| |
| |
| |
Politiek journaal
Klucht
De rooms katholieke kerk heeft bij monde van de ‘nederlandse’ curiekardinaal Giobbe, bekend om zijn oude vriendschap met het Oranje-huis en zijn legendarisch leven op gespannen voet met de inheemse clerus, don Carlos of mijnheer Hugues Charles de Bourbon-Parma in alle eerlijkheid kunnen toewensen: pax vobiscum, Irene zij met U. Het is gebeurd op een dag in april in een oude basiliek, toegewijd aan Maria, immers koningin van de vrede volgens de oude litanie. Die Vrede is op 3 januari door toedoen van een werkelijk nederlandse prins van de kerk toegevoegd aan de onmetelijke schatten, die de kerk van Rome voordien al bezat. Nu lijkt zelfs de Pax Romana hersteld. Nederland en Spanje ontmoetten elkaar in Rome en vervolgens in The Sunday Mirror; het Oranjehuis heeft een claim gekregen op de Spaanse troon. Willem van Oranje heeft dan toch de Koninck van Hispangien, die hij in alle oprechtheid eren kan, zij het wat laat en dubbelop in de vrouwelijke lijn. Maar dat laatste doet er niet toe, sinds de vrouw haar rechtmatige plaats in de maatschappij veroverd heeft en sinds in Nederland de Oranje-traditie al meer dan een halve eeuw in vrouwelijke lijn wordt voortgezet. Als wij hier niet spreken van het huis Mecklenburg of het huis Lippe en hardnekkig alle koningskinderen de achternaam van hun moeder geven, alsof het burgerlijk huwelijk van hun ouders nooit is gesloten, waarom zouden wij dan de carlistische troonpretendent niet Oranje-koning noemen? De tachtigjarige oorlog is gewonnen, ook al voorspelde Cees Nooteboom - maar wat weet die van historie of astrologie - dat we weer tachtig jaren zullen moeten vechten met die eenmaal koning van Spanje geworden Parma-telg. Parma is trouwens ook een vertrouwde naam. Hij heeft iets te maken met bloedbaden in de Nederlanden van een paar eeuwen geleden. Geen wonder dat de voormalige Generaliteitslanden reden tot juichen meenden te hebben over deze roomsgeworden Oranje-prinses en reden tot treurnis en verontwaardiging
over de calvinistische banvloek, het christelijk radio-adieu en het huwelijk buitenslands zonder pa en ma. Jan Dijkgraafs kolderverhaal in De Standaard over de aanval van de hertog van Alva op Drakensteyns hecht ommuurde veste van de kroonprinses was grandioos; de werkelijkheid is een minstens even groteske koninklijke klucht geworden. Op het hoogtepunt van de strijd, toen politici en staatsrechtgeleerden zich bogen over de vraag, of een nederlandse koning wel katholiek zou mogen zijn, waarschuwde ons nationale katholieke ochtendblad voor het herleven van de oude godsdiensttwisten en noemde het debat in de Staten Generaal
| |
| |
over de religie van de vorst onnodig en onverantwoord. Smalend reageerden terstond de roomse reactionairen, die het nu eindelijk wel eens openlijk wilden horen en die zo nodig op hun ponteneur moesten gaan staan. De godsdiensttwisten zijn dan ook herleefd en de vrijmoedige commentaarleveranciers hebben daar ijverig brandhout voor aangedragen. Wij hebben alle mythen weer eens opgerakeld, vier eeuwen na de reformatie. Irene-scholen met de Bijbel scheurden hun vaandel als rouwende hogepriesters hun kleed aan flarden en de oranjehofpredikant riep in gebroken hollands uit: dit is een nationale ramp; ik moet niets van de roomse kerk hebben; ik ben anti-rooms. De volgende dag slikte hij, tot bezinning gekomen, zijn woorden weer in. Soestdijk is ook een mis waard en de schuld kon geschoven worden op de brede rug van de immer slechthorende pers. Kardinaal De Jongs vriend uit de bezettingstijd, ds. Gravemeyer, deed er nog een schepje bovenop: ‘wij zijn het moe dat rooms gedoe’ en dát kunnen vele roomsen hem hartgrondig nazeggen.
