| |
| |
| |
Journaal
VERHOEVEN: Ja, inderdaad, meneer de voorzitter, ik vind het enerzijds bijzonder prettig, dat u mij het balletje heeft toegespeeld; het is namelijk zo, dat ik het met de vorige spreker in grote lijnen wel eens ben, maar anderzijds houde u mij ten goede, wanneer ik toch zou willen stellen, dat we in dit stadium, hic et nunc, primair alleen maar op het haalbare moeten mikken. Als ik nu even hardop mag denken, dan zou ik willen inhaken op wat de spreker gezegd heeft over het bedrag x; ik voor mij persoonlijk, maar dat is natuurlijk maar een persoonlijk idee van mij, ik zou het namelijk anders willen spelen. Want als ik het goed zie, dan is het niet zozeer de kwestie van de prioriteit, die hier op dit moment even doorheen speelt. Het is namelijk zo, dat die naar mijn stellige overtuiging op een ander vlak ligt. Kijk eens, zoals wij hier nu bij elkaar zitten, valt het ten enenmale buiten onze competentie in een statutair vastgesteld prioriteiten-schema onder deze omstandigheden veranderingen aan te brengen; we kunnen daar lang of kort over delibereren, maar er zal ook iets gedaan moeten worden, laten we wel wezen. Ik bedoel, zoals de kaarten nu liggen, dus in het kader van wat al door de vorige spreker is gesteld, mijns inziens volkomen terecht, en ik wil dat hier met nadruk nog eens een keer stipuleren, zou ik graag nog iets naar voren brengen en dat is namelijk het volgende: du moment, dat het hoofdbestuur ten aanzien van een door de gezamenlijke leden gefiatteerd bedrag n'importe welke verandering erdoor drijft, want anders kan ik het niet noemen, meneer de voorzitter, het spijt me wel, dan houd ik mijn hart vast, want dan ligt de zaak naar mijn overtuiging statutair. Het structurele beleid is namelijk dermate technisch geworden, dat je als leek wel van bijzonder goeden huize moet zijn om op hoofdbestuursniveau qua structuur een poot aan de grond te krijgen. Maar ja, dat is natuurlijk maar een gedachte; ik geef mijn mening graag voor een
betere.
TEGENBOSCH: Ja, dank u wel, meneer Van Hegel, dat lijkt me een hele belangrijke inbreng eigenlijk in onze gedachtenvorming. Maar ik voel hier naast me meneer de Geestelijke Adviseur, die me zachte schopjes onder tafel geeft, ja, meneer de Geestelijke Adviseur, u krijgt het woord, het woord is aan onze Geestelijke Adviseur.
| |
| |
Geestelijke Adviseur: Dank u, meneer de Voorzitter, ja, neemt u mij niet kwalijk, dat ik, juist nu uw gedachtenvorming zou men zeggen een meer technische richting kiest, ik bedoel verenigingstechnisch, want dat is het precies wat we natuurlijk in onze moderne tijd hoe langer hoe meer inzien, dat ook verenigen een techniek is, een moeilijke techniek en die ook daarom, als ik het zo zeggen mag, méér met de Christelijke Liefde te maken heeft dan onze voorouders vroeger ooit gedacht of overwogen of zelfs maar vermoed hebben, en daarom is het misschien toch juist en passend, dat ik, als uwe Geestelijk Adviseur, door de Bisschop benoemd en dus namens de Hiërarchie en dus eigenlijk namens Christus, hier toch een enkel woordje mag zeggen, nu u het me toestaat en er zelfs om schijnt te vragen, meneer de voorzitter. De geachte spreker van daareven zei dus, dat we tot een punt moesten komen. Als ik hem tenminste goed heb begrepen. Moeten we tot een punt komen? Inderdaad. Of als hij het iets anders heeft gezegd, houde hij mij ten goede, dat in alle geval ik daarop wil inhaken, als hij zegt dat we tot een punt moeten komen, als ik dan desondanks meen te moeten