Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2010
(2010)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermdHet mooiste boek uit de vijftiende-eeuwse Noordelijke Nederlanden: het getijdenboek van Katharina van Kleef
| |
[pagina 77]
| |
Afb. 1 Meester van Katharina van Kleef, ‘De redding van de zielen uit het vagevuur’, handschrift van Katharina van Kleef, ca. 1440, New York, The Morgan Library and Museum, Ms. M. 945 fol. 107. © Faksimile Verlag Luzern, met dank aan Museum Het Valkhof.
bekijken en zich verwonderen over de vele kleurrijke en minutieus geschilderde voorstellingen die het getijdenboek rijk is. Het manuscript is gedecoreerd met maar liefst 25 paginagrote miniaturen en 125 miniaturen die een halve pagina beslaan. Dit zijn bijbelscènes, heiligen, gedecoreerde initialen en verfijnd penwerk. Nu zijn dergelijke decoraties vrij gebruikelijk in vijftiende-eeuwse getijdenboeken, maar in dit handschrift zijn het er wel bijzonder veel en van een hoge kwaliteit. Uniek zijn bovendien de talloze fantasierijke en naturalistische versieringen in de marges van de folia. Spelende kinderen, jagers, vissers en ambachtslieden, groteske figuurtjes, diertjes en draken, maar ook zeer realistisch geschilderde schelpen, veren en juwelen brengen de pagina's tot leven. Het zijn deze uitzonderlijk rijke en originele randdecoraties, in combinatie met de hoge artistieke kwaliteit van de miniaturen, die het getijdenboek van Katharina van Kleef zo uitzonderlijk maken. Met het tentoonstellen van al die losse bladen was De wereld van Katherina een soort vervolg op de tentoonstelling De gebroeders van Limburg die in 2005 in Museum het Valkhof te zien was.Ga naar voetnoot3 Toen stond de Belles Heures de Jean de Berry centraal, een ander beroemd en rijk gedecoreerd handschrift uit de vijftiende eeuw dat zich normaal gesproken ook in New York bevindt, in The Metropolitan Museum of Art. Gemaakt tussen 1405-1408 door de drie uit Nijmegen afkomstige gebroeders van Limburg in | |
[pagina 78]
| |
Afb. 2 Meester van Katharina van Kleef, ‘De heilige Cornelius en bisschop Cyprianus’, handschrift van Katharina van Kleef, ca. 1440, New York, The Morgan Library and Museum, Ms. M. 917, p. 247. © Faksimile Verlag Luzern, met dank aan Museum Het Valkhof.
opdracht van de Franse hertog Jean de Berry, was in 2005 ook dit handschrift tijdelijk ontbonden, zodat ook toen losse bladen met miniaturen getoond konden worden. Tijdens De wereld van Katherina waren naast het beroemde getijdenboek uit New York vrijwel alle handschriften met miniaturen gemaakt door de Meester van Katharina van Kleef samengebracht. Bovendien werden tekeningen en vroege houtsneden tentoongesteld die mogelijk een inspiratiebron voor de anonieme kunstenaar vormden. Ook waren er vijftiende-eeuwse objecten te zien die ook in Katharina's getijdenboek uitgebeeld zijn, zoals gouden munten, vogelkooitjes en houten trippen. Het handschrift werd dus in een ruim kader gepresenteerd, zo ruim zelfs dat menig bezoeker al enigszins vermoeid zal zijn geweest alvorens bij de hoofdmoot van de tentoonstelling, de gedecoreerde pagina's uit het New Yorkse getijdenboek, aan te komen. Ook verscheen er een omvangrijke tentoonstellingscatalogus met bijdragen van diverse specialisten.Ga naar voetnoot4 Dit boek is alleen al waardevol omdat alle tentoongestelde werken, dus ook alle miniaturen uit Katharina's getijdenboek, erin worden beschreven en paginagroot in kleur zijn afgebeeld. Dit levert een schat aan beeldmateriaal op - voor ieder die geïnteresseerd is in miniatuurschilderkunst is dit boek alleen al mooi om eindeloos te kijken naar de vele voorstellingen waarmee de Meester van | |
[pagina 79]
| |
Afb. 3 Meester van Katharina van Kleef, ‘De heilige Ambrosius’, handschrift van Katharina van Kleef, ca. 1440, New York, The Morgan Library and Museum, Ms. M. 917, p. 244. © Faksimile Verlag Luzern, met dank aan Museum Het Valkhof.