De Aprilbeweging 1964 was in volle gang en nu niet om het nog wel begrijpelijke schrikbeeld voor protestanten van roomse bisschoppen, maar slechts om een rooms geworden prinsesje, dat het allemaal wat onhandig had aangepakt en niet te best is opgevangen, c.q. gecoached. Maar wat wil je ook: we hadden zo weinig meer te ‘beleven’ in ons knusse land en bovendien een minister-president, die het vak nog nauwelijks had geleerd, een regerings-voorlichtingschef, die zich onder tafel liet praten door de journalisten, en vier koningskinderen, voor wie het water al zoveel jaren te diep was. Klein Nederland-Madurodam, de kruidenierswinkel met het hekwerk van de juwelier.
Meer dan drie maanden heeft het volk van Nederland zich geamuseerd, geërgerd, ongerust getoond, kortom zich dagelijks kunnen bezighouden met de plannen en aspiraties, de particuliere ideaaltjes en genoegentjes van een meisje, dat toevallig de tweede dochter is in het gezin van het Nederlandse staatshoofd. Marcus Bakkers geërgerde vermaning in de Tweede Kamer, dat het nu lang genoeg geduurd had en de volksvertegenwoordiging belangrijker zaken te behandelen had, was wel zakelijk en waar, maar kwam uit een verdachte hoek. Men kan trouwens de cynische vraag stellen, of die volksvertegenwoordiging inderdaad belangrijker zaken heeft te behandelen en of ze in staat is die ook te beoordelen. Het dwerglandje, voor zijn defensie, economie, energie - en verkeersbeleid en tot op grote hoogte ook voor de kwestie van oorlog of vrede, voor het buitenlands beleid, kortom voor alles wat belangrijk is onderworpen aan internationale lichamen, leeft zijn nationale leventje bij de gratie van dit soort afgeleide koningskwesties, die tot elke prijs moeten worden uitgebuit en opgeblazen: we hebben geen koloniën meer, alleen wat Ambonnezen en nog een handvol spijtoptanten. En waar hebben die eigenlijk spijt van?
| |
| |
| |
Eén koning
Vrijdag 24 januari had Joost de Ruiter van De Telegraaf het voorrecht een exclusief interview te mogen afnemen van prinses Irene, die op vacantie in Spanje was en over wie al maar verlovingsgeruchten de sluizen van de wereldpers passeerden. ‘Volkomen ongegrond’, was het laconieke commentaar van Hare Koninklijke Hoogheid. Ze kwam overigens juist van haar prins terug en deed haar uitspraak in het bijzijn van de nederlandse ambassadeur in de Spaanse hoofdstad, jhr. W.F. van Panhuys. Over Spanje zelf sprak zij tegen deze vertegenwoordiger van Nederlands meest representatieve en meest objectieve dagblad met grote voorliefde en in het besef, dat de nederlanders met vooroordelen plegen te staan tegenover de sociale en economische ontwikkeling van dat land. Dat is sindsdien wel veranderd. De prinses heeft bepaald succes geboekt. Zij verdedigde Spanje met vuur en verzocht nadrukkelijk de lezers van dit haar oordeel op de hoogte te stellen. Met het voldoen aan dat verlangen is de maandenlange affaire rondom deze Oranje-prinses begonnen. We kunnen zo langzamerhand het verloop daarvan wel dromen: overgang tot de katholieke kerk, verloving, geen verloving, toch verloving, paniekerige reis van koningin en prins naar Parijs, moeilijkheden met de regering, principiëel debat in de Staten Generaal, geheim bezoek aan de paus, consternatie op Schiphol vóór de koninklijke reis naar Mexico, leugenachtige interviews in Parijs van het verloofde paar, bezoeken aan de astroloog, huwelijksaankondiging, carlistisch huwelijk op kussentjes met nederlandse en spaanse aarde in Rome en Monte-Jurrabijeenkomst; kleine bijzonderheden als een wenende koningin, de pseudo-telefoontjes tussen Soestdijk en het paleis van het prinselijk echtpaar Lobkowitz, auto- en vliegtuigongelukken van het verloofde en gehuwde stel, de verwarring over sprinsen naam en nationaliteit met het vervalste doopbewijs, de bom aan boord van het prinsesselijk vliegtuig, het onsmakelijk
openbaar debat over de onthouden bruidsschat, dat alles rakelen we met grote voorliefde op.
