Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2009
(2009)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Boekenlijsten en Material Philology
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nauwelijks hun weerslag te hebben op de studie van verzamelhandschriften en teksttradities en ook in omgekeerde richting lijkt de beïnvloeding gering. In de medioneerlandistiek worden boekenlijsten tot nu toe voornamelijk gebruikt om één tekst aan een concrete bezitter te verbinden.Ga naar voetnoot3 Zo gebruikt Frits van Oostrom de boekenlijst van de Gentse brouwer Jan Wasselins om te laten zien dat de Reynaert aan het eind van de veertiende eeuw voorkomt in het bezit van een burger, ‘die er, getuige ook zijn bezit van een Ogier, een Seghelijn en een Huge van Tabaryen [...] kennelijk op uit was zich het culturele prestige van de adel te verwerven.’Ga naar voetnoot4 Van Oostrom gaat echter voorbij aan het feit dat deze vier epische teksten een bescheiden plaats innemen naast de drieëntwintig werken die kennis over het geloof, de wereld en goede omgangsvormen bevatten. Als Wasselins door zijn boekenverzameling cultureel prestige wilde verwerven, dan moet dat toch in de eerste plaats het culturele prestige van de geleerde wereld zijn. Wanneer men focust op één tekst worden dit soort tendensen niet zichtbaar. Boekenlijsten zouden daarom veel meer als geheel onderzocht moeten worden en dit in vergelijking met het overgeleverde materiaal. Een boekenlijst die bijzonder rijk is aan informatie, is de inventaris van de boeken van Michael van der Stoct, prior van de benedictijner Sint-Baafsabdij in Gent aan het eind van de veertiende eeuw.Ga naar voetnoot5 Naast Latijnse handschriften had Van der Stoct 29 codices met Middelnederlands werk in zijn bezit. Hieronder zijn drie codices met excerpten uit de Spiegel historiael en een handschrift met Der naturen bloeme, verder drie handschriften met werk van Ruusbroec, waaronder Vanden seven sloten en Een spieghel der ewigher salicheit, en tot slot bekende teksten als de Vers-Lucidarius en de Melibeus.Ga naar voetnoot6 De lijst biedt zicht op de verspreiding van Middelnederlandse teksten in een milieu waarin het Latijn domineert, en doordat Van der Stoct zijn collectie ook in materieel opzicht bijzonder uitvoerig beschreef, bevat deze bron mooi materiaal voor de vergelijking met overgeleverde handschriften. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgaande van de boekenlijst van Michael van der Stoct zullen in dit artikel de mogelijkheden van de studie van boekenlijsten verder verkend worden, voortbouwend op de gedachte dat het door de Material Philology geïnspireerde onderzoek veel kan winnen bij het betrekken van boekenlijsten als studieobject, en dat omgekeerd de studie van boekenlijsten baat heeft bij een combinatie met het onderzoek naar overgeleverde bronnen. Het artikel bestaat uit drie delen. In het eerste deel zal het functioneren van teksten centraal staan. Na een algemene beschouwing over Van der Stoct en zijn boekenlijst, zal bestudeerd worden of er een ordening in de lijst bestaat, om vervolgens in te gaan op de plaats van de Middelnederlandse werken in de boekenlijst. Hierbij zal worden uitgegaan van de methode die gebruikelijk is bij het onder-zoek naar verzamelhandschriften, waarbij getracht wordt informatie over de functie van een tekst af te leiden uit de Mitüberlieferung en uit de plaats die een tekst in een verzamelhandschrift inneemt. Naar analogie kan mogelijk ook de plaats die boeken in een boekenlijst innemen informatie verschaffen over de functie die zij vervulden en de betekenis die eraan werd toegekend. In het tweede deel van dit artikel wordt de lijst gebruikt om kennis van de materialiteit van middeleeuwse handschriften te verwerven. De gegevens over papieren handschriften uit de lijst van Van der Stoct worden vergeleken met het onderzoek van Erik Kwakkel naar het ontstaan en de verspreiding van papieren codices in de veertiende eeuw. In een derde deel worden de resultaten in een breder cultuurhistorisch kader geplaatst. Hier wordt getracht om de kennis die uit de boekenlijst verworven kan worden in verband te brengen met het beeld van de Middelnederlandse tekstcultuur zoals dat op basis van de bestudering van handschriften ontstaat. Dit artikel beoogt geen volledige studie te geven van de boekenlijst van Michael van der Stoct, maar gebruikt deze lijst om een methodologisch standpunt te illustreren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel IMichael van der stoct en zijn boekenlijstMichael van der Stoct had theologie gestudeerd aan de Sorbonne in Parijs en is ergens tussen 1362 en 1367 ingetreden in de Sint-Baafsabdij te Gent, waar hij vanaf circa 1372 prior werd. In 1394 vertrok hij naar de universiteit van Keulen, waar hij als doctor werd aangesteld.Ga naar voetnoot7 Kort na zijn vertrek moet onenigheid ontstaan zijn over de boeken die hij had meegenomen.Ga naar voetnoot8 Dit blijkt uit een boekenlijst uit het archief van de Sint-Baafsabdij die in het Rijksarchief Gent bewaard wordt.Ga naar voetnoot9 In de aanhef van de boekenlijst verklaart Van der Stoct dat van de boeken die hij hierna noemt slechts enkele van de abdij zijn en dat hij de overige werken zelf voor veel geld gekocht heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 1. Gent, Rijksarchief, Fonds Sint-Baafs: K. 9268, f. 4r.
