Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2010
(2010)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| ||||||||||||||
Waarom Eggeric de dief niet zag
| ||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||
op het zadel dat Elegast in handen had. Voor zover er stilgestaan wordt bij deze vraag, wordt dit over het algemeen verklaard door de zwarte uitrusting van Elegast. In dit artikel blijkt echter dat de toverij in het verhaal een plausibeler verklaring biedt. Hoewel magie een belangrijke plaats innam in liet dagelijks leven in de middeleeuwen, is het onzeker of de auteur en het publiek van Karel ende Elegast één of meer tovermiddelen voor ogen hadden bij het voordragen, schrijven, luisteren of lezen van de tekst. Toch stelde Van Oostrom dat een middeleeuwse lees- of luisterreactie op Karel ende Elegast waarschijnlijk niet gecentreerd is rond één hoofdthema, maar juist gebrand zou zijn op magie als belangrijk motief.Ga naar voetnoot6 In dit artikel wil ik laten zien hoe magie leidt tot een andere interpretatie van Karel ende Elegast. Door eerst in te gaan op de rol van magie in de middeleeuwse samenleving, zal blijken dat de magische elementen in het verhaal konden appelleren aan de leefwereld van het publiek. Vervolgens zal ik de studies bespreken waarin het magische aspect van Karel ende Elegast al aan bod gekomen is. Daarna zal ik de toverkunsten van Elegast beschouwen in het licht van de artes magicae en tonen in hoeverre deze benadering van belang is voor de interpretatie van de slaapkamerscène uit Karel ende Elegast. | ||||||||||||||
Magie in de middeleeuwse samenlevingMagie lijkt sterk tegen het christelijke karakter van de middeleeuwen in te druisen, en toch was het een wezenlijk onderdeel van de middeleeuwse samenleving. Over het algemeen wordt zelfs aangenomen dat de ‘doorsnee-middeleeuwer’, zoals W.L. Braekman hem noemt, magie en religie niet als twee tegenpolen beschouwde.Ga naar voetnoot7 Het waren vooral de middeleeuwse geleerden die zich bezig hielden met het onderscheid tussen magie en religie, terwijl het voor de meerderheid van de bevolking op zijn minst onduidelijk was waar de grens tussen beide lag.Ga naar voetnoot8 Bovendien was niet alle magie van dezelfde aard. Natuurlijke magie werd toegeschreven aan de krachten die in een object vervat waren.Ga naar voetnoot9 Het gebruik van deze krachten geschiedde zonder tussenkomst van demonen en werd vaak door de kerk getolereerd.Ga naar voetnoot10 Bij demonische magie was er wel hulp van geesten of demonen in het spel.Ga naar voetnoot11 Vanaf de veertiende eeuw werd aangenomen dat een beoefenaar van demonische magie een pact met de duivel had gesloten.Ga naar voetnoot12 Het was daarom in strijd met het eerste gebod.Ga naar voetnoot13 Hoewel de kerk magie officieel afkeurde, werd ze nog wel uitgeoefend door lagere geestelijken en gelovige | ||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||
lekken.Ga naar voetnoot14 Religieuze praktijken waren vaak sterk vervlochten met magie, waardoor het moeilijk is beide van elkaar te onderscheiden.Ga naar voetnoot15 Richard Kieckhefer heeft uiteengezet dat magie op het snijvlak ligt van religie en wetenschap, van hoge en lage cultuur en van feit en fictie.Ga naar voetnoot16 Feitelijk gezien is wetenschap niet te onderscheiden van natuurlijke magie. Deze vorm van magie maakte namelijk deel uit van de wetenschap. Analoog hieraan is religie niet te onderscheiden van demonische magie. Het was eerder een verkeerde toepassing van religie.Ga naar voetnoot17 Toch had de religieuze praktijk veel weg