staande houden, dat in onze meer dan ooit dynamische tijd een punt, welk punt dan ook, niet meer statisch gezien kan worden. In onze tijd is het meer dan ooit fout te zeggen: een punt staat, of een punt ligt, of wat natuurlijk wel het allerergste is in onze tijd: een punt staat vast of een punt ligt vast. Laat ik het duidelijk mogen stellen: dit is misschien niet eens meer christelijk. Het denken in institutionele kaders, het denken in punten en schema's en wetten en zekerheden, heeft niet het concilie, het Tweede Vaticaans Concilie, bijeengeroepen door de Goede Johannes, zoals de volksmond hem nu al noemt, heeft dat niet duidelijk aangetoond dat dit denken voorbij is? Zeker, wij waren eraan gehecht en we waren er zelfs gelukkig mee, het is misschien wel jammer dat het voorbij is,
maar het kon ook niet meer, we waren erin vastgeroest, we waren het contact met de wereld kwijt, zo waren we erin vastgeroest, en daarom kost het ons nu pijn om er ons uit los te rukken. Maar als ik zeg: dat kost pijn, dan zeg ik dat eigenlijk met opzet zo en niet anders. Er is geen vasten meer en ze vragen ons als geestelijken dan wel eens: is dat wel goed, dan zeg ik met opzet: dat is goed, en er is geen onthouding meer en ook daarvan durf ik stellen dat het goed is. Niets schijnt meer te hoeven of te moeten, alles schijnt te mogen. Zeker, dat schijnt ook zo. Maar als ik zeg: het kost pijn, dan is juist dat misschien de boete die onze Heer in zijn goedheid bedacht heeft voor onze moderne twintigste eeuw met zijn techniek en zijn Loena's van de Russen en noem maar op, de Gemini's van de Amerikanen zijn ook grote succesesen maar bij de Amerikanen is het zo: die geven ook hun misluk- | |
| |
kingen toe, waaraan men juist het verschil kan zien tussen een waarlijk vrije staat en een dictatuur, en wat heeft onze eeuw al niet meer uitgevonden, automatische wasmachines zelfs voor Moeder de Vrouw, maar juist dan kost het pijn om ons uit de vastgeroeste kaders van vroeger los te rukken. Die pijn, mijne vrienden, is onze boete, onze vasten, onze onthouding. Als de heer Van Hebel dus stelt van bestuurlijk niveau en van competentie-overschrijding, dan ga ik als verenigingsman met hem mee en dan zeg ik als zodanig ja, maar als Geestelijk Adviseur durf ik het wagen om ook te zeggen nee. Ja en nee beide. Dat schijnt altijd de christelijke waarheid bij uitstek, ja en nee beide, zoals de grote schrijvers van vandaag als een Guardini, een Rahner en onze eigen Schillebeeckx het ook herhaaldelijk schrijven in hun prachtige nieuwe boeken, al zijn die dan ook nog zo moeilijk om te lezen. En dus zeg ik tegen de spreker van daareven, ik ben dankbaar voor uw opmerkingen, meneer Van Hezel, die mij gelegenheid geven op te merken: ofschoon er iets is in de mens dat zegt ja, zeg ik toch
nee. Nee, wij als bewuste christenen, en zeker gij als bewuste lekenchristenen, wij mogen niet denken in kaders, competentiekaders of bestuurskaders. Wij moeten de dialoog aandurven en vrij elkaar over de grenzen heen, in waarlijk oecumenische gezindheid, zoals het woord zegt: elkaar ontmoeten. De wereld is voor de moderne christen van vandaag niet meer het kwaad dat gemeden moet worden, maar goddelijke gave, jazeker, goddelijke gave en menselijke opgave. Gave en opgave beide. In deze ontmoeting van gave en opgave verwerkelijkt zich vandaag de christelijke existentie, zoals wij dat zo graag zeggen, en dit dan ook wilde ik u vandaag, in deze zo dynamisch veranderende wereld, als vast puntje zo gaarne meegeven.