of eigenhandig gekopieerd heeft, ten dele al vóór het moment waarop hij in de abdij intrad. Ook zou hij veel boeken in de abdij achtergelaten hebben.Ga naar voetnoot10 De lijst is in één hand geschreven en bestaat uit twee delen met in totaal 312 handschriften. Het eerste gedeelte (item 1-208) is een afschrift van een document dat door Michael van der Stoct is opgesteld. Het origineel moet in of kort na 1394 opgesteld zijn, het jaar waarin Van der Stoct naar Keulen vertrok. Dat het eerste deel van de lijst door Van der Stoct zelf was opgesteld, blijkt uit het feit dat hij zijn naam noemt in de rubriek aan het begin van de lijst en verschillende keren verwijst naar zichzelf in de eerste persoon. Zo zegt hij over een handschrift dat het preken bevat ‘die door mij gepreekt zijn’ (sermones per me predicati) en verwijst hij bij een ander prekenhandschrift naar ‘mijn heer’ als de auteur van de tekst (de domino meo).Ga naar voetnoot11 In dit deel van de lijst begint de beschrijving van elk nieuw object met het woord ‘item’. Het tweede deel van de lijst, dat door een witregel duidelijk als nieuw deel gemarkeerd is (afb. 1), is niet door Van der Stoct zelf opgesteld, zoals blijkt uit een verwijzing naar Van der Stoct in de derde persoon: magistro Michaele (nr. 260). Het woord ‘item’ wordt in dit deel van de lijst niet gebruikt om een nieuw handschrift te markeren. Wie dit tweede deel van de lijst opstelde en wat het verband is tussen de 104 boeken die hier genoemd worden en de handschriften van Van der Stoct, is onbekend. Waarschijnlijk is dit deel enige tijd later opgesteld, want over een van de teksten (nr. 260) wordt gezegd dat het te Keulen door Michael van der Stoct geschreven is (facti Colonie a magistro Michaele). Aangezien er slechts een witregel werd ingevoegd en er geen nieuwe toelichting werd gegeven over de bezitter, is het mogelijk dat het ook hier om boeken van Van der Stoct gaat. Ik richt me hierna echter alleen op het eerste deel van de lijst, omdat dit de werken zijn die zeker op enig moment in zijn bezit waren.Ga naar voetnoot12 Ik zal in dit artikel alle items aanduiden als handschriften of boeken, en reken daartoe ook objecten die mogelijk maar uit één katern bestaan.Ga naar voetnoot13 De grens tussen items is duidelijk gemarkeerd doordat er steeds op een nieuwe regel begonnen wordt met ‘item’. Dat het gaat om handschriften en niet om teksten blijkt uit de items waarin beschreven wordt dat een handschrift meerdere teksten bevat. Dat de dragers handschriften zijn blijkt uit de omschrijving 20 folio en penultimo om het tweede en één na laatste blad mee aan te duiden. Soms komt er ook een andere vorm voor, zoals losse katernen, aangeduid als quaterni simul sine coopertorio (nr. 80) of een handschriftvorm die in antiqua bulla genoemd wordt (nrs. 85 en 86). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boekenlijst: handschriftbeschrijvingen en ordeningVan der Stoct heeft zijn boeken zeer uitvoerig beschreven. Naast een algemene typering van een werk, zoals sermones of questiones disputate, geeft hij regelmatig ook een titel of de naam van een auteur. Daarnaast citeert hij telkens de beginwoorden van het tweede blad en de beginwoorden van het één na laatste blad, zodat het precieze exemplaar van een boek geïdentificeerd kon worden. Deze citaten bieden voor een aantal handschriften de mogelijkheid om de omvang van de codex bij benadering te reconstrueren.Ga naar voetnoot14 Vaak geeft hij expliciet aan dat een handschrift meerdere teksten bevat, door de werken afzonderlijk te noemen of door de inhoud die volgt op de hoofdtekst te omschrijven in bewoordingen als et alia devota of et multa alia.Ga naar voetnoot15 Bij verschillende handschriften geeft hij bovendien informatie over het uiterlijk van het boek of de vorm van de teksten. Zo schrijft hij dat handschriften van papier zijn, dat een tekst geschreven is in mala littera of dat teksten berijmd zijn (rigmatice).Ga naar voetnoot16 Ook geeft hij bij verschillende teksten aan dat zij geschreven zijn in theutonico of in flamingo. Deze gegevens zijn interessant voor nader onderzoek, maar een moeilijkheid hierbij is dat men nooit weet hoe systematisch Van der Stoct bij het samenstellen van de lijst te werk ging. Hij beschrijft niet consequent dezelfde onderdelen van elk handschrift, maar vermeldt alleen de informatie die relevant is. Zo zegt hij niet altijd dat een handschrift Middelnederlandse teksten bevat, terwijl uit de citaten van het tweede en voorlaatste blad blijkt dat er in de codex volkstalige teksten voorkwamen.Ga naar voetnoot17 Ook bij een aantal evident rijmende teksten vermeldt Van der Stoct niet dat ze berijmd zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de volgende handschriften: Item excerpta multa notabiliora de speculo hystoriali in theutonico, secundo folio ‘Ganelons’, penultimo ‘die coninc en’. (nr. 68) Het lijkt te gaan om handschriften met excerpten uit de Spiegel historiael van Jacob van Maerlant en dus om handschriften met een berijmde tekst.Ga naar voetnoot18 Dit betekent dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er meer berijmde teksten in de verzameling voorkwamen dan op basis van expliciete vermeldingen achterhaald kan worden. Wanneer over een handschrift met Middelnederlands werk niet gezegd wordt dat het in de volkstaal geschreven is, kan dit vaak toch worden afgeleid uit de titel of de geciteerde woorden, maar wanneer een handschrift zowel Latijnse als Middelnederlandse teksten bevat, is het mogelijk dat dit niet uit de lijst kan worden opgemaakt. We mogen er echter vanuit gaan dat de handschriften met een substantieel aandeel Middelnederlandse tekst zeker te herkennen zijn. De voorbeelden laten zien dat Van der Stoct niet werkte met een vooropgezet classificatiemodel, maar alleen de kenmerken vermeldde die relevant waren voor een eenvoudige identificatie van de teksten. Zo staat er nooit dat handschriften van perkament zijn, maar wel dat het gebruikte materiaal papier is. Bij het Speculum historiale in de hierboven geciteerde omschrijvingen was het vermelden van de volkstaal noodzakelijk, om de tekst te onderscheiden van zijn Latijnse voorbeeld, het Speculum historiale van Vincentius van Beauvais. Dat de Middelnederlandse tekst berijmd was, behoefde mogelijk geen toelichting vanwege de grote bekendheid van Maerlants werk. Voor een ander handschrift op de lijst, een Middelnederlandse Lucidarius, was het juist wel relevant om te vermelden dat de tekst in de volkstaal en in rijm geschreven was, om verwarring met de Latijnse tekst en met de prozavertaling te voorkomen.Ga naar voetnoot19 Het ontbreken van een bepaald kenmerk in de beschrijving van de boeken betekent niet per definitie dat een codex of tekst dit kenmerk niet vertoonde. De verschillende aspecten van de vermelde items kunnen dus slechts tot op zekere hoogte geanalyseerd worden. We kunnen vaststellen welke handschriften van papier zijn, maar weten nooit zeker of er niet ook andere papieren handschriften in de collectie aanwezig waren. Kwantitatief onderzoek is op basis van deze gegevens niet mogelijk, maar de beschrijvingen die wél uitvoerig zijn, bieden reeds een schat aan informatie voor nader onderzoek. Ook als het gaat om de volgorde van de boeken op de lijst lijkt Van der Stoct niet met vaststaande categorieën gewerkt te hebben.Ga naar voetnoot20 Een strikte ordening naar thema, genre of taal is in de lijst niet te ontdekken. Wel zijn er verschillende clusters aan te wijzen van werken die tot hetzelfde genre behoren, die eenzelfde thematiek behandelen of die anderszins verwant zijn. Twee voorbeelden kunnen dit illustreren. Aan het begin van de lijst komt een cluster voor met acht teksten over het canoniek recht (nrs. 8-15), waaronder het Decretum, de Decretales en werk van Clemens V, Innocentius IV en Gulielmus Durantis. De teksten vormen duidelijk een thematisch geordende groep, maar ook later in de lijst komen nog teksten over het canoniek recht voor, zoals de Summa van Astesanus (nr. 155) en een werk dat omschreven wordt als distinctio | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
