traditie voortspruitende ervaring van het goddelijke. Als Van het Reve nu niet de leegte, maar de materialiteit van God heeft beleefd, wat doet hij dan in de ijlte, die uitsluitend gevuld is met dogma's, liturgieën, goede wil en koppijn?
| |
| |
Later ontmoette ik mensen die, op grond van hun van kerkelijke zijde bedorven jeugd en na kerkelijk misleid te zijn inzake sexuele dagelijkse en doodzonden, de Roomse Kerk voorgoed te rug hebben toegekeerd: zij waren nu boos, droef, geaffronteerd, getroffen en andermaal te na gekomen, omdat de R.K. Kerk een niet slechts practiserend, maar ook belijdend homosexueel binnenhaalde. Ik kan ook dit bezwaar begrijpen.
Maar onbegrijpelijk bont maakt het Robin Hannelore, redacteur van het Vlaamse blad Heibel, II, 4, die Van het Reve toevoegt: ‘Wel, mijn jongen, je bent: een leugenaar, een verbeeste gek, een meelijwekkende vergissing van de natuur, en een sensatieprater. En hoe het met kloosters, vormingscentra en seminaries in Nederland gesteld is (v.h. R. heeft via de TV gezegd, dat hij daar ongestoord zijn brieven heeft kunnen voorlezen - T.), weet ik niet, maar te oordelen naar wat er via T.V. gezegd wordt moet het al even erg zijn als met de literatuur’. Dat wel, mijn jongen klinkt me heel vertrouwd in de oren. Alsof Robin Hannelore dus toch op het seminarie heeft gezeten. Maar is het dan in Vlaanderen niet zo gesteld met de kloosters, vormingscentra en seminaries, dat homosexualiteit en andere gekke verbeestingen er goed bekend zijn? Dat zou me verbazen. In Nederland wordt in dezen meer gezwegen, zoals ook christelijk is, en dan met al die protestanten op ons erf, maar de Vlamen kunnen toch rechtuit wezen. Toe mijn jongen, mijn Robinson, ge zijt gij toch zo min als ik met meisjes te bed geweest op het seminarie? We werden toch opgeleid voor het celibaat, mijn Hannelore, en solosex en homosex en zulke rêverie, waren dat ten uwent niet de fleurs du malligheid?
Of heeft Heibel Hannelore toch gelijk en is het slecht gesteld met onze literatuur, bijvoorbeeld echt net zo slecht als met de kloosters, vormingscentra en de seminaries? Ja, dan heeft het werkelijk geen zin, dat de kloosters zich tot de literatuur bekeren of de literatuur zich bekeert tot het klooster, en dan schiet ook Van het Reve eigenlijk niets over als in te treden tot Heibel Ringelore en de brandstapel op te gaan, die altijd al zo'n gelukkig trefpunt van literatuur en kerk is geweest, opdat hij onder het zingen van Heil Hannelore en parende met het Onzijdige Vuur een einde stelle aan de meelijwekkende vergissing van de natuur die hij zelf is, om niet te spreken van de kloosters, vormingscentra en seminaries, en eigenlijk vooral om helemaal niet meer te spreken.
TEGENBOSCH: Gezien op een muur in Italië: Ameri-cani.
Ze durven heel wat, die Abe-cynici.
HAWINKELS: Burgemeester Breekpot (‘a rose by other name’) van het Zuidlimburgse, voornamelijk met op eksters en toeristen afgestemde prullaria volgestouwde
| |
| |
stadje Valkenburg is de laatste maanden nogal eens in het, zij 't niet 't beste nieuws geweest. Men herinnere zich een verkiezingsgeschiedenis, en men zal weten, dat de man die midden in 't vakantieseizoen, en dan nog het meest turbulente fragment daarvan, de bouwvakkersvakantie, het land versteld deed staan door een aantal vanuit de jukeboxen van zijn ambtsplaats frequent met, ondanks alles dromerig, verklinken in de befaamde akoestiek tussen de bolle heuvels van de omgeving een aanvang makende dubbelzinnige liederen, voor het merendeel uit pen en keel van Johnny Hoes c.s., vastberaden te verbieden deze stap niet zette zonder zichreeds eenmaal tevoren vertrouwd te hebben kunnen maken met het gevoel de openbare aandacht op zich gevestigd te weten. Nu is Breekpot, bij mijn weten voor de derde keer, die overigens met nummer twee in nauw verband staat, voor het voetlicht getreden, zeer afzienbare tijd nadat de gemoederen in beroering geweest zijn door ander verbieden, dat nl. van de vocale en instrumentale voortbrengselen van de Beatles door radiostations in het racistische Zuiden van de Verenigde Staten van Noord-Amerika, hiep, hiep, hoerra, en bijna door de N.C.R.V., - wat weerkaatst de geschiedenis zijn taferelen toch overzichtelijk over de aardbol, ongeacht de werelddelen en ongeacht nog een heleboel meer, let maar eens op de Rode Garde in China, die daar net in praktijk brengt ten opzichte van bepaalde in hun ogen in de richting van het decadente kapitalistische westen afglijdende particulieren wat zeer vele particulieren hier als maatregelen zouden wensen ten opzichte van provo's en andere linkse verrekkelingen -: begin september bracht een aantal zgn. ‘groenen’ (pas ingeschreven studenten, die met het oog op opname in een zgn. ‘gezelligheidsvereniging’ zich aan een aantal nogal opvallende verplichtingen onderwerpen) van een studentenvereniging uit de hoofdstad van de
provincie Utrecht de burgemeester een serenade, waarvan het programma uitsluitend door hem verboden werkjes van Hoes c.s. vermeldde, een muzikale attentie, die niet zoals men van de zich op 't stuk van de openbare zeden zo rechtlijnig betoond hebbende Breekpot zou hebben verwacht, gedesavoueerd werd, maar die, zoals ons het Limburgs Dagblad weet te berichten, ‘door de burgemeester sportief werd opgevat. Hij zette zelfs zijn handtekening op de hoes’ (!) ‘van het gewraakte “Komkommertje”.’ (Uit het geheugen geciteerd. P.H.)