van natuurlijke magie. Geestelijke heelmeesters gebruikten medicinale kruiden, toverspreuken verschilden soms nauwelijks van gebeden en werden door veel middeleeuwers vaak ook als zodanig ervaren, krachtige edelstenen werden op reliekhouders aangebracht om de werking van het reliek te versterken et cetera.Ga naar voetnoot18 Wetenschap, religie en magie zijn vaak niet te scheiden. Zo kon een geneesmiddel (wetenschap) zowel uit geneeskrachtige kruiden (magie) als een christelijk gebed (religie) bestaan.Ga naar voetnoot19 Magische kennis was verspreid onder alle lagen van de bevolking.Ga naar voetnoot20 De elite bediende zich vooral van demonische magie, die doorgaans schriftelijk in het Latijn werd overgeleverd. De lagere klassen - die vaak niet konden lezen en schrijven - bedreven veelal natuurlijke magie. Zij wendden magie vooral aan ter genezing van mens en dier en deze vorm van magie komt daarom regelmatig voor in handschriften met medische recepten of traktaten.Ga naar voetnoot21 Hoewel de scheiding tussen hoge en lage cultuur vrij strikt lijkt, namen intellectuelen, die een filosofische of theologische achtergrond hadden, elementen uit de volkse cultuur over.Ga naar voetnoot22 Aanvankelijk dachten deze geleerden dat alle magie tot stand kwam via demonen. Onder invloed van vertalingen van Arabische bronnen pasten zij deze visie aan.Ga naar voetnoot23 Enerzijds kwam men tot de ontdekking dat sommige occulte verschijnselen verklaard konden worden vanuit natuurlijke processen, terwijl anderzijds argumenten werden gevonden voor de stelling dat geesten en demonen ook bij natuurlijke magie betrokken waren.Ga naar voetnoot24 Kieckhefer laat zien dat, hoewel fictie en werkelijkheid geen een-op-eenrelatie met elkaar vormen, magie in middeleeuwse literatuur wel iets zegt over de realiteit.Ga naar voetnoot25 Al besefte het publiek van ridderromans dat magie een sinistere bezigheid was, men was ‘willing to accord it a different status and to consider without horror the symbolic uses of magical motifs’.Ga naar voetnoot26 Volgens Kieckhefer wordt magie in romans dus positiever | ||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||
gewaardeerd.Ga naar voetnoot27 Hoewel de waardering van magie in verhalen afwijkt van de dagelijkse praktijk, werden religie en magie in romans met even veel gemak met elkaar verweven als in de werkelijkheid.Ga naar voetnoot28 In de verhalen is magie vaak ondergeschikt gemaakt aan de psychologische ontwikkeling van de hoofdpersoon. De tovenaar in een roman vervult meestal een bijrol. Hij helpt de hoofdpersoon - zij het als antagonist of als bondgenoot - om zijn of haar queeste te vervullen.Ga naar voetnoot29 Desalniettemin is in veel epische romans de plot afhankelijk van magie.Ga naar voetnoot30 De aard ervan wordt in de verhalen nauwelijks bevraagd. Er wordt zelden ingegaan op de vraag of een personage demonische of natuurlijke magie gebruikt.Ga naar voetnoot31 Wel valt op dat in ridderromans magie vaak wordt ingezet om het goede te bereiken. Zo concludeert Mieke Lens in haar proefschrift dat tovenarij een hulp betekent voor de (christelijke) held van het verhaal. Tovenarij en magische voorwerpen kunnen de helden dus helpen hun opdracht te vervullen en hoeven niet verkeerd of in strijd te zijn met de christelijke waarden, mits door de juiste personen op correcte wijze gebruikt. In verkeerde handen of op onjuiste wijze gebruikt, werken deze middelen niet.Ga naar voetnoot32 Hoewel magische elementen door hedendaagse lezers vaak symbolisch geduid, of tenminste niet helemaal serieus genomen