Journaal
TEGENBOSCH: In een oorspronkelijke analyse van Willem Elsschots Het dwaallicht, Merlyn III, i, jan. 1965, toont Kees Fens aan, dat Laarmans de eigenlijke hoofdpersoon van het verhaal is. Hij is, om het in dramaturgische termen te zeggen, protagonist en zijn eigen antagonist tevens, de drie Afghanistani vervullen de rol van de derde speler. De inhoud is, volgens Fens, duidelijk Laarmans' mislukte bekeringsgeschiedenis, dat is zijn zedelijk échec, en ‘zijn’ mislukking van ‘de menschgod’ Christus tegenover de ‘abstracte eenheid van hun Allah’, dat is een gelovig échec; de schrijfwijze van het ik-verhaal plaatst eveneens Laarmans in het middelpunt. Uitweidend over die schrijfwijze en zekere plastische effecten ervan, komt er plots tussen haakjes: ‘(Het gekke van dit zeer visuele procédé, waarin men van alle optredende figuren een duidelijk beeld krijgt, is, dat van de ik-figuur elke uiterlijke identiteit ontbreekt. Bezwaarlijk blijkt dat echter niet.)’ p. 36.
Hier heeft de jager een vraag gemist die zich, hoe diep ook in het hol, al gearresteerd zag. Waarom is het wel ‘het gekke’, maar niet ‘bezwaarlijk’, dat van de ik-figuur elke uiterlijke identiteit ontbreekt? Ik denk dat de tekstanalyse hier stuit op het historische en gesitueerde karakter van de tekst, dat deel uitmaakt van deze en trouwens elke tekst, ook zonder expliciet ter sprake te zijn gebracht. Hier stuit men dan op de literaire en algemene geschiedenis, het zinverhelderend nut van zo'n geschiedenis en van biografie, auteursportret en handschrift, heel die toestand die vaak der geleerden enig doen en doel is, daarom de criticus hatelijk schijnt, maar, mits in ter zake doende mate, de kritiek mee mogelijk maakt.
In het geval van de, gek genoeg, identiteitsloze Laarmans worden alle bezwaren opgeheven, denk ik, door de behulpzame zelfwerkzaamheid van de lezer. De min of meer geinformeerde lezer vult voor Laarmans in Willem Elsschot, het andere ik van Fons de Ridder uit Antwerpen. Laarmans is niet precies Willem Elsschot, hij verhoudt zich misschien tot Elsschot als Elsschot tot De Ridder, maar ‘elke (uiterlijke) identiteit’ mist men nu niet meer. Stellen we het geval van de volkomen niet geïnformeerde lezer, dan zal die voor Laarmans invullen ‘de schrijver’, en dat blijkt even informatief. ‘De schrijver’ bezit een burgerlijke-standidentiteit, maar dat die niet beschreven hoeft te worden, danken we aan de historische