Katharina van Kleef dit boek verluchtte. Maar ook de zeven artikelen die aan het catalogusdeel vooraf gaan zijn zeer lezenswaardig. Ze werden geschreven door Roger Wieck, James Marrow, Henri Defoer, Anne Korteweg, Rob Dückers, Bert Thissen en Gregory Clark. Zij besteden aandacht aan diverse aspecten van Katharina's getijdenboek, aan de anonieme meester die het handschrift decoreerde en aan de opdrachtgeefster Katharina van Kleef zelf. In het navolgende wil ik enkele bijdragen belichten, waarbij ik mij toespits op de artikelen die ingaan op de totstandkoming van het getijdenboek, het bijzondere karakter van de tekst en de miniaturen en het belang van het handschrift binnen de laatmiddeleeuwse traditie van de Noord-Nederlandse boekverluchting. De catalogus opent met een bijdrage van Roger Wieck over de aankoop van Katharina's getijdenboek door de Morgan Library in de jaren zestig van de vorige eeuw. Op dat moment, dus zo'n vijftig jaar geleden, ging het om een echte ‘ontdekking’ van het handschrift. In de daaropvolgende jaren kon het op een warme ontvangst rekenen. Het getijdenboek bestaat eigenlijk uit twee delen: omstreeks 1850 werd het door een Franse kunsthandelaar in tweeën gesplitst, opnieuw gerangschikt en als twee afzonderlijke handschriften verkocht. Daarbij gingen miniaturen verloren, waarschijnlijk waren dat er elf. In 1963 kon de Morgan Library één van die twee helften kopen uit een particuliere verzameling, de Rothschild collectie. Het was vervolgens conservator John Plummer die ontdekte dat dit handschrift samen met een tweede handschrift in particulier bezit (de Guennol collectie) oorspronkelijk één groot getijdenboek vormde, namelijk dat van Katharina van Kleef. | |
[pagina 80]
| |
Afb. 4 Meester van Katharina van Kleef, ‘De heilige Vincentius’, handschrift van Katharina van Kleef, ca. 1440, New York, The Morgan Library and Museum, Ms. M. 917, p. 268. © Faksimile Verlag Luzern, met dank aan Museum Het Valkhof.
In 1964 werden beide helften van ‘Kitty’ - zoals het getijdenboek in de Morgan Library liefdevol genoemd wordt - tentoongesteld. De twee boeken stonden opengeslagen in een vitrine, omringd door 157 dia's in lichtkastjes van evenzoveel folia uit het handschrift. Geen echte bladen dus, zoals in Nijmegen, maar wel goede reproducties die veel publiek trokken. Bij de tentoonstelling verscheen een catalogus, twee jaar later gevolgd door een (betaalbare) facsimile-editie van alle miniaturen in het handschrift.Ga naar voetnoot5 Dit alles zorgde ervoor dat Katharina's getijdenboek in Amerika bekend en geliefd werd bij een breed publiek. ‘Kitty’ werd een hype waar in 1967 zelfs Playboy Magazine aandacht aan besteedde. Met de ontdekking van het handschrift begon de Amerikaanse waardering voor miniatuurschilderkunst en startte het Amerikaanse onderzoek naar middeleeuwse handschriften, zo stelt Wieck (p. 16). Gelukkig kon de Morgan Library in 1970 ook het handschrift uit de Guennol collectie aankopen, zodat beide helften sindsdien weer in één verzameling verenigd zijn. Ik vind het een aardige vondst de catalogus juist met dit verhaal over de aankoop en waardering van het handschrift te openen, alvorens in te gaan op het ontstaan van het handschrift in de vijftiende eeuw. Zo wordt immers direct duide- | |
[pagina 81]
| |
lijk dat we hier te maken hebben met een getijdenboek van bijzonder kaliber, dat eigenlijk nog maar betrekkelijk korte tijd onder kunst- en boekhistorici bekend is en door zijn hoge artistieke kwaliteit het onderzoek naar laatmiddeleeuwse handschriften stimuleerde. Ook bij James Marrow staat het bijzondere karakter van Katharina's getijdenboek centraal, maar dan wat betreft tekst en decoratie. Zo is het handschrift geschreven in het Latijn, terwijl de meeste getijdenboeken uit die periode in de Noordelijke Nederlanden in het Middelnederlands geschreven werden. In de late Middeleeuwen werden veel getijdenboeken geproduceerd. Het waren de belangrijkste religieuze boeken voor leken, bedoeld als hulpmiddel bij gebed. In het getijdenboek van Katharina