Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1]Wonder groet
| |
[pagina 2]
| |
de uitspraken erover) niet op zichzelf staan, maar op verschillende manieren verbonden zijn met anderstalige teksten. Belangrijker dan de taal van de teksten, is wellicht de vraag of teksten uit deze uiteenlopende genres überhaupt wel allemaal wonderbaarlijke elementen kunnen bevatten. Daarmee raken we aan de definitie van het wonderbaarlijke. Wordt dat traditioneel immers niet onderscheiden van onder meer het miraculeuze, het vreemde, het verbazingwekkende en het fantastische? Sommige van deze categorieën kunnen bovendien onder de overkoepelende term ‘bovennatuurlijk’ worden samengebracht. Is het methodologisch niet zuiverder om (a) de verschillende categorieën strikt van elkaar te scheiden en (b) de diverse tekstgenres goed uit elkaar te houden? Hieronder wil ik enkele argumenten geven die erop wijzen dat het vruchtbaar kan zijn om dat niet altijd te doen. In zijn artikel ‘Le merveilleux dans l'occident médiéval’ stelde Jacques Le Goff een typologie op van het wonderbaarlijke die nog steeds erg nuttig is.Ga naar voetnoot3 Volgens Le Goff zijn er drie grote groepen te onderscheiden: het religieuze bovennatuurlijke of het mirakel, het niet-christelijke bovennatuurlijke (het strikt wonderbaarlijke of wonderbaarlijke elementen die hun wortels hebben in andere culturen, zoals de Keltische) en het vreemde of verbazingwekkende. Magie valt wat moeilijker te plaatsen, omdat ze zowel door God als door de duivel geïnspireerd kan zijn en zich daarnaast eigenlijk op het kruispunt tussen religie en wetenschap bevindt.Ga naar voetnoot4 Deze typologie kan heel verhelderend zijn, maar de indeling kan ook verhinderen dat men overeenkomsten en interactie ziet tussen de ogenschijnlijk zo verschillende categorieën. Zo hoeft men niet ver te zoeken om een tekst te vinden waarin verschillende categorieën van het wonderbaarlijke samen voorkomen. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de Roman van Walewein, waarin feeërieke wonderbaarlijke elementen zoals die gewoonlijk met de arturroman geassocieerd worden afgewisseld worden met uitgesproken religieuze elementen. Daarnaast blijkt dat de woordkeuze in de Middelnederlandse teksten niet altijd ondubbelzinnig met slechts één categorie verbonden is. Het woord wonder en zijn afgeleiden zijn polyseem. Omgekeerd laat Katrien Heene zien dat verschillende woorden (in het Latijn en het Middelnederlands) synoniem kunnen zijn en dus naar eenzelfde soort manifestatie van het wonderbaarlijke kunnen verwijzen. Enkele betekenisaspecten van het wonderbaarlijke duiken telkens opnieuw op. Zo is er uiteraard de band met het bovennatuurlijke (al dan niet van goddelijke oorsprong), waarmee het complexe aspect van de (on)verklaarbaarheid van het wonderbaarlijke nauw verbonden is. Soms behoeft een wonder helemaal geen verklaring, omdat Gods wegen ondoorgrondelijk zijn. In andere gevallen wordt er wel een toelichting gegeven, wat tot gevolg kan hebben dat het ‘wonder’ van categorie verandert, omdat bijvoorbeeld blijkt dat het, anders dan aanvankelijk gedacht, toch een natuur- | |
[pagina 3]
| |
