| |
| |
| |
Pierre Kemp
Les belles couleurs de velours
Suite voor twee fans
Aan Ineke Jungschleger en Edmée Scheffers Maastricht 1963
| |
I
Jaune spirée
Een gele spirea wuift van ver
en buigt naar bevriende insecten.
Zij doet dat niet voor een grote ster
onder de bloemen-intellecten.
Zij volbrengt wat haar de Zon doet doen
met haar geel in de gelen en in het groen.
Zij moet in de zoele wind zo schetsen,
tot haar insecten haar komen etsen.
Een innig ontwerper van goed fluweel
vindt inspiratie in haar nobel geel.
| |
II
Topaze
Er is een sfeer, een samenspel van wazen,
als in een bloeitijd van edele vazen,
die staan in hun doorschenen gloed
met al de tinten van topazen
te pronken in zachtgele overvloed.
Wie eenzaam is en wie zich kan vergissen
in de zin van schemeringen en duisternissen
kan dit gesluierde fluweel
soms horen zingen in zijn clavecymbelend geel.
| |
| |
| |
III
Laurier rose
Over dat woord Laurier gloeit een donkere vlek
en al dat rose laat dat niet meer vergassen.
Gas van muziek gemengd met middelbassen
tot een geheel, waar ik mijn lege arm naar strek.
Heb ik dat diepe woord ooit in fluweel gezien?
En is dat in herinnering nog zo nodig?
Al zijn herinneringen zelden overbodig,
ik heb gediend in dit geval en nog, ik dien!
| |
IV
Rosière
Rosière is geen kleur voor poppenvlees,
dat nooit door licht en lucht en vocht verging.
Het blijft een belofte en is geen wees,
zo waar ik P.K. ben en kleuren zing.
Bezongen kleuren wieg ik op mijn handen
en denk daarbij aan hun speciale bloed
met soms een sprookje van hun lustre-randen
en fraai fluweel op een moderne dameshoed!
| |
| |
| |
V
Orange girolle
't Is een van die kleuren van: kom naar binnen
en neem plaats naast mijn bureau!
Ik kan me wel niet goed bezinnen,
ik zag je meer en ook anders dan zo.
Je hedendaagse lippen zag ik bezig
aan menig oud kort verhaal,
dat altijd was rechtvaardig, nooit afwezig
en nergens onaanhoorbaar en fataal.
Het was iets luchtigs-ernstigs met gebarenspel
en als zij ging, speet mij steeds haar vaarwel.
| |
VI
Corail
Het is een lichte last corail te dragen.
De zon heeft geen bezwaar.
Het is een hymne aan haar beste dagen
en draagt zich met zwart haar.
Al mag dat haar niet al te lang zo zijn,
vooral niet met een donkerblauwe schijn,
het blijft in de tekening een magnifiek contrast
en bij de zonnedruk een lichte last.
| |
| |
| |
VII
Pétunia
Een purperkleur om een vlinder te begraven
en zakelijk-bedroefd statig te dragen,
niet naar een groot rijk, neen, naar een kleine enclave,
waar muguettes treurig: wat is er? vragen.
Dan komen in de bloeitop alle meisjes
met hun pinkjes de klokjes strelen
en zingen een suite regionale wijsjes.
Over het weer van de dag en de nieuwste fluwelen!
| |
VIII
Rouge Pompéien
Vóór Pompéï kon het niet bestaan,
het was een sfeer, die toen kwam aan
en in de lijnen van de mens, vooral in die van de vrouw
muziek werd met het mediterranese blauw.
Zó werden die lichamen nog niet geopenbaard,
zó zijn ze in de verbeelding nog aan 't zwerven
als praktische putti's, die in hun speelse vaart
met rouge pompéien hun kinderwagen verven.
| |
| |
| |
IX
Bourgogne
Een meisje uit een oude schilderij,
gedrapeerd in de plooiennood van deze tijd,
komt in de avond nog aan mijn raam voorbij.
Zij stapt, ik tel in al de overheid
van jaren, die mij zijn geschonken,
haar pasjes op, zij zijn zo vlug en veel.
Zij is de titulaire van het rood fluweel
Bourgogne. Ik schouw de laatste avondvonken.
Was ik nu ook zo jong en met haar dronken!
| |
X
Coquelicot
Een kleur, om iets zingends bij te zeggen,
drapeert een kleine subtiele schoot.
Om over mijn ogen te leggen,
Ik verlang nu een kleur om bij te zwijgen
en niet een om er bij te hijgen.
Daar wiegt weer de bekoring van het coquelicot,
koren en blauwe zomerwind verlangen dat zo.
| |
| |
| |
XI
Clairet
De lippen van Klein- en Groot-Maastricht
trillen even boven vele fluwelen,
die onder het intelligente gezicht
van de draagsters mijn tijd verdelen.
Er zijn er wel in roden hard en zacht,
er zijn er voor de dag en voor de nacht.