librorum iuris canonici et civilis (nr. 129).Ga naar voetnoot21 Een tweede voorbeeld vormen de prekenclusters die op drie plaatsen in de lijst voorkomen (nrs. 97-101; nrs. 157-160, 162-163; en nrs. 195-197). De handschriften met preken worden meestal kort na elkaar vermeld, en duiken slechts een enkele keer als eenling in de lijst op.Ga naar voetnoot22 De twee voorbeelden laten zien dat er binnen de lijst wel clustertjes van verwante teksten voorkomen, maar dat deze indeling niet geheel systematisch is doorgevoerd.Ga naar voetnoot23 Naast de ordening op microniveau zijn er ook een aantal patronen zichtbaar op macroniveau. Sommige categorieën teksten komen pas later in de lijst aan bod. Vitae komen op de lijst pas na nummer 40 voor en preken pas vanaf nummer 80. Ook de plaats van de Middelnederlandse werken in de lijst valt op. Onder de eerste tweeënveertig boeken is geen enkel handschrift met Middelnederlandse teksten. Vervolgens staat er een aantal Middelnederlandse werken als eenling tussen Latijnse handschriften. De meeste Middelnederlandse handschriften (ruim 60 %) staan in het laatste kwart van de lijst in drie clusters bij elkaar.Ga naar voetnoot24 Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat er zowel op microniveau als op macroniveau ordening in de lijst bestaat, maar dat een deel van de handschriften ook min of meer toevallig op een bepaalde plaats werd opgenomen. De vraag is nu waardoor de volgorde van de boeken op de lijst bepaald is. Bracht Van der Stoct tijdens het schrijven zelf ordening in zijn verzameling aan, of schreef hij eenvoudig op wat hij tegenkwam en vormt de lijst dus een afspiegeling van de materiële werkelijkheid? Dat Van der Stoct bij het opstellen van zijn lijst keuzes maakte is mogelijk, maar er zit te weinig systeem in de lijst om aan te nemen dat hij hierbij volgens een duidelijk plan te werk ging. Waarschijnlijker lijkt het dat hij de boeken vermeldde in de volgorde waarin hij ze in kisten, op planken of op zijn werktafel aantrof.Ga naar voetnoot25 De samenhang die op verschil- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lende plaatsen in de lijst bestaat, moet dan het gevolg zijn van een ordening die ook in de werkelijkheid bestond. Dit kan een doelbewust aangebrachte ordening zijn, die in het gebruik en tijdens de verhuizing naar Keulen verstoord is geraakt, maar goed mogelijk is ook dat de volgorde tijdens het gebruik ontstaan was; de boeken die Van der Stoct samen gebruikte, werden mogelijk ook samen bewaard. Wanneer we uitgaan van de hypothese dat de volgorde van de werken op de lijst het gevolg is van de samenhang waarin ze gebruikt werden, zou het mogelijk moeten kunnen zijn om informatie over het functioneren van handschriften te ontlenen aan de plaats die ze in de lijst innemen. Om deze mogelijkheid te verkennen, richt ik me hierna op de Middelnederlandse werken in de lijst van Van der Stoct. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelnederlandse literatuur in geleerde kringenOnder de 208 handschriften die Van der Stoct op zijn lijst beschrijft, zijn in totaal 29 items te identificeren als Middelnederlandse codices.Ga naar voetnoot26 Van der Stoct was goed geschoold in het Latijn en had dus voor het begrip van een werk de volkstaal niet nodig. De Middelnederlandse teksten moeten hem dus iets geboden hebben wat hij in het Latijn niet vond. Dat kan liggen op het vlak van de inhoud, maar zijn interesse voor bepaalde werken kan ook samenhangen met het doel waarmee hij de teksten gebruikte. De vraag dringt zich op hoe deze Middelnederlandse werken binnen Van der Stocts verzameling gefunctioneerd hebben. Allereerst kan dan gekeken worden naar de inhoud van de werken. Hoe verhouden de Middelnederlandse teksten zich tot het Latijn? Het Latijnse aandeel van de collectie beslaat een ruim terrein.Ga naar voetnoot27 Van der Stoct beschikt over de belangrijkste theologische handboeken, waaronder werk van Thomas van Aquino en Petrus Lombardus' Sententiae en verschillende commentaren daarop.Ga naar voetnoot28 Daarnaast heeft Van der Stoct verschillende teksten over het canoniek recht in zijn bezit.Ga naar voetnoot29 Ook bezit hij werken op het gebied van de (natuur)filosofie, zoals teksten van Aristoteles en commentaren daarop, en teksten van Johannes Buridanus.Ga naar voetnoot30 Onder zijn werken over de natuur en dieren vinden we De natura rerum van Thomas van Cantimpré en een bestiarium met afbeeldingen.Ga naar voetnoot31 Veel handschriften bevatten teksten over ethiek, kennis over het ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loof en richtlijnen voor een goed christelijk leven.Ga naar voetnoot32 Daarnaast heeft hij verschillende codices met heiligenlevens en exempelen uit de bijbel, waaronder het Speculum humanae salvationis (nr. 123).Ga naar voetnoot33 Een aantal teksten handelt specifiek over het kloosterleven.Ga naar voetnoot34 Ook kronieken, genealogieën en geschiedenissen zijn vertegenwoordigd.Ga naar voetnoot35 Medische teksten heeft Van der Stoct nauwelijks.Ga naar voetnoot36 Kijken we nu naar de Middelnederlandse handschriften, dan zien we dat deze vaak handelen over ethiek, devotie en het geloof.Ga naar voetnoot37 Teksten over de juiste christelijke levenswijze zijn bijvoorbeeld de Melibeus (nr. 208), de Senecabloemlezing uit de Spiegel historiael (nr. 171) en een doctrinale morale (nr. 96). Op dit vlak liggen ook de handschriften die excerpten, dicta en andere korte teksten lijken te bevatten, wat blijkt uit beschrijvingen als multa notabiliora (nr. 68), alia devota (96) en multa de dictis Rijsbrouc (nr. 102).Ga naar voetnoot38 Naast de ethisch-instructieve teksten zijn ook de teksten waarin over de bijbelse geschiedenis of over heiligen verhaald wordt goed vertegenwoordigd. Van der Stoct heeft bijvoorbeeld twee handschriften met een leven van Jezus.Ga naar voetnoot39 Een uitzondering onder de Middelnederlandse handschriften vormen Maerlants Der naturen bloeme, een tekst over medicine en een historisch werk.Ga naar voetnoot40 Wat betreft de Middelnederlandse teksten lijkt Van der Stoct dus met name geïnteresseerd geweest te zijn in instructieve literatuur over het geloofsleven en de juiste christelijke levenswijze, verhalen die als exempel konden dienen en dicta. Informatie over de betekenis die deze Middelnederlandse handschriften voor Van der Stoct hadden, kan mogelijk ontleend worden aan de beschrijvingen van de codices. De volgende drie beschrijvingen wijzen erop dat Van der Stoct zelf actief Middelnederlandse teksten verzamelde (cursivering door mij, RG): Item liber quem copulavi in flamingho contra alium multa heretica continentem; ibi multa bone et magne theologie (nr. 62). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item in theutonico de contemplacie van den VII ghetiden ende voort van allen duechden ende sonden ende scoon verclaers van den Pater noster ende vele notabele, et ego extraxi de gallico (nr. 193). Uit deze beschrijvingen blijkt dat Van der Stoct zelf handschriften met Middelnederlandse teksten samenstelde, en daarvoor ook fragmenten uit het Frans excerpeerde en vertaalde.Ga naar voetnoot41 Uit de lijst blijkt ook dat Van der Stoct een aantal werken zowel in het Latijn als in het Middelnederlands in zijn bezit had, zoals de Lucidarius en teksten op naam van Seneca.Ga naar voetnoot42 Dit alles wijst erop dat Van der Stoct belang hechtte aan de volkstalige teksten in zijn verzameling. De vraag is nu hoe Van der Stoct zijn Middelnederlandse handschriften gebruikte en in welke context ze functioneerden. Mogelijk biedt de plaats die de Middelnederlandse codices in de lijst innemen hier meer zicht op. Zoals het in de Material Philology en bij de überlieferungsgeschichtliche Methode gebruikelijk is om door studie van de Mitüberlieferung een beter beeld te vormen van de receptie en het functioneren van een tekst, zo is het misschien ook mogelijk om door bestudering van de directe context waarin Middelnederlandse werken op de lijst zijn opgenomen, een beter beeld te vormen van de functie van deze werken in de verzameling van Van der Stoct.Ga naar voetnoot43 Een aantal Middelnederlandse handschriften staat als eenling tussen Latijnse codices, andere staan in een aantal clustertjes bijeen aan het einde van de inventaris. De eerste Middelnederlandse tekst op de lijst is een leven van Jezus (nr. 43), dat vermeld wordt naast een Latijnse vita van Maria (nr. 44) en kort na de Legenda aurea (nr. 41). Ook later in de lijst komt een Middelnederlands heiligenleven naast Latijnse vitae voor.Ga naar voetnoot44 Een ander Middelnederlands handschrift dat als eenling naast Latijnse codices voorkomt, is een van de hiervoor reeds genoemde Spiegel historiael-handschriften (nr. 81). Deze codex staat dicht bij een handschrift dat omschreven wordt als tabule super speculum hystoriale, auream legendam et exempla sacre scripture (nr. 78). Het handschrift bevat naslagwerken bij het Speculum historiale - mogelijk Johannes van Hautfuneys alfabetische inhoudsoverzicht - en een inhoudsoverzicht bij de Legenda aurea en de bijbel.Ga naar voetnoot45 Direct na dit handschrift volgt een codex met de Legenda aurea, twee titels later volgt het Middelnederlandse handschrift met de ingekorte Spiegel historiael. Mo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijk diende de Middelnederlandse versie ter vervanging van een Latijns handschrift dat Van der Stoct niet in zijn bezit had. In zijn preek De sacramento altaris gebruikte Van der Stoct citaten uit het Speculum historiale, maar of hij hiervoor over een Latijns handschrift kon beschikken, een bloemlezing gebruikte of van de Middelnederlandse versie gebruik maakte, is onbekend.Ga naar voetnoot46 Zowel voor de Middelnederlandse heiligenlevens als voor het Spiegel historiael-handschrift geldt dat ze zijn beschreven naast Latijnse teksten met een verwante inhoud. Dit lijkt erop te wijzen dat deze Middelnederlandse handschriften samen met Latijnse werken functioneerden. Hierop wijzen ook twee handschriften op de lijst waarin zowel Latijnse als Middelnederlandse teksten zijn opgenomen, waaronder een handschrift met onder meer de Proprietatibus rerum en een berijmde medische tekst in het Middelnederlands (nr. 106).Ga naar voetnoot47 Wanneer we verder bekijken in welke context de Middelnederlandse handschriften in de lijst voorkomen, dan wordt zichtbaar dat zij vaak in de buurt van handschriften met preken zijn opgenomen. Omgekeerd is het aantal Middelnederlandse handschriften in het preekloze gedeelte tussen het eerste prekencluster (nrs. 97-101) en het tweede (nrs. 157-i6o, 162-163) opvallend laag.Ga naar voetnoot48 Preken en Middelnederlandse teksten duiken voor het eerst samen op in het midden van de lijst, waar na een handschrift met Middelnederlandse preken (nr. 92) en een codex met een Middelnederlandse doctrinale morale en ander werk (nr. 96) een reeks van vijf preken volgt (nrs. 97-101). Direct hierna is een verzamelhandschrift opgenomen met dicta van Ruusbroec, de doctrinali en andere devotionele teksten (nr. 102). Ook de Middelnederlandse teksten die aan het eind van de lijst voorkomen, worden omgeven door handschriften met preken. Dit gedeelte van de lijst zal ik hierna kort bespreken. Na een reeks van zes preken, waaronder een handschrift met een Middelnederlandse preek over Sint-Bavo (nrs. 157-16o, 162-163), volgen vier Middelnederlandse handschriften (nrs. 166, 167, 169 en 171) en een Latijns prekenhandschrift (nr. 168). Direct na het laatste Middelnederlandse handschrift volgt een ars et doctrina de modo predicandi, een handboek over het preken (nr. 172). Kort na deze codices volgen twee clusters met Middelnederlandse teksten, met daartussen opnieuw een aantal preken. De vijf Middelnederlandse handschriften die hier als eerste zijn opgenomen (nrs. 188, 189, 192, 193, 194), bevatten overwegend teksten die betrekking hebben op het geloofsleven. Een liber de confessione dat begint met de woorden Onse Heereghebiet (nr. 188), een tekst over het leven en lijden van Jezus Christus (nr. 189), Ruusbroecs Van den VII sloten (nr. 192), een handschrift dat Van der Stoct zelf samenstelde en waarin uitleg gegeven wordt over de zeven getijden, over zonden en deugden en over het pater noster (nr. 193) en tot slot een handschrift met een kalender en informatie over de loop van de sterren en planeten (nr. 194). Tussen deze Middelnederlandse handschriften staan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee Latijnse werken die goed bij de inhoud van de volkstalige teksten aansluiten: een Biblia pauperum (nr. 190) en een handschrift met uitleg bij moeilijke bijbelpassages en brieven van Seneca aan Paulus (nr. 191). De Middelnederlandse handschriften worden gevolgd door drie codices met Latijnse preken (nrs. 195-197). Kort hierna volgt aan het eind van de lijst nog een cluster Middelnederlandse handschriften, waaronder de Spieghel der eewegher salicheit, de Spieghel van der messen en de Melibeus, en verder handschriften met uitspraken van autoriteiten en multa notabilia (nrs. 202-203, 205-208). Zichtbaar wordt dat een groot deel van de Middelnederlandse handschriften werd bewaard samen met prekenhandschriften. Dit wijst er mogelijk op dat zij ook in hun gebruik veel met elkaar gemeen hadden. We kunnen dan denken aan het motief waarmee ze bestudeerd werden, maar mogelijk is ook dat Middelnederlandse teksten door Van der Stoct gebruikt werden bij de preekvoorbereiding. Over een handschrift op zijn lijst schrijft hij per me predicati (nr. 86) en er zijn verschillende Latijnse preken van zijn hand overgeleverd.Ga naar voetnoot49 Of hij ook Middelnederlandse preken schreef of in het Middelnederlands preekte, is niet bekend, maar we zagen hiervoor al dat hij wel twee Middelnederlandse preken in zijn bezit had (nr. 92 en 162). Maar ook voor het schrijven van Latijnse preken kan Van der Stoct gebruik gemaakt hebben van zijn Middelnederlandse teksten. Om er ideeën aan te ontlenen, of zelfs om er uit te citeren. Dit laatste is niet uitgesloten, want ook in Latijnse preken konden volkstalige dicta worden opgenomen, zoals verschillende recente studies hebben laten zien.Ga naar voetnoot50 Over Engelstalige spreuken in verzamelhandschriften tussen onder meer heiligenlevens en preken schrijft C. Louis dat ze gezien werden als ‘a legitimate source for sermon material and religious instruction.’Ga naar voetnoot51 Wat Louis in verzamelhandschriften bij elkaar treft, staat bij Van der Stoct geclusterd in een aantal delen van de lijst bijeen.Ga naar voetnoot52 Ook Van der