Past de monarchie nog wel in onze ontnuchterde maatschappij? Het is een veel gehoorde vraag, maar een soort Gallup-onderzoek heeft god-zij-dank aangetoond, dat de meerderheid van het nederlandse volk blijft zweren bij het konings- of liever Oranjehuis. Dat was ook te merken bij de ontvangst van Carlos en Irene op paleis Soestdijk, bij de terugkeer van het koninklijk echtpaar uit Mexico, aan de vlaggen in het zuiden en op de pastorieën in het hele land op 29 april en in de paleistuin van Soestdijk op de daaropvolgende dag met de vendelzwaaiende Brabantse gilden. Nederland zal nooit meer koninginnedag kunnen vieren zonder de nare nasmaak van de vigilie in 1964. En wie de stroom van ingezonden stukken in de kranten heeft gevolgd, verstaat iets van de Oranje-hysterie,
| |
| |
waartoe sinds eeuwen dit boertig, verdraagzaam, molen-langzaam volk in staat is op te stijgen. Hoe lang nog? De afschaffing van feodale resten en nationale mythen is onontkoombaar. Wat is er nog over in Europa? Alleen Engeland, de Scandinavische landen, de drie Benelux-partners en Griekenland - maar hoe wankel daar - hebben nog een souverein. Van de zes landen van klein Europa erkennen er drie een vorst als staatshoofd. Het zijn de drie kleinsten, die al twintig jaar van plan zijn tot een federatie te komen of tot nog meer. Zou het mislukken daarvan iets met vorstentrouw te maken hebben?
Het koningshuis zit hier in Nederland ogenschijnlijk niemand in de weg, maar het gaat dan alleen om Oranje met al wat daaraan verbonden is, de protestante traditie en de vorstelijke onderdanigheid aan het volk in het kielzog van de zeventiende en achttiende eeuwse groep van oligarchenregenten, die ons nationale koningsschap hebben mogelijk gemaakt. Er groeit een Europese eenheid van staten, die grotendeels dezelfde belangen hebben. Zouden we langer onze kop in het zand kunnen steken en niet erkennen, dat de monarchie - bij de Gratie Gods nog wel - een ernstige rem kan worden bij dat eenheids-streven? Ongetwijfeld, prins Bernard is voorzitter van de Fondation Européenne de la Culture en die organisatie reikt eigen prijzen uit en doet ook andere dingen: congressen beleggen en boottochten organiseren, sinds kort hebben zij een eigen tijdschrift, het nederlandse cahier Ruimte, inderdaad de moeite van veeltalige verspreiding waard. Maar moet deze prins-gemaal der Nederlanden nu keizer van de Verenigde Staten van Europa worden? Het is, kan men zeggen, de kwaaiste niet, maar een nieuwe Europa-dynastie, dat wordt toch wel een dwaze antieke vertoning.