HAWINKELS: Het ziet er voor onze langharigen niet al te best uit. Ondanks een in Den Haag en andere grote steden in de Randstad florerende Stichting Pro Lang Haar gaat het onze langharige broeders niet voor de wind. Op internationaal niveau werden we begin april verrast door het besluit van de franse regering om ‘jongelieden, die op douanebeambten een onverzorgde indruk maken, en niet kunnen aantonen financieel in staat te zijn een verblijf van enige tijd in Frankrijk uit te zingen’ aan de grenzen te weren. Dat het krankjorum is om douanebeambten aan te stellen over het voorkomen van Europa's individualisten schijnt in geen enkel frans notabelenhoofd op te komen; dat hiermee het valse beeld van een vrolijk, luchtig Frankrijk, waar meer kan dan elders en waar men geneigd is het leven wat nonconformistischer te spelen, definitief in de doofpot verdwijnt, moeten ook zij maar eens tot hun maffe hersens laten doordringen. Verder zou het me niets verbazen
| |
| |
als deze beslissing een inbreuk betekende op het volkenrecht of het internationaal recht of vreemdelingenrecht of hoe het betreffende recht ook heten mag. Volgens mij heeft iemand afgezien van huidskleur, ras, geloof, vermogen of uiterlijk schoon, recht op toegang tot welk land dan ook, mits hij in het bezit is van een geldig paspoort, visum of toeristenkaart. Ik zie niet goed hoe men iemand op zijn uiterlijk zou kunnen weigeren zonder dat er over zijn verdere gedrag iets bekend is. Wordt het niet tijd dat we - of we, de fransen dan -, ook de zigeuners maar weer eens van de grenzen gaan verjagen? In het binnenland, in de binnenlanden van Roermond heeft de heer Seegers hoofd van de Lindanus ULO het te kwaad gekregen, wellicht verontrust door al die verslagen in de landelijke pers over langharige ordeverstoorders in het Westen: langharigen onder zijn leerlingen stuurt hij naar huis en bij recidivisme van school. ‘Fatsoenlijk kort geknipt’ wil hij zijn jongens zien, zulks tot vreugde van hun ouders. Dat Seegers hiermee in het voetspoor van het nederlandse leger, dat trouwens ook allang opgeheven had moeten zijn, ‘fatsoen’ en kort haar op één lijn stelt, kan hem na onze ervaringen met de modelgeknipte nazi's van 1940 niet gemakkelijk vergeven worden; dat hij zulke kleine symptomen van romantiek onder zijn leerlingen beloont met schorsen en wegzenden helemaal niet. Zelfs al zouden de lokken van de Roermondse teenagers onmiskenbaar wijzen op decadentie, dan nog bestaat er iets als persoonlijke vrijheid en onaantastbaarheid van de privé-opvattingen ook van jongeren, en moet de heer Seegers het niet in zijn bloempotkop halen om dergelijke gezagsmaatregelen te treffen. Een beschaving die geen afwijkende uiterlijkheden binnen zijn kader kan bevatten, is ziek, en niet in die afwijkende uiterlijkheden. Zorgwekkend is daarom vooral met wat voor een vanzelfsprekendheid het bericht over Seegers en zijn maatregelen in de
pers is opgenomen. De persoonlijke vrijheid van Roermondse scholieren is voor de journalist blijkbaar niets om zich over op te winden. Trouwens, wat wil Seegers? Wil hij een ontwikkeling, een naar een romantischer, haast vrouwelijker uiterlijk van de europese man, tegenhouden die niet alleen al sinds jaar en dag, sinds eeuwen zelfs voorspeld is, maar ook hierin verheugend is dat Europa hiermee eindelijk weer eens iets nieuws heeft gebaard op het gebied van de coiffure en het uit de amerikaanse crewcut gespoten caesarkapsel eindelijk heeft overwoekerd?