Stoct kan zijn Middelnederlandse teksten gebruikt hebben voor religieuze instructie. Hierop wijst het handschrift met Middelnederlandse uitleg bij de zeven getijden en het pater noster, een codex die Van der Stoct zelf samenstelde op basis van Franse bronnen (nr. 193). Ook de volkstalige levensbeschrijvingen van Christus (nr. 43, door Van der Stoct zelf samengesteld, en nr. 189), de volkstalige evangeliën en uitleg bij de evangeliën (nrs. 137 en 203), en de volkstalige brieven van de apostelen (nr. 199) kunnen hierbij een rol gespeeld hebben. Ook van belang zijn de twee volkstalige prekenhandschriften, waaronder een codex met een preek over Sint-Baafs (nr. 162). In dit verband is het zinvol om ook het tweede deel van de boekenlijst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te betrekken, al is de status en datering van dit deel van de lijst onduidelijk. Hier wordt namelijk een Middelnederlandse preek vermeld over Sint-Lieven (nr. 291, Sermo de sancto Livino), de populairste heilige die in Sint-Baafs vereerd werd. Het voorkomen van deze tekst in het tweede deel van de boekenlijst versterkt het vermoeden dat de Middelnederlandse werken op de lijst van Van der Stoct gebruikt werden bij de religieuze instructie van leken. De Lievenscultus had een grote uitstraling buiten de abdij. Er was een jaarlijkse Lievensprocessie, waarvoor veel aandacht was binnen en buiten Gent, en de abdij steunde de Sint-Lievensbroederschap, waarmee zij de verering van Sint-Lieven versterkte. Het was voor leden van de broederschap verplicht om drie maal per jaar, op de feestdagen van Sint-Lieven, in de abdij bijeen te komen en de mis bij te wonen.Ga naar voetnoot53 Het voorkomen van volkstalige teksten in de lijst van Van der Stoct staat mogelijk in verband met de contacten die de benedictijnen van de Sint-Baafsabdij met de leden van de Sint-Lievensbroederschap onderhielden. Gegevens van iets latere datum bevestigen in ieder geval dat aan een publiek van buiten de abdij gedacht kan worden. Uit de jaren dertig van de veertiende eeuw dateert namelijk een handschrift met heiligenlevens die door Olivier de Langhe, de toenmalige prior, vertaald werden. In de rubrieken bij de levensbeschrijvingen van Sint-Baafs en Sint-Lieven zegt hij over zijn doel en publiek het volgende: aldus ghetrocken huten latine ter eeren vanden heleghen sant ende ter salicheit vanden volcke int jaer ons heeren .M.CCCC. ende .xxxiiii.Ga naar voetnoot54 Mogelijk bouwde De Langhe met deze vertaalarbeid en zijn aandacht voor de zaligheid van het volk voort op een traditie die al ten tijde van Michael van der Stoct in de abdij bestond.Ga naar voetnoot55 Bij de bestudering van de boekenlijst van Van der Stoct als complete verzameling wordt in de eerste plaats zichtbaar dat de Middelnederlandse werken niet toevallig in zijn collectie voorkwamen, maar dat hij er belang aan hechtte en doelbewust Middelnederlandse teksten verwierf. Daarnaast blijkt dat een aantal Middelnederlandse teksten in nauwe samenhang met Latijns werk functioneerde. De boekenlijst van Michael van der Stoct laat zien dat deze Middelnederlandse teksten niet alleen in kringen van leken functioneerden, maar dat zij ook betekenis hadden voor een lezer met grote kennis van het Latijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel IIPapieren handschriftenNaast zicht op de verspreiding en het functioneren van teksten, biedt de boekenlijst ook informatie over materiële aspecten van de middeleeuwse tekstcultuur. Zo kan op basis van de lijst inzicht verkregen worden in de verspreiding van het gebruik van papier als schriftdrager, in aanvulling op het overgeleverde materiaal dat Erik Kwakkel in zijn artikel A New Type of Book for a New Type of Reader onderzocht heeft. Op basis van overgeleverde handschriften bestudeerde hij de opkomst van het gebruik van papier voor volkstalige handschriften met een literaire inhoud, met name in de Lage Landen. Hij ging in op de verspreiding van papieren handschriften tot circa 1400, onderzocht in welke kringen de handschriften voor het eerst geproduceerd werden en vormde tot slot een voorzichtige hypothese over het publiek dat de handschriften in zijn bezit had. Kwakkel kon zich hierbij slechts op tien papieren handschriften met Middelnederlandse teksten baseren die voor of rond 1400 gedateerd worden. Als representant van dit nieuwe boektype onderzocht hij een handschrift met de Legenda aurea-vertaling dat gedateerd wordt in 1358 (Brugge, Sint-Janshospitaal: z.s.). Hij analyseerde de materiële kenmerken van het handschrift en vormde de hypothese dat het handschrift geproduceerd is door ‘a lay scribe’. Hiermee verwees hij naar kopiisten die geen geestelijken waren, zoals onderwijzers, stedelingen en studenten, en vooral klerken, notarissen en professionele kopiisten.Ga naar voetnoot56 De gegevens op de lijst van Van der Stoct geven aanleiding om de conclusies van Kwakkel nader te bekijken. De volgende vier kenmerken wijzen er volgens Kwakkel op dat het handschrift met de Legenda aurea door een klerk vervaardigd is.Ga naar voetnoot57 Een eerste kenmerk van het Brugse handschrift is het cursieve schrift. Deze schriftsoort werd volgens Kwakkel in de boekproductie geïntroduceerd in de context van scholen en universiteiten. In religieuze gemeenschappen was cursiefschrift niet bijzonder populair; uit een monastieke omgeving zijn slechts een aantal voorbeelden bekend, meestal met een administratieve functie.Ga naar voetnoot58 Een tweede materiële eigenschap is het gebruik van papier, een materiaalsoort die ongebruikelijk was in de veertiende-eeuwse monastieke boekproductie.Ga naar voetnoot59 Er komen in het handschrift ook afkortingen voor die ongebruikelijk zijn in literaire teksten, maar wel veelvuldig voorkomen in rekeningenboeken en andere formele stukken.Ga naar voetnoot60 Daarnaast hebben de boeken vaak opvallend dikke katernen, een kenmerk van vooral administratieve bronnen.Ga naar voetnoot61 De kenmerken wijzen er volgens Kwakkel op dat het handschrift met de Legen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
da aurea niet in monastieke kringen, maar in de seculiere boekproductie ontstaan is. Door dit handschrift te vergelijken met andere papieren codices, vormt Kwakkel de hypothese dat papieren handschriften met volkstalige literaire teksten voor het eerst ontstaan in een milieu van klerken. Gevolg van de materiële veranderingen is dat handschriften goedkoper werden, en dit maakt het volgens Kwakkel mogelijk dat zij een lager segment van de markt konden bereiken, namelijk dat van lezers uit de middenklasse.Ga naar voetnoot62 Met Michael van der Stoct bevinden we ons in universitaire en monastieke kringen. Op zijn boekenlijst wordt over 29 handschriften gezegd dat ze van papier zijn. Daaronder zijn negentien handschriften met Latijnse teksten, acht handschriften met Middelnederlands werk en twee handschriften met zowel Latijnse als Middelnederlandse teksten.Ga naar voetnoot63 Deze verhoudingen zijn geheel anders dan de cijfers die Kwakkel op basis van de Catalogues des manuscrits datés kon achterhalen. Hij stelde vast dat één op de negenentwintig papieren handschriften in de volkstaal geschreven is.Ga naar voetnoot64 Qua inhoud vertonen de Middelnederlandse handschriften op de lijst van Van der Stoct duidelijke overeenkomsten met de overgeleverde codices, waarvoor Kwakkel vaststelde dat ze doorgaans een devotionele inhoud hebben.Ga naar voetnoot65 Een overzicht van overgeleverde teksten en van werken in het bezit van Van der Stoct is opgenomen in tabel 1 en 2.