De monarchie is een uitstervend fenomeen. Dat Franco zit te wachten op een geschikte koning voor het overnemen van zijn taak, lijkt mij een dwaze voorstelling van zaken. Ook Franco weet, dat welke koning ook het land in een nieuwe burgeroorlog storten zal en als hem dat nog niet duidelijk voor ogen stond, dan heeft de mondiale affaire Carlos-Irene hem daarvan moeten overtuigen. Hij zal zeker trachten de monarchie open te laten en de koningstroon onbezet. Trouwens: rechten op een troon? Die heeft geen mens. Wie ben ik, dat ik dit doen mag, zei Koningin Juliana bij haar eedsaflegging in 1948. En terecht. Ook in Nederland is iets aan het veranderen in de verhouding tussen vorst en volk. Voor het eerst sinds de regering van koning Willem III is het koningschap onderwerp van discussie. Ds. Buskes brak begin februari reeds de staf over de monarchie en op hem zijn vele critische beschouwingen gevolgd. Dat is een volkomen nieuw verschijnsel in ons land. De ellende, die politiek onbenullige zaken als zo'n huwelijksruzie en de geloofsovergang van een prinses meebrengen, zou in een republiek onbestaanbaar zijn. Het is
| |
| |
haast onbegrijpelijk, dat er nog families te vinden zijn, die prijsstellen op zo'n baan, waarmee immers alle vormen van persoonlijke onvrijheid gepaard gaan. Zoiets kan je je kinderen niet aandoen. Maar ook het land niet, want wie garandeert dat de troonopvolger pienter genoeg is voor zijn taak. En dan: we hebben nog drie huwbare prinsessen in Nederland; alle mogelijkheden tot nieuw gedonder en niemand hoeft meer te rekenen op enige terughoudendheid bij pers en publiek. De kritiek op het koningshuis is losgekomen. De Groene Amsterdammer heeft zelfs de euvele moed gehad onze geëerbiedigde koningin tot tweemaal toe een pluim op de kroon te steken. Zo'n majesteitsschennis wordt tegenwoordig rustig getolereerd. Zelfs het besef, dat hier de onschendbaarheid van de koning met voeten getreden wordt, leeft niet. Laken en prijzen van de koning staat gelijk. Slechts prijzende cliché's zijn toegestaan en zelfs vereist als verlengstukken van het ornament. De leek is mondig geworden in de kerk en de nederlander wordt critisch ten opzichte van zijn koningshuis. Daar helpt geen werkplaats voor koningskinderen van Kees Boeke meer aan.
| |
Eén Kerk
Pinksteren, de verjaardag van de Kerk, is een gelegenheid bij uitstek voor oecumenische bijeenkomsten, gezamenlijke diensten en liefdesverklaringen van de verschillende christelijke genootschappen tegenover elkaar: zoiets als de nieuwjaarsreceptie bij de koningin in het paleis op de Dam, waar alle diplomaten samen mogen drinken. Maar dit jaar ging het zo best niet: de woorden van verzoening wilden er niet uit, ze werden nog in petto gehouden. De kardinaal en de zes andere bisschoppen van de nederlandse kerkprovincie preekten in estafette op zondagmorgen voor de radio; allen behandelden zij het mysterie van de Heilige Geest. Passend en waardig uiteraard, vol vrome cliché's, maar geen woord over de opdracht tot eenheid, geen boodschap tot de andere christenen, en het woord broeder is er niet bij gevallen. Dat is voor ons geen mysterie, want dat heeft Irene verijdeld, omdat zij uit oecumenische overwegingen tot de katholieke kerk is overgegaan. Dank koninklijke hoogheid, dank eminentie en hoogwaardige excellenties, dank ook aan de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. We weten het nu wel: anderhalve eeuw voortschrijdende ontkerstening, vier-en-een-halve eeuw onderlinge twist hebben een nog heel zwakke toenadering vol onwennigheid van de kerken veroorzaakt. Maar ondanks de acute crisis in de ‘geloofsbeleving’, wat in gewone taal vertaald zeggen wil: ondanks de geloofsafval van miljoenen in de wereld, blijven wij toch in roomse en reformatorische categorieën denken.
Waarom zou kardinaal Alfrink geen bezoek afleggen op het hoofdkwartier
| |
| |
van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk? Daar ga je als hoog prelaat van de roomse kerk ook niet van dood en je mag er zeker minder subtiel je mening uiten zonder overbezorgdheid voor de kleine gelovigen. Die zijn er namelijk in de Hervormde kerk al eerder uitgelopen. De rooms-katholieken volgen heus wel, alle kardinale oproepen tot het beperken van de vrije meningsuiting ten spijt, ook al wordt die vrije meningsuiting tegelijk een groot goed genoemd. Een gewoon mens noemt dat domhouden, maar dat zal wel een te vrije vertaling zijn.
