Nieuwe boeken
Herman Heijermans, Wat niet kon en andere verhalen. Bijeengebracht door S. Carmiggelt. ABC-Boeken, Amsterdam 1964.
Deze bundel bevat zestien van de 800 Falklandjes, voorafgegaan door de novelle Wat niet kon. Het zal wel niet moeilijk geweest zijn ze zo te kiezen dat ze representief zijn. Terecht is geen der breedsprakige, opdringerige causerieën opgenomen, want de geestigheid daarvan is onverteerbaar larmoyant. Het gekke is dat de Falklandjes daar ook wel iets van meegekregen hebben, maar dat het daarbij niet blijft. Het zijn verhaaltjes van kleine miserie, waar Heyermans zich met opzet buiten houdt. Niet op de gedistantieerde manier van de geboren epicus, maar zoals een snuffelaar dat doet die wel zou willen weten welke soep hem dadelijk wordt voorgezet. Als hij het achterhaald heeft, interesseert het hem niet meer. Er is geen Falklandje denkbaar, waar niet de damp afslaat van magere erwtensoep, gesmoorde uitjes of melige jus. Die ene keer dat de aardappels blommig zijn en de schelvislever van zilver, wordt het gerecht een tantaluskwelling omdat er klanten geknipt willen worden en Jonathan, met haartjes aan zijn vingers, te kauwen krijgt op een taai-bruin kliekje. Klefferigheid en opgewarmde luchtjes doordringen Heyermans' Hollands-socialistisch binnenhuisje van rond 1900. Je kan op je pijpje zuigen en denken dat je plezier hebt tegen beter weten in. Je kan je groot houden voor de bovenbuurvrouw en doen of er een mergpijp zit en balletjes in de pot met pompwater op het fornuis, en je miserie verbergen voor de buitenwacht, maar je trots wordt kaalgevreten door de miezerigheid waar je huis naar ruikt tot in het trapportaal. En als je jong bent, kan je er wel een tijdje vandoor en vast geloven dat er buitenshuis nog wel iets anders te beleven valt maar dat wordt dan altijd een verhaal van Wat niet kon. Het enige dat kan en onherroepelijk gebeurt is de terugkeer in het muffe kamertje bij het kleedje op het naaimachien, waar men kan blazen in de koffiekom. Te laat geboren om tachtiger, te vroeg om negentiger te zijn,
mist Heyermans in dit journalistieke werk de lange adem, de royale greep, de klare constructie van zijn eigenlijke tijdgenoten, Couperus en Buysse, die toch ouder waren. Hij lijkt nog het meest op