worden, maakten ze voor het middeleeuwse publiek deel uit van de alledaagse praktijk. Lie toonde aan dat de liefdesdrank uit Tristan en Isolde ‘een concreet gegeven [was], dat met de werkelijkheid overeenkwam, en geen symbool van eeuwige liefde.’Ga naar voetnoot33 Bovendien blijkt ‘de “wonderlijke fictie” van middeleeuwse verhalen telkens verankerd in de “wonderlijke werkelijkheid” van de Middeleeuwen.’Ga naar voetnoot34 In haar opvatting dat magie niet symbolisch geduid dient te worden, lijkt Lie lijnrecht tegenover de opvatting van Kieckhefer te staan. | ||||||||||||||
Magische elementen in Karel ende ElegastNu duidelijk is op welke wijze magie in de middeleeuwse leef- en denkwereld was ingebed, kan de volle aandacht weer op Karel ende Elegast gericht worden. Ik zal bespreken hoe de magische elementen in dit verhaal zich verhouden tot het geschetste beeld van magische fictie, maar eerst ga ik nader in op de toverkunsten van Elegast en wat daarover blijkt uit de tekst zelf. De eerste toverkunst die Elegast gebruikt heeft als doel dierentaal te verstaan. Dit kan hij met behulp van een kruid. | ||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||
Hi trac een cruyt uut eenen vate
Ende deet binnen sinen monde.
Die sulc een hadde, hi verstonde
Wat hanen craeyen ende honden bilen. (vs. 763-766)Ga naar voetnoot35
De naam van het kruid wordt niet genoemd. Wel wordt duidelijk dat het middel in de mond genomen moet worden om dieren te verstaan. Daarna brengt Elegast de aanwezigen in de burcht van Eggeric in slaap en opent hij er sloten die eigenlijk alleen met een sleutel kunnen worden geopend: Nochtans consti beheyndichede
Daer hi alle die ghene mede
Slapen dede vanden sale.
Ende ontsloot dan al te male
Sloten diemen met slotelen sloot,
Waren si cleyne ofte groot. (vs. 836-841)
Daar beheyndichede een enkelvoudvorm lijkt te zijn, wordt hier mogelijk één tovermiddel gebruikt om beide doeleinden te bewerkstelligen. Als Elegast Eggeric en zijn vrouw in slaap brengt, komen we meer te weten over de wijze waarop dit geschiedt. Doe seyde Elegast een ghebede
Daer hi mede slapen dede
Eggeric ende die vrouwe
Ende sprac sijn vaoert mit trouwe
Dat si beyde sliepen vast. (vs. 922-926)Ga naar voetnoot36
Hoewel hier gesproken wordt van een gebed, kan het ook heel goed om een toverspreuk of bezwering gaan. Het is onduidelijk welke spreuk gebruikt wordt, of Elegast deze ook uitsprak toen hij de mensen in de burcht de eerste keer in slaap bracht en of men er zich eveneens van kan bedienen om sloten te openen. De magische gebeurtenissen in Karel ende Elegast worden in een beperkt aantal versregels beschreven. Toch is het duidelijk dat Karel ende Elegast in een aantal opzichten afwijkt van het geschetste beeld van magie in ridderromans uit de vorige paragraaf. Ten eerste vervult Elegast - die de magische handelingen uitvoert - geen bijrol. Hij helpt Karel weliswaar zijn opdracht te vervullen, maar levert daaraan een actieve bijdrage. Bovendien is het de vraag in hoeverre de psychologische ontwikkeling van de personages de rol van magische elementen in de marge drukt. Een ander verschil is dat in Karel ende Elegast wel degelijk - zij het heel summier - over de aard van Elegasts toverkunsten wordt gesproken. Elegast conste behendichede
Die hi proefde ter menigher stede,
Die was minlic ende mate. (vs. 760-762)
| ||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||
