Raam. Jaargang 1963-1964(1963-1964)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] Catharina Kortebos Eens zullen wij ontbranden Er is in warmte een belofte, over het water, boven de weiden, vooruit op de weg. Ik ga, ik ben deel van een brandende zomeravond. Ik bid met de koeien, grazend met haastige overgave roestig gras totdat het donker valt. Mijn oor behoort de rij van populieren op hoge stammen, vlammende kaarsen van geruis. En al mijn dorst is water. Brandbaar als olie speelt het traag met een vuurrode zon. De gele lissen houden stil maar vastberaden hun kleine steekvlammen gereed, wachtend... Alles is belofte van het vuur waarin wij eens ontbrandend verteren tot een lege, blauwe hemel van aanbidding. [pagina 158] [p. 158] De nonnen De kerk is koud; zondagspak en goeie hoed zijn neergestreken als raven op een winters veld, knielen, pikken rozenkransen. Dan golft een zwarte wind bebloesemd met gezichten, buigt zich ter aarde, rijst, zweeft uit en rust. De grond is bereid, alles wacht de Heer. Vorige Volgende