quanti theoretici van het vers er in dit altijd maar o zo mooie land van ons gedijen willen, dat een Rijksvers, over de voeten en rijmen niet gesproken, maar wat de regels aanbetreft, daarover hebben we nu, bij schrijven van 9 september 1964, Kenmerk Kunsten, T.L. no 61622, uitgaande van bovengenoemd Ministerie, volstrekte zekerheid, dat een Rijksvers twintig regels telt. En áls het dat telt, dan ook zomaar of het niks is drie riks subsidie voor zo'n Rijksvers. En daarmee is de experimentele revolutie dan eindelijk helemaal afgedraaid, of afgeritseld, wat wilden ze destijds ook weer. Nu is het gedaan met de sonnetten. Geen gulden, geen stuiver, geen cent voor een sonnet. Om van kwatrijnen - kwatrijnen, het mocht wat! lanajelache Boutens, Leopold, ouwe tentenbiezer Omar, en dan heb je nog de jongens van de distichonnen - nee, nou wordt het helemáál gard sivik, subiet zullen we ons dure belastinggeld nog moeten betalen aan van die dichters, ja ze noemen zich maar wat, die bijvoorbeeld honderd bladzijden aan een stuk hun kaken niet van mekaar doen, of het kamerleden zijn, parlementsleden zogezegd, die toch ook niet stuk voor stuk met niks zeggen en andere vormen van absenteïsme hun honoraria met ere toucheren, kom nou, twintig regels of de ballen blijven in de schatkist. Het beste maar ook. Ze gaan het anders toch maar verzuipen, die dichters die zo weinig regels schrijven.
P.S. Mijn mederedacteuren maken me attent op de mogelijkheid dat de Rijkslezer die de Rijkstoeslagen op deze overigens geen rijkdom bezorgende pagina's regelt, zich oneerbiedig bejegend zou kunnen gevoelen. Maar dan haast ik mij met alle haast waartoe ik, zonder nu meteen tot op duiten beluste serviliteit te willen schijnen te vervallen, dat geenszins nooit of te nimmer oneerbiedige bejegening van de Rijkslezer en de Rijkstaster in de Rijksschatkist mijn oogmerk is geweest, noch uitdrukkelijk noch onuitdrukkelijk noch zelfs maar drukkelijk. Maar ieder die weet hoe hard iemand er voor kan zitten in de wintermaanden, met sinterklaas in het vooruitzicht en de nieuwe truien voor de jongens en je vrouw wil tenslotte ook wel eens wat anders, zal toegeven, ieder die dat allemaal van eigen ervaren weet bedoel ik, dat je een stukje als dit wat uit moet rekken om het tenslotte lang genoeg en aldus additioneel gehonoreerd te krijgen en vandaar die misschien wel hier en daar mogelijk naar oneerbiedigheid zwemende woordjes nu en dan, die ik betreur en nooit meer zeggen zal, nooit meer, tijdens dit kabinet niet, noch gedurende het volgende en zoveel kabinetten niet meer als god ons belieft te geven en wij voor mogen stemmen, maar als de Rijkslezer - die ik toewens: hij moge promotie maken per 1 jan. a.s., als dat tenminste nog mogelijk is, ik meen: erin zit, voor iemand reeds zo gepromoveerd als wis en