Voor Elegast zijn eerste magische handeling uitvoert, haast de verteller zich te vermelden dat de toverkunsten goedaardig zijn en dus geen kwaad kunnen berokkenen. Van Oostrom constateert dat Elegast ‘het hele kasteel in slaap heeft gebracht - maar dat wringt dan weer met het klaarwakkere bedgesprek tussen Eggeric en diens vrouw’.Ga naar voetnoot37 Moeten we ons hier afvragen of Elegast wel de juiste persoon is om de toverkunsten uit te oefenen? Lens constateerde immers dat tovermiddelen in de verkeerde handen geen effect hebben.Ga naar voetnoot38 De tekst bevat echter geen tegenstrijdigheden wat dit betreft, want Elegast bracht alleen de mensen vanden sale in slaap (vs. 838). Eggeric en zijn eega slapen apart. Er hoeft dus geen sprake te zijn van een onzuiver geweten aan Elegasts zijde. Wat mijns inziens meer wringt, is dat een behendig meesterdief als Elegast zichzelf in zo'n gevaarlijke positie brengt, terwijl hij het echtpaar met hetzelfde gemak met zijn toverij in slaap had kunnen houden. In dat geval was hij echter niet achter de samenzwering tegen Karel gekomen en dat was juist nodig voor het verhaalverloop. | ||||||||||||||
Over de beheyndichede van ElegastHet aantal studies waarin de magische elementen in Karel ende Elegast besproken worden, is vrij gering. Het lijkt een ondergewaardeerd aspect van het verhaal. J.H. Winkelman noemt de magie slechts een marginaal onderdeel van het wonderbaarlijke in Karel ende Elegast, terwijl het mijns inziens juist essentieel is voor liet verhaalverloop.Ga naar voetnoot39 Elegast zou immers niet zo ver in de burcht van Eggeric kunnen doordringen als hij zijn toverkrachten niet had. Bob Duijvestijn geeft magie in het verhaal ook niet de volle aandacht die het verdient. Hij plaatst de toverij in het verlengde van het ‘goddelijk-bovennatuurlijke’.Ga naar voetnoot40 Elegast wordt dan opgevoerd als hulpmiddel van God om Karel te helpen. Wel merkt Duijvestijn op dat ‘Madelgijs en andere tovenaars in de heldenepiek (Elegast!) goed op de hoogte [zijn] van de kruidkunde’.Ga naar voetnoot41 Leo Facs betoogt dat ‘sommige onduidelijke elementen’ in het verhaal - waaronder de toverij - alleen met behulp van de Historie van de vier Heemskinderen verklaard kunnen worden.Ga naar voetnoot42 Zijn stelling is dat Elegast dezelfde persoon is als Malagis. De magische kunsten van de twee tovenaars komen inderdaad opvallend overeen, hoewel Malagis ook beschikt over meer geavanceerde kunsten. Hij is bekwaam in de demonische magie, terwijl Elegast goedaardige toverij gebruikten. Mag dit verschil zomaar opzij gezet worden? Hoewel Faes een aantal argumenten geeft om zijn stelling te onderbouwen, zijn er plausibeler verklaringen om de overeenkomsten tussen de Historie van de vier Heemskinderen en Karel ende Elegast te duiden. | ||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||
Lie vond in de artes-literatuur, namelijk in het Hattemse handschrift C5, een verwijzing naar een van Elegasts kunsten. Hoe een mensche sal verstaen dat die voghelen singhen ende die hanen crayen ende die honden bassen. Nemet een cruyt dat men heet golloizaine ende doet dat in uwen mont. Ghij sult verstaen dat die voghelen singhen. Het es gheproeft bij Basine ende Garine.Ga naar voetnoot43 Basin is de Franse tegenhanger van Elegast uit Chanson de Basin.Ga naar voetnoot44 Het lijkt Lie evident ‘dat de verwijzing naar Basin in het Hattemse secreet een verwijzing is naar de meesterdief’.Ga naar voetnoot45 Hoe het ook zij, in dit handschrift wordt aan een bekend verhaal gerefereerd om de werking van het vermelde middel te bewijzen en daarmee wordt gesuggereerd dat het verhaal waargebeurd is. In Karel ende Elegast wordt golloizaine zelf niet genoemd. Door de koppeling van Karel ende Elegast aan het tovermiddel