Is dit nu consequent? Nee, dit is niet consequent, en wij mogen nu zelfs zo ver gaan de oprechtheid van 's burgervaders morele verontwaardiging na aanhoren van de verzen ‘Jij komt niet aan mijn komkommertje, jij blijft van mijn snijboon af’. (overigens verheugend moralistische regels, waar het overgrote deel van Valkenburgs tijdelijke bevolking juist niét van elkan- | |
| |
ders komkommertje, c.q. snijboon afblijft.) in twijfel te trekken. Of deze regels nu uit de kelen van uitgelaten vakantiegangers dan wel uit die van aankomende studenten opklinken, het blijven dezelfde, en als men reden ziet ze te verbieden, dan heeft men niet enkele weken later op een complete aubade van soortgelijke dubbelzinnigheden ‘sportief te reageren’. Of wil de burgemeester de studenten veel vergeven omdat zij studenten, dus brooddronken, uitgelaten &c zijn? Waarom ziet hij dan de vakantiegangers op wier centen hij leeft niet iets door zijn vingers omdat ze uitgelaten, brooddronken &c zijn? Vindt hij de serenade ‘studentikoos’? Waarom kan hij de galmende café's dan niet ‘pittoresk’ of zelfs ‘Bruegeliaans’ vinden? Wie zijn reacties en beslissingen richt naar het éne cliché moet zich niet te goed achten voor het andere. Excuseert hij de de studenten omdat hun bevolen is wat ze doen? Dan zou hij moeten weten dat een bevel in een groentijd helemaal niet op straffe des doods, zoals in de duitse tijd, opgevolgd hoeft te worden, maar dat de groenen meer dan aan een bevel van hun commissarissen gehoorzamen aan de imperatieven van hun situatie, en dat is nou precies wat ook de toeristen doen.
Nee, mensen, zo komen we er niet. We zijn er wel, als we uit de overwegingen die hierboven zijn afgedrukt de enige resterende conclusie trekken: Breekpot màg studenten wèl, maar van toeristen moet hij niks hebben. Hij, burgemeester van een der meest uitgesproken toeristenplaatsen van het Westeuropese vasteland, heeft eigenlijk zwaar de schurft gezien aan al die hossende, lallende en academisch ongevormde vakantieklanten uit de arbeidersklasse en de lagere middenstand, en hij zal doen wat er in zijn vermogen ligt om hen de ‘meest elementaire regels van het menselijk fatsoen’ in te hameren; hij zou ze wellicht allemaal wel eens willen klooien. En dit mogen dan gek zijn, het is typerend voor het toeristische beleid in het stadje van Grendelpoort, Ruïne en Wilhelminatoren. De doorsnee Valkenburgse ondernemer leeft van de toeristen, behandelt ze daarom zeer onderdanig, maar heeft er verder niet veel goeds over uit te brengen. Dit nu heeft een aantal redenen.
Allereerst zijn de vakantiegangers ‘Holländer’ en gedragen ze zich dus ànders dan de inboorlingen zelf - men onderschatte de xenofobie juist in toeristenplaatsen allerminst - maar bovendien gedragen ze zich ànders dan vroeger, in de mergelkleurige dageraad van Valkenburg als vakantieoord, toen de toeristen nog waren wat thans in het Valkenburgs dialect nog hier & daar hun naam is: logés, gasten, en zich daarnaar gedroegen. Stemmig, beschaafd en belangstellend. De toeristische bloei van Vkg dateert van het begin van deze eeuw, toen het toerisme nog aan een bepaalde klasse voorbehouden was, en dientengevolge ook nog geheel anders gekleurd:
| |
| |
pseudo-wetenschappelijk namelijk en gericht op het natuurschoon. Uit die tijd dateren Catacomben en Grotten, beschaafd en leerrijk vermaak, en uit die sfeer stamt o.a. de verrassend royalistische tint van veel attracties. (Wilhelminatoren, levensgrote portretten van koninklijke families van de onderscheiden generaties in de verschillende grotten.) Een typische gegoede burgerij was in die jaren in Vkg in zijn element, en de Valkenburgers waren met deze körige besteders ten zeerste in hun schik. Men vergelijke de wijze waarop het vakantieoord Valkenburg in de leesboeken voor het L.O. van zo'n twintig jaar geleden - Jan, Mies & Wim - werd uitgebeeld met de tegenwoordige realiteit.