zijn echter teksten opgenomen die tamelijk uitzonderlijk zijn. Naast traditionele onderdelen - zoals de kalender, de Mariagetijden, de Kruisgetijden en de Boetepsalmen - bevat het handschrift een serie getijden en missen voor alle zeven dagen van de week, gewijd aan de Drie-eenheid (zondag), de dood (maandag), de Heilige Geest (dinsdag), Allerheiligen (woensdag), het Heilig Sacrament (donderdag), de compassie met God en het kruis (vrijdag) en Maria (zaterdag). Volgens Marrow werden deze alleen opgenomen in laatmiddeleeuwse getijdenboeken gemaakt voor zeer welgestelde opdrachtgevers. In combinatie met het Latijn doet dit vermoeden dat Katharina bij haar religieuze leven begeleid werd door een of meer geestelijken. Dergelijke Latijnse missen werden namelijk alleen opgezegd of gelezen door geestelijken of leden van een religieuze orde - of in hun directe nabijheid. Hoogstwaarschijnlijk heeft (of hebben) deze geestelijke begeleider(s) Katharina ook geadviseerd bij de samenstelling van haar getijdenboek. Dat zou ook de ingewikkelde iconografie van sommige miniaturen verklaren en de aanwezigheid van tekstbanden in of rondom de voorstellingen, met verklarende teksten in het Latijn. Aardig is dat Marrow ook aandacht besteedt aan de vraag waarom Katharina's persoonlijke getijdenboek nu zo rijk gedecoreerd is. Natuurlijk werden de (in het totaal 350) folia uitbundig versierd om het handschrift meer status te geven en het oog te prikkelen. Aan de illustraties kon veel genoegen worden beleefd, maar daarnaast functioneerden de vele voorstellingen als belangrijke geheugensteun, zoals Marrow terecht stelt.Ga naar voetnoot6 De prachtige miniaturen maakten het eenvoudiger bepaalde teksten in het handschrift terug te vinden - niet overbodig zonder inhoudsopgave - en te memoriseren. De grote variatie aan scènes, met de talloze speelse motieven in de marges, maakte iedere pagina het onthouden waard - iedere folium kreeg daardoor immers een eigen ‘gezicht’. Het inzicht dat illustraties in handschriften (en later in gedrukte boeken) dienden om een tekst te visualiseren, structureren, verklaren én te memoriseren is niet nieuw.Ga naar voetnoot7 Maar het is wel een belangrijk principe dat Marrow met recht benadrukt, juist omdat in publicaties over miniatuurschilderkunst naar mijn weten nogal eens voorbij gegaan wordt aan het feit dat miniaturen en randdecoraties meer functies hadden dan alleen verfraaiing van de tekst. Na deze bijdragen over de reputatie en het bijzondere karakter van het New Yorkse handschrift richt Anne Korteweg zich in haar artikel ‘The Master of Catharina of Cleves: Unique Genius or Teamnwork’ op de anonieme meester die de decoraties in het getijdenboek van Katharina van Kleef vervaardigde. Deze Meester van Katharina van Kleef staat bekend als de beste boekverluchter uit de Noordelijke Nederlanden. Hij droeg bij aan de verluchting van vijftien handschriften, door het leveren van paginagrote miniaturen en/of randdecoraties. Na de ontdekking van het getijdenboek van Katharina van Kleef in de jaren zestig, zijn belangrijkste werk, groeide hij uit tot een soort ‘Jan van Eyk van de Noordelijke Nederlanden’, zoals Korteweg stelt (p. 45). Zijn werk bleek van zo'n hoge kwaliteit dat hij het beeld van de vijftiende-eeuwse Noord-Nederlandse miniatuurschilderkunst voorgoed wijzigde. Met de aandacht voor de meester ontstond aandacht voor andere geïllumineerde handschriften uit de Noordelijke Nederlanden en die bleken van hogere kwaliteit dan kunsthistorici uit de eerste helft van de twintigste eeuw dachten. | |
[pagina 82]
| |