En het mag wel eens een wijnkleur zijn,
elegant gevoerd met avond-zonneschijn.
| |
XII
Grenadier
Toen de jonge vrouwen werden gekleed in fruit
en zij dit de jonge mannen lieten zien,
trokken deze hun heldenfluit
en speelden het ‘Air van Grenadier en Grenadine’.
Eigenlijk moesten zij Grenadine en Grenadier spelen
ter ere van de meisjes en de gekozen fluwelen.
Zij bleven liever in de contramine.
De jeugd weet te wel wat en hoe zij doet,
al luisterend naar het juist gedoseerde bloed.
| |
| |
| |
XIII
Carnation
Vleeskleur, grootmoeder van alle kleuren,
die het theater van ons lichaam bespelen.
In elk land was vleeskleur toch de mode,
ook in de Verenigde Staten van de Fluwelen.
Bij nationaal en internationaal gebeuren
hadden de époques vaak een kleur van node.
Carnation is steeds van alle tijden.
Zij stuwt onmiddellijk naar het licht
van de zon en duldt geen tussenbeide.
Zij is de naaste kleur voor tuin en weide,
verklaart met haar gebarentaal het weerbericht.
Het weerbericht, die coupe van elk fluweel
om elk foundationerend onderdeel.
| |
XIV
Glycine
Komt een corail plots voor de Grote Poort
van 's levens spel in overglanzend soort,
dan wijken de glycinen tot de muur
en worden in de schaduw hun neutraal azuur.
Alleen bedaagden hebben soms verlangen
naar deze kleur met weduwen verwant
in de opgang naar de wandelgangen
van het benevelde verstand.
Er blijven echter roerende dingen in die tint,
vooral wanneer een pop een weesje vindt.
| |
| |
| |
XV
Outremer
Aan de kim ligt soms een donkerblauwe lijn.
Een nichtje van cobalt? Een neef van ultramarijn?
Niets te familie! Er wordt een kleur ontmoet,
als aan een jurk, als op een hoed.
Die diepe kleur omsluit eerst vaag de diepe ziel.
bevalligheid lijkt nu toch goed genoeg.
Soms zijn die bevalligheden met hun tweeën.
Heten zij dan niet Ineke en Edmée? En
dicht ik dan niet: ja! ik rijm niet: neen!
Want zij zijn met hun tweeën en ik ben maar alleen
| |
XVI
Porcelaine
Ik had eens een porceleine vriendin.
Er klopte wel een klein hartje in
met korte klankrijke stroken.
Ik heb die niet meer en ik begin
nooit meer met een porceleine vriendin;
| |
| |
| |
XVII
Turquoise Angélique
Kleuren met de glanzen van waardebonnen,
doch er is maar één turquoise angélique,
concurrerend met het luchtblauw en met muziek.
Als zulk een turkoois niet stil wil zijn
en in de zon verschuift haar hijgende lijn
om de zoveel minuten en seconden,
dan wordt de dichter mogelijk boos
en brult: Turkoois, angelieke roos,
Weet, ik dicht en dat ik de zomer ruik,
leg je ook eens op je kleine, gave buik!
| |
XVIII
Turquoise d'Istamboul
Ben ik wel een Turkoois door Istamboul verkocht?
Alle Turkooizen komen uit Turkije,
behalve dan het éne, dat vermocht
mij zo te boeien als muziek van danserijen.
Haar mondje was niet eens Turkoois, wel een Rood Twee,
daar zeide ze en zong ze geestige dingen mee.
Ook in fluweel en soms wel héél profaan
over het reliëf van haar bestaan.
Charmant in alle blauw, ook op dat dak,
als zij haar lichaam met de zon besprak.
| |
| |
| |
XIX
Pistache
Met een gezicht van fijne zeep te zijn
en dan te wandelen langs het water
vol goudvissen in Maastrichtse zonneschijn,
de kinderen van de kinderen komen later.
Zij denken nu niet aan fluweel, wel aan contact
van zulke kleur in zulke periode.
Zij voelen dat pistache wel iets verzwakt
tussen de botsingen van geel met rose roden.
En als een meisje zinspeelt op oranje,
roepen de jongens: Pure kleur! Matador-Spanje!
Al is een kleur er even goed soms zacht te zijn
en niet een Groot-Iberia in het klein!
| |
XX
Espérance
Wie hoopt, gaat nog naar school
en alle espérances trippelen in een rij.
Voorop de zon, zij speelt eerste viool,
zo zij dat steeds doet na het eind van Mei.
De espérances kijken elkander aan,
wier groen fluwelen jurk het mooist zou staan.
Meisjes, let op, te lang mag men niet hopen!
Het groene hart moet men intijds verkopen.
En letten op de instructies van de Zon,
en, later niet te treuren om wat anders kon.
Espérance-girls hebben groene kuiten,
daar kunnen virtuozen over fluiten.
Dit is het slot van al wat mij bewoog,
bij het dichten van deze Fluwelen Regenboog!
|
|