Journaal
VERHOEVEN: Ik heb mij verbaasd over de uitgever, die zo snel bereid was, een woordenboek uit de handel te nemen, waarin achter het woord Jood de betekenis ‘bedrieger, oplichter’ was aangegeven. Kronkelend van onderdanigheid voor de macht van de televisie en onder het mompelen van duizend excuses moet zo'n man dan als de weerlicht een hele oplage inhouden, om niet als uitgever uit de gunst te zijn. En vlug wordt er een andere schuldige naar voren geschoven, een buitenlander, die dat allemaal niet zo weet en die misschien wel een vuile antisemiet is. Intussen wordt niet gesproken over de kwestie zelf, waar het over gaat. Voor T.V. mensen is het genoeg het woord te laten zien, om heilige verontwaardiging los te slaan. Die verontwaardiging is dan gebaseerd op de zeer juiste overweging, dat het niet netjes is het woord in deze betekenis te gebruiken. Maar de taak van een woordenboek is te registreren, hoe een woord in feite gebruikt wordt, ook als dat gebruik niet netjes is of pijnlijk, in dit geval misschien alleen voor de gebruiker. Als het publiek niet wil, dat het woord Jood in de betekenis van ‘bedrieger’ in een woordenboek komt, moet het dit woord niet in die betekenis gebruiken. De houding, die het nu aanneemt, is in hoge mate hypokritisch. Het is trouwens discriminerend alleen het woord Jood op zo demonstratieve manier in bescherming te nemen. Er zijn wel meer namen van volken en beroepen, die een ongunstige bijbetekenis hebben en waar geen haan naar kraait. Het woord ‘kaffer’ staat in Koenen op de eerste plaats voor ‘lomperd, ongemanierde knul’, pas dan voor inboorling van het Kafferland’. Is dat soms niet grievend voor de Kaffers? Bij ‘Chinees’ staat nog altijd het bijvoeglijk naamwoord ‘rare’; we moeten ons dat spraakgebruik maar gauw afleren, want daar zullen we nog spijt van krijgen. Wie ‘boer’ opzoekt, vindt daar
‘landbouwer’, maar onmiddellijk daarna een litanie van hatelijkheden ‘iemand zonder manieren, lomperd, kinkel’; dat kon ook best wat minder: een van de drie zou ruimschoots volstaan. Bij ‘putjesschepper’ vinden we ‘lediger van rioolputten, inz. fig. voor iemand die het niet ver gebracht heeft.’ Bij schoolmeester: ‘iemand die de neiging heeft benepen en formele aanmerkingen te maken; ook: een vroege aardappelsoort’. Ook bij ‘Turk’ staan grievende opmerkingen aan het adres van onze vrienden uit Turkije en een Hottentot is behalve een ‘lid van een zeker ras van inboorlingen van Z.-Afrika’ ook, zij het fig. een ‘ruw,