Een vergelijking van de overgeleverde teksten met de werken op de lijst van Van der Stoct levert een aantal overeenkomsten op. Devotionele literatuur speelt in beide overzichten een belangrijke rol. Er zijn twee handschriften met preken overgeleverd (nrs. 2 en 9), en ook bij Van der Stoct komen twee prekenhandschriften voor (nrs. 92 en 162). Ook het leven van Jezus (nr. 189), de evangeliën (nr. 137), de Spiegel der eewegher salicheit et sacramentis (nr. 202) en de Spiegel van der messen (nr. 206) uit de lijst van Van der Stoct behoren tot de devotionele literatuur. Opvallend is dat Ruusbroecs Spiegel zowel bij de overgeleverde handschriften als op de boekenlijst voorkomt.Ga naar voetnoot66 Didactiek komt bij de overgeleverde handschriften voor in de vorm van de Sidrac; Van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2: Inhoud Middelnederlandse papieren handschriften boekenlijst Michael van der Stoct (in volgorde waarin ze op de lijst voorkomen)
Qua genre bevatten de papieren codices van Van der Stoct teksten die vergelijkbaar zijn met de overgeleverde werken, zij het dat sommige overgeleverde genres bij hem niet in papieren vorm vertegenwoordigd zijn. Wel valt op dat de papieren handschriften van Van der Stoct, vaker dan de overgeleverde papieren handschriften die Kwakkel beschrijft, een particulier karakter vertonen. Zowel onder de Latijnse als onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Middelnederlandse codices komen veel verzamelhandschriften voor, en dan met name handschriften waarin allerlei korte teksten en excerpten zijn opgenomen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende beschrijvingen, die allemaal betrekking hebben op Middelnederlandse papieren handschriften: multa sunt congregata in flamingo (nr. 166), ende vele anders devoots (nr. 206) en multa notabilia (nr. 207).Ga naar voetnoot67 Dat de inhoud van de handschriften in veel gevallen duidelijk aansluit bij de persoonlijke interesse van Van der Stoct, blijkt ook uit het handschrif met een Middelnederlandse preek over Sint- Bavo en uit een Latijns handschrift waarvan de inhoud omschreven wordt met de woorden multa in papiro de sacramento altaris et magister Gerardus contra sacerdotes fornicatores et bonus tractatus quomodo conversatio in monasterio fiat (nr. 93). Het handschrift opent met informatie over het sacrament van het altaar, een onderwerp waarover Michael van der Stoct de tekst Sermo de sacramento altaris schreef.Ga naar voetnoot68 De tweede tekst in dit handschrift werd geschreven door Magister Gerardus, afgekort als ma. ge.Ga naar voetnoot69 Bij andere papieren handschriften worden namen genoemd die erop wijzen dat Van der Stoct de auteur of kopiist persoonlijk kende. Over Latijnse preken in een papieren handschrift zegt Van der Stoct dat ze geschreven zijn door zijn heer: sermones multi aggregati de domino meo (100). Hiermee verwijst hij naar zijn abt Johannes Bernier de Fayt. Verder schrijft hij over een Latijns handschrift met preken scripti in papiro a Waembeke (nr. 101) en over een handschrift met Middelnederlands en Latijns werk que scripsit magister Iohannes Oenin (nr. 207). Twee papieren handschriften, waaronder een handschrift dat ook Middelnederlands werk bevat, werden dus aangelegd door personen die Van der Stoct bij naam kende.Ga naar voetnoot70 Eén van hen, Philip van Wambeke, trad | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet alleen op als kopiist, maar schreef ook een lectura super sentencias, waarvan Van der Stoct een afschrift in een papieren handschrift bezat (nr. 164). Wie waren deze personen? Philip van Wambeke wordt net als Van der Stoct genoemd in een verzoek van de Universiteit van Parijs (Picardische natie) aan paus Urbanus v om een beneficie, dat gedateerd is op 27 november 1362. Van Wambeke had dus in dezelfde periode en in dezelfde natie als Van der Stoct aan de Universiteit van Parijs gestudeerd. In het verzoek over Van Wambeke wordt verwezen naar het klooster van Sint Pieter in Gent.Ga naar voetnoot71 Johannes Oenin wordt door Van der Stoct magister genoemd, een titel die ook Van der Stoct en Van Wambeke in het verzoek aan de paus meekrijgen. Mogelijk is hij te identificeren met de magistro Johanni Hoeninc die van dezelfde natie deel uitmaakte en ook in het verzoek aan de paus genoemd wordt.Ga naar voetnoot72 Het particuliere karakter van de handschriften en het feit dat Van der Stoct kopiisten bij naam noemt, lijken erop te wijzen dat er korte lijnen lopen tussen de producenten van papieren handschriften en Van der Stoct. Het papieren handschrift dat door magister Johannes Oenin gekopieerd is, met zowel Latijns als Middelnederlands werk, laat zien dat ook bij de vervaardiging van papieren handschriften de Latijnse en volkstalige werelden niet strikt gescheiden waren en monastieke kringen geen van de stad geïsoleerde werelden vormden. Bij een eerste beschouwing lijken de gegevens over gebruik van papier uit de boekenlijst van Van der Stoct niet in overeenstemming met Kwakkels hypothese over de opkomst van deze materiaalsoort. We bevinden ons met Van der Stoct in monastieke kringen en het zijn niet de notarissen en klerken uit de stad die als de producenten van deze handschriften aangewezen kunnen worden. Bij een nadere beschouwing blijkt echter dat in de hypothese van Kwakkel veel gegevens voorkomen die naadloos aansluiten bij de informatie die aan de lijst van Van der Stoct ontleend kan worden. Wanneer Kwakkel betoogt dat het cursiefschrift in monastieke kringen niet populair was, wijst hij er terzijde op dat deze schriftsoort mogelijk voor het eerst aan scholen en universiteiten geïntroduceerd werd.Ga naar voetnoot73 Bij de bespreking van de overgeleverde Latijnse papieren handschriften merkt hij op dat verschillende vroege exemplaren in universiteitssteden geschreven zijn, mogelijk voor of door studenten.Ga naar voetnoot74 En Kwakkel legt weliswaar de meeste nadruk op de invloed van klerken en notarissen, hij rekent ook studenten tot de ‘lay-scribes’ die volgens hem verantwoordelijk zijn voor de in- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
troductie van papier als schriftdrager voor volkstalige teksten.Ga naar voetnoot75 Een aantal papieren handschriften van Van der Stoct werd vervaardigd door personen die met de gebruiken in universiteitssteden goed bekend waren.Ga naar voetnoot76 Deels kunnen deze handschriften vervaardigd zijn voor het moment waarop Van der Stoct prior van Sint-Baafs werd, maar het papieren handschrift met de preek over Sint-Baafs zal tijdens zijn verblijf geproduceerd zijn.Ga naar voetnoot77 Via het universitaire milieu kon het gebruik van papier ook in monastieke kringen ingang vinden.Ga naar voetnoot78 Naast klerken en notarissen zouden ook studenten en universitair geschoolden een belangrijke rol gespeeld kunnen hebben bij de introductie van papier voor de productie van volkstalige handschriften. Ook als het gaat om de receptie van papieren handschriften met volkstalige teksten moet de monastieke omgeving niet te gemakkelijk buiten beeld geschoven worden. Kwakkel vormde de hypothese dat professionele kopiisten zich op de ‘upper-class readers’ richtten en de klerken een segment van de markt aansneden waar ‘middle-class readers were positioned’.Ga naar voetnoot79 Hij benoemt deze publieksgroepen in zeer algemene termen, maar de toelichting dat in de middenklasse immers vooral volkstalige teksten een rol speelden, lijkt erop te wijzen dat hij hiertoe niet de geestelijkheid rekende. De lijst van Van der Stoct laat zien dat papieren handschriften met volkstalige teksten ook in dit milieu gelezen konden worden. Gezien de grote inhoudelijke overeenkomsten tussen de overgeleverde papieren handschriften met Middelnederlandse literatuur en papieren codices op de lijst van Van der Stoct, denk aan de preken en aan het werk van Ruusbroec, lijkt het goed mogelijk dat een deel van de handschriften die Kwakkel