Laat ons blijde wezen, en niet meer naar de kapper gaan.
| |
| |
Na de verkiezingen
collage
Door 't verstilde leven boort
de boer, hij ploegde voort.
Twee honden vechten om een been
des gerusten landsman heen
en arm als ik en is er geen.
Wat vinden wij ten morgen weer?
Het spleen, weerloze zeer,
de staarten, en niets meer.
Kinders wenst dus niet te ras:
ik wou dat ik twee hondjes was.
HAWINKELS: Op veel momenten heeft het mij het beste geleken, om de in letterlijke zin veel omstreden tentoonstelling over het politie-optreden in Amsterdam op de dag van Het Huwelijk, 10 maart, pas te bezoeken als het grootste gekrakeel rond de opening wat geluwd zou zijn. Onder andere op het tijdstip van die opening zelf, toen ik, met een heuse uitnodiging gewapend, op de Prinsengracht verscheen, maar door overstelpende drukte in en buiten het gebouw van de uitgeverij Polak & Van Gennep zowel ervan af gebracht als daadwerkelijk verhinderd werd om van die uitnodiging gebruik te maken. Verder dan op dat andere tijdstip, toen ik - het begin van april was al in aantocht - de tentoonstellingsruimte betrad en me kon verheugen dat de actualiteit mij niet tot een solidariteit dwong die ik nu met de beste wil van de wereld niet kon opbrengen.
Die opening, men heeft het in alle kranten kunnen lezen, dat was me wat. Vlak nadat ik vertrokken was, was de politie ter plaatse, en hoe er toen huisgehouden is, is voldoende uit de pers bekend. Op wat voor toestand de politie afgetrokken is misschien niet: misschien is het karakter van de samenscholing voor Polak & Van Gennep hier en daar wat tendentieus voorgesteld. De motieven overigens van de politie om de gracht schoon te vegen, dat namelijk het verkeer te allen tijde vrij doorgang moest kunnen vinden, zijn te belachelijk zelfs voor Amsterdamse burgervaders: het verkeer moet helemaal niet te allen tijde doorgang vinden. Als alleen voor de aankomst van een stuk of wat obscure notabelen in datzelfde Amsterdam het verkeer op de spitsuren meer dan drie kwartier kan worden opgehouden, iets wat tijdens de voorbereiding van dezelfde tien maart die het politieoptreden te zien gegeven had dat voorwerp van deze tentoonstelling was, is voorgevallen, dan volstaat een spontane volksoploop zonder de democratie of de goede orde ondermijnende kenmerken zeker om wat verkeer de Keizersgracht in plaats van de Prinsengracht te doen kiezen. De karakteristieken die er in de pers over de bewuste middag te lezen waren, zijn er echter evenzeer naast: noch met een straatterreur, zoals Telegraaf en Gelderlander die waargenomen meenden te hebben,
| |
| |
noch met een spontane demonstratie voor of tegen een duidelijk aanwijsbare grootheid had de samenscholing op 19 maart veel van doen. Meer dan een bewuste, in ideologie gewortelde en van revolutionair élan getuigenis afleggende demonstratie was er die middag, voor de politie opdaagde, sprake van een lamlullige bende burgers en bohémiens, waarvan de ene groep de andere aangaapte en te pas en te onpas fotografeerde. De smakeloosheid bereikte haar hoogtepunt in het gesol met enkele jonge legpullen, druk gekiekt en toegejuicht door een alleszins samengesteld publiek. Het opdringen van een complete menigte over het algemeen als ‘provo's’ aangeduide jongelui naar de gevel van het gebouw, toen Van Gennep (of Polak) daar verscheen teneinde het, naar zijn inzichten misschien meer op zijn tentoonstelling dan op sensatie beluste volk, kalmerend en organisatorisch toe te spreken, gepaard gaande met het in de hoogte werpen van een wel bijzonder stompzinnig uit zijn ogen kijkende kip en het roepen om de populaire schrijver Jan Wolkers, was wel zo volkomen vreugde- en fantasieloos in zijn maffe massaliteit, dat ik hoop, dat de impulsen voor een ingrijpende verandering in de nederlandse en zo de europese maatschappijvorm ergens anders vandaan zullen komen. Anders dus dan verondersteld wordt door de mensen die in deze en andere zogeheten ‘provorellen’ een eerste manifestatie zien van de proletariaatsontevredenheid met het tegenwoordige bestel. Deze en zovele andere samenscholingen van de laatste tijd in de hoofdstad zijn meer geworteld in een zucht naar relletjes, naar iets, dat ‘gebeurt’, naar het bijwonen van curieuze gebeurlijkheden dan in de beschouwelijke sfeer, of in een sociale ondergrond.