Land van verlichting en verdraagzaamheid? Ach kom. Wij twijfelen aan elkaars betrouwbaarheid en volwaardig staatsburgerschap, we zijn plotseling rooms of protestant, al komen we zelden of nooit in de kerk. Op de barricaden, ter verdediging van het erfgoed van de reformatie, want Nederland blijft een protestantse natie, of: onder het stof van een heroïsch tijdperk van rijk rooms leven uitgehaald de oude strijdkreet ‘vindicamus heriditatem patrum nostrorum’. Roomsen doen het latijns. De banvloek, het anathema, het motu proprio en de alomtegenwoordige encycliek zijn er om ze te herinneren aan de superioriteit van de kerkelijke hiërarchie aan de top. Liturgische vernieuwing, het epistel in het Latijn of in de volkstaal, wel handenwassen in de mis of niet, verkleden of in colbert, pil of geen pil, en dan natuurlijk nog de veel belangrijker problemen van de voetgebeden, de biecht, het dopen met vloeiend water en de onfeilbaarheid van de paus. Nog eeuwen kan zo'n concilie duren tot de kardinalen - paus inclusief - in glazen vitrines zijn bijgezet zonder het zelf nog te beseffen, ingekeerd en zelfvergeten, vergeten ook door hun nauwelijks nog medemensen. Het is nu al zo, dat zelfs de meest goedwillenden geen raad weten met jezuïetengeneraals, clicherende pausen, curie-ketterjagers, inquisiteurs en overdopende kardinalen. De kerk is in vernieuwing, zegt men, in revisie voor mijn part. Het zal me benieuwen, wanneer de monteurs van het tweede Vaticaans concilie de kerk dan wel gereviseerd verklaren zullen. Het blijft - daar kun je verzekerd van zijn - het oude onversneden merk: U raadt de maker. Dan is het weer gedaan met de Aufklärung, dan treedt de consolidatie in met de felle ultramontanen. Hun kopjes worden al zichtbaar en hun tongen spreken al drieste taal. Beseffen zij wel, dat een nieuwe golf van uittredenden op deze jongste crisis in de moederkerk volgen zal? De Gideonsbende kan dan binnen de muren het laatste bolwerk gaan
verdedigen met de duitser Carl Amery als Gods eigen profeet aan het hoofd van de pressuregroep van belijders en martelaren, die leven in het heilig besef van eigen uitverkorenheid. Eminentie Ottaviani wordt eens gecaconiseerd en dat zal waarschijnlijk niet zo heel lang meer duren.
| |
| |
| |
Eén ambassadeur
Wat zijn we er wijzer van geworden? Die vraag hoor je als plichtsgetrouw nederlander, potentiëel bezoeker van het Waterlooplein, altijd te stellen. Koningshuis, regering en pers heeft dit grapje tonnen gekost, tonnen die in de goot liggen en niets hebben opgebracht. Een overigens gewaardeerd gezin is publiekelijk uiteengerukt. Nederland was plotseling voorpaginanieuws in de wereldpers. Ook Amerika heeft zich vermaakt met onze nationale liefdes- en geloofsperikelen. Dat is winst, want nu weten ze weer voor een tijdje waar we wonen en het komt bovendien onze buitenlandse handel ten goede.
De binnenlandse politieke verhoudingen zijn nog wat ingewikkelder geworden. Rooms Nederland is verdeeld en protestants Nederland evenzeer. Slechts de oud-liberalen zijn voor een keer één, één in de angst voor een roomse overheersing, voor richtlijnen op politiek, sociaal en economisch gebied vanuit het Vaticaan. De meerderheid - en als de bisschoppen van Nederland handig zijn kan dat spoedig verwezenlijkt worden - zien zij in hun droom aan de zijde van de uniforme Katholieke Volks Partij, omdat de pil toch nog een verboden NVSH-product blijkt te zijn. Mgr. Bekkers wordt de mond wel gesnoerd. Ook hij is maar een instrument van de gewiekste tegenpartij. Handige jongens, daar bij de Curie. Geertsema en Heldring kunnen er nog wat van leren. De afgebroken oranjeboomtak van de eerste en de onbetrouwbaarheid van de katholieken, door de laatste gesuggereerd, doen het wel in Leids-intellectuele kring. Menno ter Braak heeft niet alleen de arrivé's van zíjn tijd geanalyseerd. Ze zijn er altijd, onder de katholieken evengoed als in de redactie van de NRC. Voor prof. Duynstee dient een uitzondering gemaakt te worden. Het fris geluid, van dag op dag anders en steeds nieuw, is welkom als de conférence van de hofnar, die slechts tot taak heeft te persifleren en tegen te spreken. De kwast uithangen betekent puber blijven, maar er zijn pubers, die enfants terribles zijn, die de aandacht willen trekken en in het nieuws moeten blijven. Ze weten zelf niet, hoe onuitstaanbaar ze zijn. In Oost-Nederland, in dezelfde universiteitsstad, zitten er nog een paar van dat soort: een hoofdredacteur en een leraar geschiedenis, die ook aan politiek doet. Zij weten precies wat de blijvende signatuur van de katholieken is en op grond daarvan proberen zij geld bijeen te brengen: een bungalow voor een nederlandse prinses in Spanje, als we de charmante causeur dr. Schulte mogen geloven. Wij zullen wel dubbeltjes verzamelen, ofschoon de Oranjes een
paar slordige miljarden bezitten. Hoe zou het toch komen, dat die koninklijke mensen nog zo feodaal blijven denken?