lijke en geen bovennatuurlijke oorzaak heeft. Het is daarbij belangrijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende niveaus van verklaring: is de explicitering bestemd voor de personages, voor het middeleeuwse publiek of wordt de verklaring gezocht door de hedendaagse lezer en onderzoeker die niet altijd goed weet of hij met een interpretatieprobleem worstelt of juist te maken heeft met een bewust geconstrueerde en dus onoplosbare raadselachtigheid? De interpretatie van het wonderbaarlijke kan dan ook worden gezien als een mise-en-abyme van de interpretatie van (middeleeuwse) literatuur tout court. Een ander belangrijk betekenisaspect van het wonderbaarlijke heeft te maken met de etymologische band (in het Latijn en het Frans althans, maar de effecten blijven zichtbaar in de Middelnederlandse literatuur) tussen het wonderbaarlijke en het visuele. Daarbij gaat het wonderbaarlijke vaak samen met bewondering, wat ook blijkt uit het feit dat merveiller en admirer in het Oudfrans synoniemen kunnen zijn. De band tussen beide concepten betekent natuurlijk niet dat wonderen altijd zichtbaar zijn, de (on)zichtbaarheid ervan is wel vaak belangrijk in de interpretatie. In dat opzicht ligt het dan ook voor de hand dat de benadering van Anne Reynders, waarin zij onder meer gebruik maakt van het narratologische concept focalisatie, vruchten afwerpt. Uit de beknopte bespreking van deze betekenisaspecten blijkt dat het niet altijd eenvoudig of zelfs mogelijk is om een manifestatie van het wonderbaarlijke in slechts één van de categorieën te plaatsen. Zo moet ook twijfel met het wonderbaarlijke in verband worden gebracht: een mirakel wordt in een tekst wel eens aanvankelijk verkeerd geïnterpreteerd als duivelswerk (of omgekeerd), een personage houdt een natuurlijk fenomeen voor bovennatuurlijk (of omgekeerd) of twijfelt expliciet aan (de interpretatie van) wat zich voor zijn ogen afspeelt. Ook al begrijpt het personage meteen wat er gaande is, dan nog kan het twijfelen aan de bemiddelende instantie die ervoor verantwoordelijk is. Geloof, kennis van de wereld en de natuur en allerlei overtuigingen (zoals bijgeloof) zijn dan ook vaak sterk met elkaar verbonden in de teksten of wisselen elkaar als verklaringsmodel in hoog tempo af. Dat er twijfel mogelijk is over de interpretatie van het wonderbaarlijke betekent ook dat de diverse manifestaties ervan meer gelijkenissen vertonen dan verwacht. Bovendien is de indeling in drie categorieën (miraculeus, wonderbaarlijk en verbazingwekkend) niet erg evenwichtig: de categorie ‘verbazing’ of ‘twijfel’ maakt meer dan eens gewoon deel uit van het miraculeuze of strikt wonderbaarlijke. Opmerkelijk genoeg signaleert Le Goff al dat deze laatste twee categorieën zich onder meer van elkaar onderscheiden door de verrassing: het strikt wonderbaarlijke is onverwacht. In de Dialogus miraculorum wordt echter ook het miraculeuze met verbazing verbonden: een wonder is daar ‘wat in strijd met de gewone loop van de natuur gebeurt en op grond waarvan we verbaasd staan’.Ga naar voetnoot5 Deze verbazing of twijfel kan in de teksten trouwens een zeer krachtig effect hebben als de reactie van de personages die van het publiek voorafspiegelt. Het is duidelijk dat de verschillende vormen van het wonderbaarlijke niet zo scherp van elkaar te onderscheiden vallen als de typologie suggereert en dat de overgangen | |
[pagina 4]
| |
tussen de categorieën vloeiend zijn. Ook de combinatie van verschillende tekstgenres zoals die door de hiernavolgende artikels bewerkstelligd wordt, is relevant, omdat het wonderbaarlijke in heel verschillende soorten teksten dezelfde functie kan vervullen. Wonderen trekken vaak de aandacht van het publiek en verwijzen dan door naar een andere, diepere betekenis. Daarnaast kunnen de analyses van het wonderbaarlijke in verschillende soorten teksten elkaar wederzijds beïnvloeden en op die manier verder onderzoek inspireren.
An Faems (gastredacteur) fwo-Vlaanderen/k.u.Leuven |
|