voor het eeuwig feest wordt bekomen? Misschien is dat wel het geloof. Het zuivere geloof, sola fides, zuiver dus inzoverre niet vergezeld door werken. Hoe ziet dat zuivere geloof eruit in de dodencel? Waarschijnlijk de blinde bereidheid om alles, maar dan ook alles te bevestigen dat de doopsel, biecht en vergiffenis serverende instantie doceert als waarheid aangaande God en alle andere uiteindelijke dingen. Iemand die op het punt staat gehangen te worden, lijkt me de enige onvervalste hongeraar naar orthodoxie. Niets is verder van hem als de vermoeiende lust tot ketteren of scheurmaken. Hij wil alleen nog maar binnen zijn. Von Kopf bis Fusz op geborgenheid ingesteld. Ik weet niet of dat geloof mag heten. Het lijkt minder een zien van de grote werkelijkheid, als grijpen van de laatste halm.
P. HAWINKELS: Kees heeft geen gelijk. Het meest vieze woord is niet geslachtsdelen, om de dooie dood niet. Ik heb de proef op de som genomen, laatst, toen ik ten huize van de oliemagnaat de L., die mij een van zijn dochters wil aansmeren, de avondmaaltijd gebruikte. Na de crabcocktail tikte ik even met mijn mes tegen zijn glas, en zei: ‘Geslachtsdelen’. De uitwerking was volkomen verschillend van die men op grond van de onderscheiding van deze term door Dr. Corn. Verhoeven uit Udenhout zou menen te mogen verwachten. Iedereen, de L. zelf, mevrouw jkvr. de L. - van N. tot S. en U. - zij is van oude adel, hij heeft het geld - alsmede de meisjes - de oudste is harpiste in het Stedelijk Symfonieorkest van N. - en de jonge de L., politierechter te A., homosexueel en boeiende persoonlijkheid, bleef mij open aankijken, vriendelijk en bewonderend, - ik sta bij de familie zeer hoog aangeschreven om mijn vaardigheid in de conversatie en mijn voorliefde voor woordspelingen -; en de L. knikte zelfs bemoedigend, alsof hij ging zeggen: ‘Toe maar. Het stáát ervoor. Er is genoeg, hoor! Doe je niet tekort, m'n jongen!’, en dat terwijl ik zijn jongen niet ben, alleen die van zijn op één na jongste dochter B-tje (Zij is wetenschappelijk ambtenaresse aan de Universiteit van A.).
Geslachtsdelen is dus geen vies woord. Het vieste woord van allemaal is lichaam. Lichaam. Ik herinner me eens, thuis aan tafel, terwijl wij met de karnemelkse pap moesten wachten tot mijn vader zijn dubbele portie boerenkoolstamppot op had, wat kregel door het lange wachten in een uitbarsting van revolutionair vuur gezegd te hebben: ‘Lichaam’. Tante Britt maakte een kruis, en keek smachtend naar het plafond, waar allemaal met een inmaakring kapotgeschoten vliegen tegenaan zaten, mijn moeder gaf me 's een draai om mijn oren, meer, denk ik, om mijn vader voor te zijn en mij zo erger te besparen: die verslikte zich, proestte in zijn woede een stoot stamppot terug op zijn bord, en begon mij als een tornado