Een nederlandse CDU is dus voorlopig van de baan. Dat is geen verlies. Ook de samenwerking met de liberalen heeft een gevoelige knauw gekre- | |
| |
gen. Overal duikt weer het spook van het anti-papisme op, ofschoon alle sleutelposities van het land stevig in roomse handen zijn. Waar maken ze zich zorgen over? Maar nee, de enige medestanders worden ook nog voor het hoofd gestoten. Uitleggend aan de eigen van de partij vervreemde kiezers, die een rooms prinsesje als statussymbool zo waardeerden, hoe het d}an toch wel mogelijk was, dat de KVP zich van het verloofde paar had gedistancieerd, liet het partijbestuur zich een reeks onheuse woorden ontvallen aan het adres van de socialisten. Die domme en ontaktische manoeuvre had uiteraard een averechts effect, want de reeds vervreemde KVP-ers, enthousiast over Vondelings handige stunt in de Tweede Kamer, toonden zich even verontwaardigd als het socialistische partijbestuur. Zo werd Irene toch nog teken van verzoening: het monsterverbond van rechtskatholieken en Partij van de Arbeid, verwoord in de reactionaire Gelderlander. Het heeft iets weg van de liefde tussen Carlisten en Orangisten. Frequin weet nog niet wat hij heeft opgeroepen: een spraakverwarring, waar Veldkamp, Cammelbeeck, Ruygers, Willems, Kwant, Delfgaauw, Trimbos en andere links-katholieken een optimaal gebruik van zullen maken. Men make er ook behoedzaam gebruik van om de confessionele partijen definitief om zeep te helpen.
Maar als mijnheer Frequin wakker wordt uit zijn rode Irene-droom, wat dan? En als Irene wakker wordt uit haar Carlos-droom, wat dan? De prinses is hartelijk welkom, ook zonder rechten op de troon. De Bossche kathedraal heeft op het priesterkoor nog wel plaats voor een koninklijke loge en het kasteel van Heeswijk staat nog steeds leeg. Met mijnheer de hoofdredacteur van De Gelderlander is het een moeilijker geval. Misschien valt er iets voor hem te doen als perschef van de nederlandse afdeling van het seculiere instituut Opus Dei. Het schijnt met die spaanse instelling hier niet zo vlot te lopen. In die functie zou hij kunnen beginnen met het opkopen van De Nieuwe Linie maar dan inclusief de drie verloren gewaande Jezuïeten, voortaan opererend als stillen van Opus Dei.
Dringend moet ik tenslotte aandacht vragen voor onze arme verguisde ambassadeur in Spanje, Jhr. van Panhuys. Die man heeft het heel moeilijk tegenwoordig met een hoge schaduw-ambtenaar naast zich en dat nog wel vlak voor zijn pensioen. Hij verdient een groots afscheidsgeschenk van een dankbaar rooms volk. Een zilveren sigarettendoos is voor hem bepaald onvoldoende. Wie opent zijn gironummer?
Jan Rogier
|
|