uit de magische praktijk, blijkt hier dat er in de middeleeuwen wel degelijk relaties werden gelegd tussen literatuur en de realiteit. Ramondt heeft in haar proefschrift een heel concreet tovermiddel aangedragen om Elegasts toverkunsten te verklaren, namelijk de ravensteen. Het viel haar op, ‘dat deze steen alle eigenschappen van Elegast tegelijk bezit’.Ga naar voetnoot46 Hoewel Ramondt zich baseert op Duits volksgeloof en de steen mensen niet in slaap kan brengen, zijn de overeenkomsten zeer treffend. De steen blijkt bovendien ook in het Middelnederlands voor te komen, namelijk in Dat boeck der secreten Alberti Magni uit 1551.Ga naar voetnoot47 Men geloofde dat een ravensteen verkregen wordt door de jongen van een raaf te doden. De raaf zal een steen halen om de jongen onzichtbaar te maken, zodat ze de gedode kuikens niet hoeft te zien. Men kan de steen daarna uit het nest nemen.Ga naar voetnoot48 Elders blijkt dat de eieren van een raaf gekookt moeten worden, om ze daarna terug in het nest te leggen. De raaf zal dan een steen halen om de eieren weer rauw te maken.Ga naar voetnoot49 De steen kreeg de volgende eigenschappen toegedicht: Wer einen R[abenstein] bei sich trägt, wird für alle unsichtbar. Wer ihn in den Mund nimmt, versteht die Sprache aller Vögel (Tirol). Wer ihn in einem Ringe bei sich trägt, kann die stärksten Ketten zerreißen und verschlossene Türen aufsprengen, wenn er sie mit dem Stein berührt.Ga naar voetnoot50 Ludolf Sloet vermeldt nog meer kwaliteiten die aan de steen werden toegeschreven. Zo vergemakkelijkt hij het stelen en heeft degene die de steen onder de rechter arm | ||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||
draagt geluk bij alles wat hij onderneemt.Ga naar voetnoot51 Voor een dief als Elegast zou dit tovermiddel onontbeerlijk zijn. In het Middelnederlands is een aantal varianten van de steen bekend, waarbij het een zwaluw of een kraai is die de steen haalt, zoals in het Hattemse handschrift C3 vermeld wordt: Om invisibel te gane. Het gebruik van een vogeltong lijkt nauw met de ravensteen verbonden. Wie de tong van een vogel in de mond neemt, zal dieren verstaan.Ga naar voetnoot53 Als men hiervoor de tong van een wouw of een raaf gebruikt, zou men er ook onzichtbaar mee kunnen worden.Ga naar voetnoot54 Ramondt heeft met de ravensteen een interessante groep tovermiddelen aangesneden, namelijk middelen die in meerdere van Elegasts toverijen voorzien. Naast de ravensteen zijn er nog drie andere middelen die ten minste twee van Elegasts toverkunsten bewerkstelligen. Een typisch tovermiddel voor dieven, namelijk het zogenaamde Diebeslicht of dievenvinger, wordt door Braekman besproken. Men geloofde dat deze kaars van menselijk bloed en vet de bewoners van een huis in slaap brengt. Ook kon de hand of een vinger van een dief die aan de galg gestorven was, worden gebruikt. De dievenvinger toont de dief of iemand daadwerkelijk slaapt, maakt de dief onzichtbaar en opent sloten.Ga naar voetnoot55 Daarnaast zou hij voorkomen dat de criminele activiteiten ontdekt worden.Ga naar voetnoot56 Hoewel Braekman geen Middelnederlandse recepten voor dit tovermiddel geeft, maakt hij wel duidelijk dat de dievenkaars in de Middelnederlandse literatuur bekend was. Het middel wordt namelijk gebruikt in Die Hexe, een sotternie uit het eerste kwart van de vijftiende eeuw waarin er negen missen over de hand worden uitgesproken om de werking ervan te versterken.Ga naar voetnoot57 Springkruid voorziet ook in een aantal gemakken. Men geloofde dat dit kruid bemachtigd kon worden door het nest van een specht af te sluiten. De specht zal het kruid halen om het nest mee open te breken. Daarna valt het op de grond en kan het voor magische doeleinden gebruikt worden. Jacob van Maerlant behandelt springkruid bij de zwaluw in zijn Naturen Bloeme, al kent hij de naam ervan niet. oude bouke segghen dat