beschrijft in een vergelijkbaar milieu als dat van Van der Stoct gefunctioneerd heeft.Ga naar voetnoot80 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel IIIVolkstalige handschriften in kloostersDe boekenlijst van Michael van der Stoct getuigt van het gebruik van Middelnederlandse teksten in kringen waar het Latijn op de voorgrond treedt. Hierbij gaat het deels om oorspronkelijk Middelnederlands werk, zoals teksten van Jan van Ruusbroec, maar ook om werken die een Latijnse tekst als voorbeeld hebben. Een aantal Middelnederlandse teksten uit zijn lijst is geschreven op rijm en primair bedoeld voor een lekenpubliek, zoals werk van Maerlant en vermoedelijk ook de Mellibeus in rime. Hoe bijzonder is het dat deze teksten in de collectie van Van der Stoct voorkwamen? Over het werk van Jacob van Maerlant is bekend dat het ook in kloosters gecirculeerd heeft. In zijn proefschrift schreef Jos Biemans dat het aannemelijk is dat afschriften van de Spiegel historiael in kloosterbibliotheken voorkwamen, en Der naturen bloeme en de Rijmbijbel komen op boekenlijsten uit kloosters voor.Ga naar voetnoot81 Berijmde teksten met een niet-religieuze inhoud komen volgens Stooker en Verbeij incidenteel in kloosters en semi-religieuze gemeenschappen voor.Ga naar voetnoot82 Bij de zeldzaam overgeleverde teksten bespreken zij elders in hun studie onder meer Vander zielen ende vanden lichame, Vander feesten een proper dinc, berijmde heiligenlevens en werk van Willem van Hildegaersberch, maar zij merken hierbij meteen op dat over de handschriften met deze teksten in de literatuur vaak gezegd wordt dat onduidelijk is wanneer ze in de kloostercollectie zijn opgenomen, of dat er ‘enigszins of soms zelfs zeer sterk’ getwijfeld wordt of deze handschriften wel uit de genoemde kloosters afkomstig zijn.Ga naar voetnoot83 Tegen de achtergrond van de lijst van Van der Stoct is het de vraag of de scepsis rond het ontstaan van een aantal van deze handschriften niet vooral en ten onrechte is ingegeven door de inhoud ervan. Vergelijkingsmateriaal vinden we ook in het kartuizerklooster Herne bij Brussel, waar in de tweede helft van de veertiende eeuw veel volkstalige teksten tot stand kwamen en gekopieerd werden. Erik Kwakkel heeft in zijn proefschrift laten zien dat uit dit klooster 17 productie-eenheden met volkstalige teksten zijn overgeleverd.Ga naar voetnoot84 Een van deze producten is de Heber-Serrurecodex (Gent, UB: 1374), een handschrift dat opvalt omdat het teksten bevat die we doorgaans niet in een klooster zouden verwachten. De codex is ontstaan aan het eind van de veertiende eeuw en bevat een omvangrijke selectie uitspraken van autoriteiten uit de Spiegel historiael - waaronder de Senecabloemlezing -, de drie Martijns, Der kerken claghe, de Rinclus (onvolledig) en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
excerpten uit Die Rose, Boec vander wraken en Van der feesten een proper dinc.Ga naar voetnoot85 Wat de inhoud betreft wijkt dit handschrift af van andere producten van de kopiist, bekend als de Tweede Partiekopiist, en van de overige handschriften die in Herne tot stand kwamen.Ga naar voetnoot86 Erik Kwakkel heeft in zijn proefschrift vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat het handschrift geproduceerd werd voor lezers buiten het klooster.Ga naar voetnoot87 Een vergelijking met de lijst van Michael van der Stoct, waarop bijvoorbeeld ook de omvangrijke Senecabloemlezing uit de Spiegel historiael voorkomt, maakt de hypothese dat de codex voor eigen gebruik werd aangelegd des te aannemelijker.Ga naar voetnoot88 Omgekeerd laat het Hernse handschrift zien dat wat we bij Van der Stoct aantreffen niet geheel uniek is.Ga naar voetnoot89 Het voorkomen van deze berijmde Middelnederlandse teksten in Herne en de Sint-Baafsabdij kan vergeleken worden met de context waarin veel Middelnederlands werk vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw tot stand kwam. Geert Warnar heeft er in verschillende publicaties op gewezen dat de auteurs die verantwoordelijk zijn voor de bloei van de Middelnederlandse letterkunde vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw vaak een positie bekleedden waarin zij enerzijds goed op de hoogte waren van de Latijnse geleerdencultuur, en anderzijds door hun functie nauwe contacten onderhielden met de lekenwereld. Vanuit deze tussenpositie konden zij als bruggenbouwers optreden die voor de transmissie van Latijnse geleerdheid naar de volkstaal zorgden. Als voorbeelden noemt Warnar pastoor Lodewijk van Velthem, chirurgijn Jan de Weert, schepenklerk Jan van Boendale en kapelaan Jan van Ruusbroec.Ga naar voetnoot90 In de boekenverzamelingen van deze bruggenbouwers moeten de Latijnse en volkstalige werelden elkaar ontmoet hebben. Het gebruik van Middelnederlandse literatuur door Van der Stoct en de kartuizers van Herne biedt echter wel een ander perspectief op deze ontmoeting tussen volkstaal en Latinitas. Bij de auteurs die Warnar noemt, gaat het steeds om een situatie waarin het Latijn de gevende taal is die als bron dient voor de productie van Middelnederlands werk. Bij Van der Stoct hebben we te maken met een persoon die vanuit zijn functie minder sterk verbonden was aan de lekenwereld dan de bovengenoemde auteurs, maar desondanks zeer goed op de hoogte moet zijn geweest van wat er in de volkstaal aan teksten beschikbaar was. Deze werken moeten voor hem een waardevolle aanvulling op zijn boekenbezit gevormd hebben, waarbij Middelnederlandse teksten mogelijk zelfs ten dienste van het Latijn gebruikt werden.Ga naar voetnoot91 Steeds sterker func- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tioneerde ook in Latijnse kringen de volkstaal als zelfstandige waardevolle toevoeging ten opzichte van het Latijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlotbeschouwingZowel bij Van der Stoct als in de Heber-Serrurecodex zien we dat Middelnederlandse teksten die in wereldlijke kringen ontstaan zijn, functioneren in een monastieke context waarin het Latijn op de voorgrond treedt. Dit roept vragen op over de al te gemakkelijke verbinding die vaak gelegd wordt tussen de inhoud van een verzamelhandschrift en de gebruiker ervan. In zijn artikel over het Marshall-handschrift (Oxford, Bodleian Library: Marshall 29), waarin onder meer het Boec van der wraken, Jans Teesteye en de Melibeus zijn opgenomen, schrijft Kinable: ‘Mogelijk moeten we gezien deze interesse en tekstkeuze ook de oorspronkelijke bezitter in de stedelijke bovenlagen situeren. De kwaliteit van de codex lijkt wel binnen dit profiel te passen: de verzorgde maar niet-luxueuze uitvoering [...] geldt voor de veertiende eeuw vaker als aanwijzing om het primaire gebruiksmilieu te situeren in de stedelijke toplagen zoals het patriciaat.’Ga naar voetnoot92 De lijst van Van der Stoct en de Heber-Serrurecodex laten zien dat de inhoud van teksten weinig aanwijzingen geeft over de feitelijke bezitter van een handschrift. Ook het uiterlijk mag niet al te gemakkelijk als indicator worden gebruikt.Ga naar voetnoot93 Kinable gebruikt het om een onderscheid tussen aristocratie en patriciaat te maken, maar waarom zou een handschrift met een eenvoudige maar verzorgde lay-out niet in een klooster terecht kunnen komen? Dat er handschriften buiten het klooster aangeschaft werden, blijkt uit een rekeningenpost uit de archieven van Sint-Baafs voor het jaar 1358-1359, waarin melding wordt gemaakt van de betaling aan twee kopiisten pro scripturis factis per Johannem de Werd en pro scripturis factis per Theodericum Almannum scilicet privilegiorum sermonum et aliorum.Ga naar voetnoot94 Wanneer we zicht willen krijgen op de gebruikers van handschriften met Middelnederlandse literatuur, lijkt het zinvol om systematischer gebruik te maken van boekenlijsten. De bestudering van de inhoud en materialiteit van handschriften heeft vaak als doel zicht te krijgen op de verspreiding en het functioneren van literatuur, maar in de praktijk blijkt het moeilijk om gegevens hierover aan de handschriften te ontlenen. Boekenlijsten kunnen een belangrijke aanvulling vormen. Ze bevatten informatie die zicht biedt op de sociale verspreiding van teksten en handschriftvormen. De concrete bezitter van een tekst kan achterhaald worden en de lijsten bevatten regelmatig details over de taal van het werk, de vorm van teksten, het uiterlijk van codices en soms zelfs over de kopiist die het werk vervaardigde. Naar analogie met het onderzoek van verzamelhandschriften - waarin teksten onderzocht worden in de context van het handschrift waarin zij zijn opgenomen - heb ik geprobeerd informatie over het functioneren van de Middelnederlandse werken uit de bibliotheek van Mi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