De tentoonstelling zelf, rap gecompleteerd met materiaal dat op die 19e maart zelf zich gepresenteerd had en door de in het gebouw aanwezige fotografen maar uit het venster opgevist had hoeven te worden, stelde de toeschouwer, o sorry, stelde mij vooral teleur omdat hij zo tendentieus was. Het was geen tentoonstelling óver het optreden van de politie op 10 en 19 maart, maar tegen dat optreden. Zowel door de tentoongestelde foto's als door de knipsels en de manier waarop die bewerkt waren en cartoons van vooraanstaande tekenaars van het ogenblik was al het mogelijke gedaan om het optreden van die politie in discrediet te brengen. Terecht, natuurlijk: de filmopnamen van bijvoorbeeld Louis van Gasteren spreken te duidelijke taal dan dat we zouden mogen aarzelen om de politie een zeer laf en onbeheerst gedrag voor de laarzen te werpen. Maar de andere kant van de medalje is zelfs niet aangeduid. Dat moest de burgemeester doen voor de televisie: pummeliger poging tot excuus heeft nog vrijwel nooit in onze huiskamer weerklonken. Meer dan de persoonlijke perikelen van één joods agent die voor fascist
| |
| |
gescholden wordt, is er m.i. de psychische labiliteit van een zeer kleine beroepsminderheid die zich van de trots van een natie en een stad plotseling in het openbaar ziet veranderen in een verachte en bespottelijk gevonden klubje idioten en doordrijvers. De kortzichtigheid van de provo's die zich in hun protesten tegen een gevestigde orde vrijwel alleen expliciet gekeerd hebben tegen de allerlaagste schoenpoetsertjes van diezelfde orde, ooms agent, moest wel resulteren in de verblinde eroploshakmentaliteit van de samengedrongen geüniformeerden die in zich ineens een Orde aangevallen zagen waar zij alleen in onderkast mee te maken hadden gehad.
Daarnaast kon men zich op de tentoonstelling laten hinderen door iets anders, en wel door de sfeer. Het was er druk, en het publiek was geheel samengesteld uit soortgenoten, uit modernisten van beiderlei kunne, die op een welluidende manier hun ongenoegen eruit gonsden. Prinsengracht 820 was een soort salon van onvrede geworden, en de kracht waarmee elke bezoeker het bij voorbaat met elke ander eens was, kweekte een solidariteit die juist door zijn vlotheid geweldig ontmoedigend werkte. Dingen als een veranderende maatschappij zou men het liefst zonder bijverschijnselen als deze zien, waarin de mode en de gemeenplaats een even groot aandeel hebben als het groepsmasochisme van de bohémien tegenover de burger, die hij voor het gemak dan maar met de overheid identificeert. Geen enkele revolutie is bij een dergelijke halfzachte gelijkgestemdheid gebaat, geen enkel idee zal geboren worden uit een dergelijk sluiten van de discussie ten overstaan van een handvol plaatjes, overigens authentiek genoeg, en cartoons, geestig genoeg, knap genoeg.
Het ware te wensen dat de provokringen het bestuderen van hun eigen probleem niet alleen overlieten aan een door de gemeente aangewezen team van psychologen, sociologen, juristen en andere hansworsten, maar ook zelf eens authentiek nadachten voordat ze weer eens een stap ondernamen.
|
|