van desen crude tere stat
dat mer mede mach ontsluten
| ||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||
alrande slote van buten
die die word dar toe can segghen
diere mede toe ghelegghenGa naar voetnoot58
Van Maerlant geeft dus aan dat men een spreuk op moet zeggen om het kruid te kunnen gebruiken. Uit het Hattemse handschrift C5 blijkt dat het kruid niet alleen sloten opent: Dit cruut heeft sulke macht soe drie dattet over hem draghet, men mach hem niet ghesien alsoe langhe als hijt over hem heeft. [...] Ende leitmen dan dit cruut op enen man die slapede, hij en soude niet moghen ontwaken voer dat cruut ware van hem gedaen. Ende noept ghij enen man mit dese cruude inden slaep vanden hoofde, hij soude u geven al dat ghij van hem hebben wilt.Ga naar voetnoot59 Onzichtbaarheid en het openen van sloten kwamen ook al bij de vorige tovermiddelen voor. De andere kwaliteiten van het springkruid komen een dief wederom heel goed van pas. Niet alleen kan iemand ermee in slaap gebracht worden, de slapende zal de drager ook alles geven wat deze maar wenst. Het laatste middel dat hier besproken wordt, is varenzaad, dat met velerlei soorten volksgeloof verbonden is.Ga naar voetnoot60 Dit zaad is vaak geïdentificeerd met alruin, al is het onzeker welke plant hiermee bedoeld wordt.Ga naar voetnoot61 Om het te verkrijgen geloofde men het nest van een specht, raaf of zwaluw af te moeten sluiten. De vogel zou dan - net als bij het springkruid - het zaad gaan halen.Ga naar voetnoot62 Verschillende bronnen vermelden ook dat het zaad op Sint-Jansnacht geplukt kan worden.Ga naar voetnoot63 Men geloofde dat het iemand onzichtbaar kan maken, sloten kan openen en de bezitter de taal der vogelen doet verstaan.Ga naar voetnoot64 Daarnaast helpt het om schatten te ontdekken, brengt het geluk in alles wat de drager onderneemt, bezorgt het rijkdom en maakt het de drager onkwetsbaar.Ga naar voetnoot65 | ||||||||||||||
Waarom Eggeric de dief niet zagDe vier hierboven besproken tovermiddelen komen op verschillende punten sterk overeen. De gelijkenissen tussen het springkruid en het varenzaad springen misschien wel het incest in het oog. Zowel de herkomst als het gebruik ervan lijken erg op elkaar. Het is dan ook niet ondenkbaar dat beide tovermiddelen gemakkelijk verward en met elkaar vereenzelvigd konden worden. Het geloof in zo'n kruid doet recht aan de beschrijving van de toverijen in Karel ende Elegast. Zowel het gebruik van kruid om dieren te verstaan als het gebruik van een gebed of spreuk ligt hierin vervat. | ||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||
De tovermiddelen hebben niet alleen met elkaar gemeen dat zij Elegasts toverkunsten teweeg brengen, maar ook dat zij hun gebruiker onzichtbaar maken. Het is goed mogelijk dat het beoogde publiek van Karel ende Elegast de drie toverijen van Elegast met elkaar in verband heeft gebracht en daarmee het gebruik van een van de middelen uit de bovenstaande groep associeerde. Dat betekent dat het publiek van Karel ende Elegast mogelijk gedacht zal hebben dat Elegast door zijn toverkunsten niet alleen dieren kon verstaan, sloten kon openen en mensen in slaap kon brengen, maar logischer wijs ook onzichtbaar was. Naar alle waarschijnlijkheid was het publiek bovendien uit andere ridderromans, zoals