Want die is anders. Van vakantieoord - landschappelijk, geologisch, historisch schoon - is het plaatsje toeristenoord geworden, niet achterblijvend in de algemene ontwikkeling van het europese toerisme. De tegenwoordige bezoeker daar maalt niet zoveel meer om bezienswaardigheden, zelfs het natuurschoon laat hem betrekkelijk koud. Hij hoort in een andere, volgens de sociologen - komaan, u kent die objectieve wetenschapsmensen toch wel? - lagere ‘laag’ thuis, en zijn hart gaat op de eerste plaats uit naar zwemmen in een goed geoutilleerd bad, amusement in kermisstijl, het aanschouwen van grote massa's soortgenoten, drinken en loltrappen in café's, intieme doch vluchtige omgang met de andere kunne en het bruskeren van de eigen gewoontes hierin dat men een kleurige strooien hoed aanschaft alsmede een bamboewandelstok, dit laatste echter allerminst tot ondersteuning op lange wandeltochten, daar die veel te vermoeiend zijn en de voor het dansen bestemde energie maar opslorpen. Voor zover deze mensen nog de leerrijke attracties uit vervlogen tijden blijven bezoeken doen zij dat omdat het ook voor hen nog enigszins erbij hoort, maar voornamelijk omdat zij zich anders in het plaatsje dat nog grotendeels op de verouderde vorm van vakantie afgestemd is stierlijk zouden vervelen tot de avond komt, de avond valt.
Welnu, met deze ontwikkeling heeft de doorsnee Valkenburger, heeft burgemeester Breekpot s.s.t.t. nog steeds geen vrede gevonden. Economisch accepteert men een & ander weliswaar met graagte, maar in hun hart hunkeren velen daar naar de terugkeer van de statige inwoners van Wassenaar en Velp, gekleed in afgedankte tropenkostuums en de oren vol met humane belangstelling voor verleden en heden, lief & leed van het Zuidlimburgse heuvellandschap. Men stelt theorieen op, van dat als er niet gauw iets aan gedaan wordt, de fatsoenlijke toeristen Vkg zullen gaan mijden en het krapuul de plaats kapot zal maken. Maar zien dat de ontwikkeling van bezienswaardigheid naar trekpleister ‘an sich’ onvermijdelijk is in de popularisering van de vakantiereis doet men niet. En
| |
| |
rekening ermee houden, door bijvoorbeeld zonder veel kapsones te accepteren dat dit nieuwe publiek zijn eigen amusement kiest, doet men nog veel minder. Breekpot verbiedt het lied: ‘Komkommertje’ niet zozeer om de tekst als wel om de manier waarop en de kelen waardoor het ten gehore wordt gebracht.
Nu lijkt me dit in het toeristische beleid van Nederland vrij algemeen. Ziende dat vroeger bezienswaardigheden plaatsen tot vakantieoord maakten en thans slechts toeristenoorden toeristen aantrekken kan noch wil men deze, voor een humanistische inborst van de oude stempel inderdaad wat teleurstellende ontwikkeling accepteren. Overal heeft men het aan de stok met zgn. ‘krapuul’, met ‘nozems’ en zo het even wil met ‘provo's’, omdat die de verouderde maar o zo gerespekteerde genoegens van de ‘fatsoenlijke’ gasten, logés wreed verstoren. Speciale toeristenoorden, met eventueel strand, met een bad met bars en dancings waarin de allerbekendste artisten van de lichte muziek de muziek verzorgen, met goedkope campings en hotelletjes, met anticonceptionalia-stands en kraamklinieken compleet inrichten, afgestemd op eigentijdse behoeften, dat doet men niet. In Engeland schijnen er zulke vakantiecentra te bestaan, - ik meende dat te kunnen opmaken uit de film ‘The Leather Boys’ - maar hier in het land van de N.C.R.V. acht men dat voorlopig nog beneden de menselijke waardigheid... van bepaalde mensen. Mensen als Breekwater en de Utrechtse groenen, van wie er een over 15 jaar burgemeester van Valkenburg zal zijn.
| |
Fuselierslied
Op de gekste plaatsen vaak
gaan mijn klieren aan hun taak:
dan kan ik het niet meer houen,
te velde of in de gebouwen
hoor je mijn diepe gezucht,
in bed, in bad, op wacht, ter zee
Het mooiste was met oudejaar
alle klokken luidden daar
precies op het goede moment.
Wim Zaal
|
|