Het is echter de vraag hoe de Meester van Katharina van Kleef te werk ging: werkte hij alleen, had hij een groot atelier, ging hij samenwerking met anderen aan? Om deze vragen te beantwoorden gaat Korteweg in op de organisatie van de boekproductie in de late middeleeuwen en de rol die boekverluchters speelden in het proces van ‘prepareren, schrijven, illumineren en binden’ van een manuscript. Volgens Korteweg had de Meester van Katharina van Kleef zijn werkplaats in Utrecht, dat in de vijftiende eeuw het belangrijkste centrum van boekproductie in de Noordelijke Nederlanden was. Terwijl John Plummer (1966) suggereerde dat decoraties in het getijdenboek van Katharina van Kleef het werk waren van één enkele kunstenaar, meende Friedrich Gorissen (1973) dat de Meester van Katharina van Kleef aan het hoofd stond van een groot atelier, waar de vellen perkament van hand tot hand gingen en het werk werd uitgevoerd door veel boekverluchters die allemaal in dezelfde stijl werkten. Korteweg laat zien dat deze opvatting van een werkplaats of atelier, waarin hardwerkende assistenten onder leiding van één meester staan, achterhaald is. Uit recent onderzoek blijkt dat de producenten van boeken in Parijs en Londen - dus de perkamentsnijders, schrijvers, verluchters en boekbinders - dicht bij elkaar in enkele straten woonden en ieder een eigen, kleine werkplaats hadden. Daarin werkten zij alleen of met één of twee medewerkers. Voor grote opdrachten werden ad hoc teams samengesteld, waarbij één van hen contacten met de opdrachtgever onderhield. Het werk werd dus onderling verdeeld, omdat bijvoorbeeld in een kort tijdsbestek veel miniaturen geleverd moesten worden. Athankelijk van de opdracht kon bij een volgende gelegenheid weer een ander groepje geformeerd worden. Hoewel harde bewijzen ontbreken, vermoedt Korteweg dat de situatie in Utrecht niet anders was. Dat betekent dat we kunnen veronderstellen dat de Meester van Katharina van Kleef in Utrecht niet de leiding had van een groot atelier, zoals Gorissen meende, maar een eenmanszaakje runde, met mogelijk één medewerker. Net als andere Utrechtse boekverluchters draaide hij mee in het netwerk van ambachtslieden die betrokken waren bij de boekproductie. Korteweg demonstreert dit door het gehele oeuvre van de anonieme meester te bespreken en bij alle handschriften aan te geven waaruit zijn bijdrage bestaat. Wat betreft het getijdenboek van Katharina van Kleef stelt Korteweg dat de Meester van Katharina van Kleef alle miniaturen in dit handschrift tekende. Alleen de decoratie van sommige tekstpagina's zijn geschilderd door een tweede kunstenaar, die de ‘Meester van Den Haag 69 B 10’ genoemd wordt, naar een door hem geïllustreerde historiebijbel in de Koninlijke Bibliotheek in Den Haag.Ga naar voetnoot8 Deze tweede anonieme meester bracht in Katharina's getijdenboek zowel geschilderde decoraties als verluchting in pen en inkt aan. Korteweg baseert zich bij deze veronderstelling op het onderzoek van Robert Calkins (1979), die de verluchting in het getijdenboek grondig analyseerde. Zelf heeft zij echter een interessante aanvulling wat betreft de arbeidsverdeling tussen beide boekverluchters (p. 59-60). Korteweg vermoedt dat het de bedoeling was dat de Meester van Katharina van Kleef alle miniaturen in het getijdenboek zelf zou uitvoeren. Wellicht vroeg hij de Meester van Den Haag 69 B 10 hem te assisteren bij de decoratie van de tekstpagina's om het werk sneller te kunnen afmaken. Uit stilistische kenmerken blijkt dat de Meester van Katharina van Kleef hem vervolgens de katernen gaf met veel tekst en weinig miniaturen. In de katernen die veel miniaturen bevatten - en die de Meester van Katharina van Kleef dus moeilijk kon missen omdat hij er zelf zoveel werk aan had - voerde hij de geschilderde decoraties en het penwerk in de randen zelf uit. Nu is het natuurlijk de vraag of tijdsdruk de Meester van Katharina van Kleef ertoe bracht assistentie in te roepen. Misschien was het al van meet af aan de bedoeling deze tweede boekverluchter in te zetten. Of misschien speelde kostenoverweging een rol en mocht deze medewerker minder belangrijke decoraties en penwerk aanbrengen om de kosten te drukken. Hoewel er dus veel onzeker blijft, geeft de analyse van Korteweg een goed beeld van de praktische overwegingen die een rol kunnen hebben gespeeld bij de arbeidsverdeling, waarbij de Meester van Katharina van Kleef toch de hoofdverantwoordelijke bleef. Na alle aandacht voor de miniaturen in Katharina's getijdenboek en voor de kunstenaar die ze | |