Die schoone hystorie van Malegijs, Le chevalier au lion, Iwein en het Nibelungenlied, bekend met tovermiddelen die personages onzichtbaar maken. De hypothese dat Elegast onzichtbaar was werpt een nieuw licht op de slaapkamerscène. Als Elegast het zadel met de gouden bellen oppakt, maakt dat zoveel lawaai dat Eggeric wakker schrikt. Hij grijpt naar zijn zwaard en zegt: wie is daer te minen ghereyde (vs. 873). Eggeric zal in de richting van zijn zadel gekeken hebben, maar ziet Elegast niet. Dit wekt bij de hedendaagse lezer blijkbaar geen verbazing. Over het algemeen wordt de onzichtbaarheid namelijk verklaard doordat Elegasts kledij 's nachts slecht zichtbaar zou zijn. Als hij in het begin van het verhaal Karel ontmoet, wordt beschreven dat zowel Elegasts uitrusting als zijn paard zo zwart zijn dat Karel hem voor de duivel houdt (vs. 271-287). Het is mogelijk dat Elegast niet door Eggeric opgemerkt werd vanwege zijn zwarte uitrusting, die, zoals in het verhaal uiteengezet wordt, overigens niet bijzonder geschikt is om uit stelen te gaan. Maar erg bevredigend is die verklaring niet. Ten eerste omdat de meeste personages wel hun weg in het donker kunnen vinden, zonder dat de duisternis daar een belemmering bij vormt. Zo kon Karel Elegast wel zien toen hij hem in het bos ontmoette, al kan daarvoor aangevoerd worden dat de maan seer claer scheen (vs. 198). Ook weet Elegast ondanks de duisternis zijn weg schijnbaar moeiteloos te vinden in de burcht van Eggeric. Het zou dan onredelijk zijn volledige nachtblindheid bij Eggeric en zijn vrouw te veronderstellen. Ten tweede is een verklaring vanuit de donkere kledij niet bevredigend, omdat Elegast het bed zo dicht nadert dat hij het bloed van Eggerics echtgenote op kan vangen. Hij is slechts enkele centimeters van het paar verwijderd en toch wordt hij niet gezien. Hoe is dat mogelijk? Als de bellen van het zadel rinkelen en Eggeric ontwaakt, wordt niet precies duidelijk wat Elegast doet. Blijft hij doodstil staan? Legt hij het zadel neer en verstopt hij zich? Of duikt hij met zadel en al weg? In ieder geval wordt hij niet gezien. Hij kan zich met zijn zwarte uitrusting in het donker gehuld hebben. Dan wordt zijn onzichtbaarheid verklaart door camouflage. Maar als Eggeric zijn vrouw slaat, kruipt Elegast liselike (vs. 916) naar het bed om het bloed van de vrouw in zijn handschoen op te vangen.Ga naar voetnoot66 Het lijkt waarschijnlijk dat Eggeric en zijn vrouw na het gesprek over het complot gewend waren aan het donker en Elegast konden zien naderen tot vlak naast het bed. De duisternis verhult zijn aanwezigheid dan niet langer. Elegast zou dit kunnen voorkomen door een tovermiddel te gebruiken dat hem onzichtbaar maakt. Dat Eggeric de inbreker niet zag toen hij keek wie er bij zijn zadel was, wekt dan - of het | ||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||
te donker was om te kunnen zien of niet - in liet geheel geen verbazing meer. De camouflerende werking van de zwarte uitrusting en de werking van het tovermiddel kunnen elkaar mogelijk zelfs versterkt hebben. | ||||||||||||||