chael van der Stoct te ontlenen aan de plaats die zij in zijn boekenlijst innemen. Ik heb geprobeerd de hele lijst centraal te stellen in plaats van alleen bepaalde titels eruit te lichten. Wat levert dit op? Het onderzoek naar de volgorde waarin de teksten op de lijst van Van der Stoct voorkomen, laat een aantal duidelijke patronen zien. Een aantal Middelnederlandse werken staat in het begin van de lijst als eenling tussen verwante Latijnse teksten, maar de meeste staan dicht bij elkaar aan het eind van de lijst. Daarnaast zijn Middelnederlandse handschriften vaak opgenomen in de directe omgeving van handschriften met preken. Net als bij verzamelhandschriften is het vervolgens echter moeilijk om deze gegevens te interpreteren. Ik heb geprobeerd er betekenis aan te geven, en kwam zo tot het vermoeden dat een aantal Middelnederlandse teksten, zoals preken, heiligenlevens en excerpten uit de Spiegel historiael samen met verwante Latijnse teksten gebruikt werden. Gedacht kan worden aan het doel waarmee ze gelezen werden, maar ook aan een situatie waarin kennis in de volkstaal werd overgedragen, of aan het schrijven van nieuwe teksten. Zekerheden zijn hier echter niet uit af te leiden. Meer houvast bieden de materiële omschrijvingen van de handschriften op de lijst. Ze laten zien dat Van der Stoct zelf een handschrift met Middelnederlandse teksten aanlegde, dat er in zijn verzameling zowel Middelnederlandse als Latijnse papieren handschriften voorkwamen en dat hij een aantal kopiisten van papieren handschriften bij naam kende, waarschijnlijk uit de tijd dat hij in Parijs studeerde. Deze benadering kan uitgebreid worden naar andere materiële kenmerken van de codex. Zo kan bijvoorbeeld de verhouding tussen verzamelhandschriften en enkelteksthandschriften onderzocht worden en is het op basis van de citaten op de lijst mogelijk om de omvang van verschillende handschriften bij benadering te reconstrueren. Deze gegevens zouden een mooi uitgangspunt vormen om de hypotheses van Jan Willem Klein over de productie en verspreiding van Middelnederlandse handschriften te toetsen.Ga naar voetnoot95 Aandacht voor de volledige lijst laat ook zien dat Middelnederlandse handschriften niet primair voor een lekenpubliek bestemd hoeven te zijn. Ze functioneren bij Van der Stoct in een zeer geleerd milieu, waarin het Latijn op de voorgrond treedt. Een aantal Middelnederlandse teksten lijkt zelfs samen met Latijnse teksten te functioneren. Daarnaast biedt de lijst een aanvulling op het onderzoek van Erik Kwakkel naar overgeleverde papieren handschriften. De universitaire wereld kan als mogelijke invloedssfeer voor het ontstaan van papieren codices in de volkstaal worden aangewezen. Wat betreft het publiek van deze handschriften moeten we concluderen dat de hypothese van Kwakkel dat hiermee de ‘middle-class readers’ werden aangesproken, te beperkt is. Veeleer lijkt te gelden dat papieren handschriften in verschillende kringen terecht konden komen.Ga naar voetnoot96 Ook hier laat de boekenlijst zien dat de grenzen tussen receptiemilieus diffuus zijn. Daarmee vormt het onderzoek een belangrijke aanvulling op de studie van overgeleverde handschriften: de verbinding tussen enerzijds het uiterlijk en de inhoud van de codex en anderzijds bepaalde publieksgroepen is niet vanzelfsprekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boekenlijst van Michael van der Stoct werd in dit artikel gebruikt om de mogelijkheden van de studie van boekenlijsten nader te verkennen, in het bijzonder tegen de achtergrond de Material Philology. Verschillende aspecten van de lijst verdienen nader onderzoek. In dit artikel ging de aandacht vooral uit naar de Middelnederlandse handschriften, terwijl het grootste deel van de collectie uit Latijnse codices bestaat. Het is de moeite waard om zowel voor het Nederlands als voor het Latijn systematisch in kaart te brengen welke teksten Van der Stoct in zijn bezit had, wat voor werken dit zijn en of het handschrift met deze tekst mogelijk nog is overgeleverd.Ga naar voetnoot97 Vervolgens is het interessant om zijn boekenlijst te vergelijken met andere lijsten. Welke teksten behoorden tot de standaardliteratuur in zijn milieu en welke teksten verraden een persoonlijk accent in de verzameling? Hoe representatief was zijn boekenverzameling eigenlijk? Functioneerden Middelnederlandse teksten en papieren handschriften vaker in dit milieu? Boekenlijsten vormen een veelbelovend onderzoeksterrein. Het Corpus catalogorum belgii van Derolez en Victor omvat vier delen die voor onderzoek klaarliggen, maar nog maar weinig gebruikt worden. Het is de moeite waard meer lijsten in vergelijkend perspectief te onderzoeken. Een systematisch onderzoek naar het voorkomen van papieren handschriften in boekenlijsten zou meer zicht kunnen bieden op de opkomst en verspreiding van deze materiaalsoort en op de wijze waarop papier het perkament verdringt. Daarnaast zijn boekenlijsten van onmisbare waarde voor onderzoek naar (verzamel-)handschriften en het reële publiek van teksten. De consequentie van een benadering waarin teksten niet geïsoleerd bestudeerd worden, maar in de context van het handschrift waarin ze zijn overgeleverd, is dat ook deze handschriften niet als geïsoleerde eenheden beschouwd worden. Naast ‘the whole book’ - om met de titel van de bundel van Nichols en Wenzel te spreken, verdient ook ‘the whole book collection’ systematisch onderzoek.Ga naar voetnoot98 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryThis paper explores how the study of medieval booklists and that of miscellanies (Material Philology) enhance each other, using as case study the booklist of Michael van der Stoct, Prior of the Sint Bavon Abbey in Ghent (second half fourteenth century). In addition to his Latin codices, this university-trained Prior owned 29 manuscripts with Middle Dutch texts. The first section of this article applies the methodology used in research on miscellanies to Van der Stoct's booklist, in order to find out how he valued and used his Middle Dutch manuscripts. Evidence suggests that these manuscripts were important to him, and that Latin and Middle Dutch are interwoven in his collection. In the second section, the booklist is used to abstract information on the material features of Van der Stoct's manuscripts, especially the paper ones. The information on Van der Stoct's booklist is compared with Erik Kwakkel's discussion of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
the scribes, the content and the users of preserved paper manuscripts. This leads to the hypothesis that the university milieu might have influenced the production of paper manuscripts containing vernacular text. Finally, the results of the study of this booklist are combined with information from preserved manuscripts, thus showing that the occurrence of vernacular texts in a Latin-dominated context might not be as exceptional as one would expect.
Adres van de auteur: Radboud Universiteit Nijmegen, Afdeling Nederlandse taal en cultuur Postbus 9100 nl-6500 hd Nijmegen r.gabriel@let.ru.nl | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|