[pagina 83]
| |
maakte, brengt Rob Dückers ons bij het handschrift als fysiek object. Hier gaat het om het boek, waarvoor allereerst perkament uitgezocht en gesneden moest worden en een layout bedacht werd. De teksten werden geschreven door één schrijver/kopiist, waarschijnlijk een professionele lekenschrijver. Tijdens het schrijven liet hij ruimte open voor initialen en miniaturen: wanneer hij klaar was met een katern kon de boekverluchter aan de slag, gevolgd door de binder. Dit hele proces was voor het getijdenboek van Katharina natuurlijk niet anders dan voor andere laatmiddeleeuwse handschriften. Daarom geeft Dückers ook in algemene zin een mooi overzicht van hoe in deze periode een handgeschreven boek tot stand kwam. Zijn bijdrage besluit met een codicologisch diagram van het handschrift, met een analyse van alle katernen en de plaatsing van de miniaturen, zowel in het oorspronkelijke getijdenboek als in de twee handschriften waaruit het nu bestaat. Waarom (of bij welke gelegenheid) Katharina van Kleef opdracht gaf tot het vervaardigen van haar beroemde getijdenboek is niet bekend. Dückers veronderstelt dat zij zich liet leiden door wat hij noemt ‘bibliofiele jaloezie’. Zij kwam uit een familie die mooie manuscripten bezat. Haar tante Margaretha van Kleef had eerder al een mooi gedecoreerd getijdenboek laten maken.Ga naar voetnoot9 En ook haar man Arnold van Egmond liet een persoonlijk gebedenboek maken, een breviarium dat in 1435 in zijn bezit kwam.Ga naar voetnoot10 Dit zou Katharina gestimuleerd hebben voor zichzelf ook een kostbaar handschrift te wensen, een manuscript dat wat betreft omvang en decoratie dat van haar echtgenoot zou overtreffen, zoals Dückers stelt. Het was kennelijk een fenomeen dat vaker voorkwam, want ook bij hertog Jean de Berry - de grote liefhebber van handschriften voor wie de gebroeders van Limburg werkten - zou bibliofiele afgunst een rol hebben gespeeld bij het laten maken van manuscripten.Ga naar voetnoot11 Maar zou het voor Katharina nu werkelijk zo belangrijk zijn geweest haar familieleden te overtreffen? Hoorde een rijkgedecoreerd getijdenboek niet eenvoudigweg bij haar adellijke status en religieuze leven? Misschien was haar getijdenboek zoveel rijker geïllustreerd dan dat van haar man omdat zij als vrouw meer tijd had voor privédevotie of omdat een handschrift waarin zoveel moois te bewonderen is juist voor een vrouw uitermate geschikt gevonden werd. Bij het bekijken van de miniaturen en de decoraties in de tekstmarges bekroop mij in ieder geval regelmatig de gedachte dat veel voorstellingen - zoals van spelende kinderen, het Christuskind aan de borst of in een looprekje, Maria aan het weefgetouw, Jozef die een papje roert - juist een vrouwelijke opdrachtgever zullen hebben aangesproken. Hoe het ook zij, het getijdenboek van Katharina van Kleef is van een onovertroffen schoonheid. Het is mooi dat al die prachtige taferelen die ooit alleen door Katharina en haar naasten gezien werden, door de kwalitatief goede reproducties in deze tentoonstellingscatalogus nu binnen ieders bereik liggen. De zeven artikelen die aan het catalogusdeel vooraf gaan geven een uitvoerige en gedegen stand van zaken wat betreft het onderzoek naar Katharina's getijdenboek, haar opdrachtgeefster en de anonieme boekverluchter die (met hulp van slechts één andere meester) de decoratie verzorgde. Was het getijdenboek van Katharina op de tentoonstelling Middeleeuwse Miniaturen uit de Noordelijke Nederlanden in 1989 nog een van de vele handschriften, nu staat het echt op de kaart. Deze tentoonstellingscatalogus is daarmee een aanwinst, ja eigenlijk verplichte kost, voor alle (aankomende) historici, kunsthistorici en historisch letterkundigen die zich interesseren voor de productie en inhoud van laatmiddeleeuwwse religieuze handschriften en voor de miniaturen die deze teksten extra kostbaar en toegankelijk maken. Adres van de auteur: Museum Boijmans van Beuningen, Postbus 2277, nl-3000 cg Rotterdam; y.bleyerveld@planet.nl |
|