Raam. Jaargang 1964-1965(1964-1965)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Daaldreef Gedichten Barneveld Hier bij de kippen van Barneveld, stappen wij hier uit de ronkende droomkoning, betreden wij verboden paden, lieve nachtschade. Grijp mij maar vast, samen zingend met kleine eekhoornkreten in de keel het hooglied. Waarom anders stoken de boeren de loofhuttenbouwende boeren - wierookgeuren van blaren - hun heilige vuren? Zij kruipen uren tussen de gewassen, zij luisteren verstolen naar het groeien der bloemkolen. [pagina 4] [p. 4] Ascona Hier rusten de machtigen der aarde, zilverwit hun villa's, goudgeel hun huid, eveneens zilverwit hun haren. Hun vrouwen uitgekookte vogels: zij slapen met open mond in de maagdelijke morgen, wakend over hun gespleten edeltenen. Nog is hun huid rimpelloos, gebraden in de moederzon; 's avonds hun kokhalzen evenzovele verwelkende aronskelken. Wie luistert aan hun borst hoort het suizend verkalken der haarvaten. [pagina 5] [p. 5] Waar wacht de Noorderling op nu de ijsvogels in de ruiten bijten? Er liggen landen in het zuiden waar men naakt op het water kan drijven; aan wal draagt men roetglas voor de ogen, de zon stroopt de huid af, 's nachts gloeit het inwendig gebeente; de vrouwen lopen hoog op de tenen, schaamteloos gekleed in blond haar. Waar wacht de Noorderling op? Hij moet sneeuw ruimen, hij moet klokken luiden en luchtgaten hakken voor de vissen, voorzichtig hun graatdragend weefsel. Inmiddels stookt men fossielen, etend het gestold bloed van overlangs opengesneden wintervarkens. Vorige Volgende