Raam. Jaargang 1964-1965(1964-1965)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Nummer 19] Jac. Schreurs Chantage op de Heer Hoewel ik weet dat Gij mij op de handen ziet Terwijl ik dit schrijf, Weet ik niet of Gij mij wilt verstaan; Gij doet soms zo vreemd, zo ver, zo onaangedaan; Maar als Gij wilt dat ik in uw liefde blijf Zoals ik ben en geen vreemde machten mij overmogen, Neem dan voor ditmaal de blinddoek van uw hand Van uw ogen En lees, bid ik U, wat ik schrijf. Ik heb U altijd gezien als een man, Als de meest mannelijke man die ik kende, En U ook als dusdanig bemind, gediend en toegesproken: Als niet in odeur maar in zweet gebaad, Met een blik van koper, een stoppelbaard, En met handen vol zomersproeten Zoals die van uw Neef de Doper; Als ik het mis heb zal ik ervoor boeten. Daarom ook doet uw doorngekroonde hoofd mij zo zeer En zij het mij, Een soms in kaarsvet gestolde vroomheid ten spijt, vergeven Zo ik niet zo gretig en gedreven als anderen Naar het bloed-en-water snak Dat uit uw zijwond brak. Met veel dingen, waarop uw klerken In heden en verleden Hun zegel drukten van mystiek, [pagina 2] [p. 2] Heb ik, Gij weet het, geen vrede; Andere weer kan ik maar moeilijk verwerken. Ik houd het, om mij in het afmattend gevecht Dat Leven heet, Tegen de satan en zijn trawanten te sterken Bij het dagelijks hard brood van uw Leer, In het hemelwater van een eenvoudig geloof gedoopt Als het te weerbarstig wordt voor mijn tanden En uw vijand er hout in bakte. Heb ik het andermaal mis, Heer, als ik aldus gezind, Bij Simon Petrus vergeleken Johannes maar een kind, een gaaplepel, vind En Simon Petrus ondanks al zijn streken Een kraan? Want mannen, die voor U op hun hoofd gaan staan Om te sterven, grijpen mij aan. Het zal wel aan mijn opvoeding liggen, Heer: Maar heiligen met haar op de borst, doen mij meer. Vorige Volgende