BesluitHet is niet met zekerheid te zeggen of het publiek van Karel ende Elegast zich vragen stelde over de toverkunsten van Elegast. Toch is gebleken dat de bestudering van de magische elementen een nieuwe dimensie aan het verhaal geeft. Voor een publiek dat bekend was met toverij was het waarschijnlijk niet meer dan logisch dat Elegast als ervaren dief niet alleen met een breekijzer op stap ging, maar ook met magische hulpmiddelen. Door de combinatie van de drie specifieke toverkunsten van Elegast, zal het publiek mogelijk als vanzelfsprekend aan een van de behandelde tovermiddelen - ravensteen, dievenvinger, springkruid en/of varenzaad - gedacht hebben. Voor hen maakte magie immers deel uit van hun denk- en leefwereld.Ga naar voetnoot67 Strikt genomen voorzien de middelen steeds in twee van de drie toverkunsten die Elegast beheerst. Het varenzaad en het springkruid worden echter op dezelfde wijze verkregen en lijken wat betreft de werking zo op elkaar dat ze mogelijk voor hetzelfde middel zijn aangezien. In dat geval zou één middel Elegast in staat stellen dieren te verstaan, sloten te openen en mensen in slaap te brengen. Tegelijk doet die combinatie recht aan de beschrijving van de toverkunsten in het verhaal. Als het publiek bij het horen of lezen van Karel ende Elegast aan dit of een soortgelijk tovermiddel gedacht heeft, wist het ook dat het Elegast onzichtbaar kon maken. Daarmee verandert de interpretatie van de slaapkamerscène in Eggerics burcht. Elegast weet zich ongezien door de kamer te bewegen, ook nadat Eggeric en zijn eega ontwaakt zijn. Hoewel Elegast in zijn zwarte uitrusting tot op zekere hoogte in duisternis gehuld kon gaan, lijkt het weinig plausibel dat hij naar het bed kon kruipen zonder gezien te worden. Een tovermiddel dat hem onzichtbaarheid verschaft, maakt dit wel mogelijk. Door de magische elementen uit Karel ende Elegast in het licht van de middeleeuwse werkelijkheidsvisie te bekijken blijkt een andere interpretatie van het verhaal mogelijk te zijn. Door de toverij af te doen als fantasie, wordt voorbij gegaan aan de wijze waarop het publiek het verhaal mogelijk geïnterpreteerd heeft. Het idee dat ridderromans alleen ten volle begrepen kunnen worden door de magische elementen uit het verhaal - die deel uitmaken van de cultureel-historische context - bij de analyse te betrekken, wordt met deze beschouwing over Karel ende Elegast wederom bevestigd. | ||||||||||||||
SummaryIn the Middle Dutch romance Karel ende Elegast, magic skills are an important part of the plot. Elegast, a nobleman who has come to circumstances which force him to | ||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||
live from burglary, is capable of sorcery: he understands the language of animals, he can open doors without a key and he can put people to sleep. The present article contextualizes the magical events occurring in Karel ende Elegast by reading other Middle Dutch magical texts. It shows that all of Elegast's magical abilities were probably facilitated by only one piece of magic: a magical herb, seed, bird stone or a so-called Diebeslicht. Although not explicitly mentioned in the text of Karel ende Elegast, such a magical tool also provided the ability to make oneself invisible. Since magic was a substantial element in the medieval way of living and thinking, the audience of Karel ende Elegast probably assumed Elegast was invisible when he entered the bedroom of Eggeric and his spouse. Therefore no one will have been surprised that Elegast was able to get into the room and steal Eggeric's belongings without anyone seeing him, even though Eggeric and his spouse were awoken. This article supports the idea that medieval romance of chivalry can only be fully understood if one takes the historical and cultural context into consideration. Magic is not a figment of medieval literary imagination, but made up an essential part of medieval life.
Adres van de auteur: Boeckstaetehof 518 nl-6543 hb Nijmegen dorine.boudewijn@gmail.com | ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||
|
|