Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Oudfranse Voeux du Paon en de fragmenten van de Middelnederlandse Roman van Cassamus
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Parts I. and II. of the poem must have been ‘published’ separately, because M follows one redaction of Part I. and a different redaction of Part II., while P4 only contains Part II.Ga naar voetnoot8 Wat Ritchie precies met ‘published’ bedoelt, is me niet helemaal duidelijk. Ziet hij de Voeux als een roman die door Jacques de Longuyon in twee delen is geconcipieerd of als een werk waarvan de delen pas later apart gingen circuleren? Het doet er niet zoveel toe, want zijn conclusie is in beide interpretaties overhaast. Op basis van slechts twee van de 34 handschriften kun je niet stellen dat de roman van meet af aan uit twee delen bestond, net zo min als je kunt veronderstellen dat de roman later opgedeeld raakte in twee delen die een apart leven gingen leiden. Bij de samenvatting van het verhaal in de volgende alinea's zal ik die tweedeling niettemin aangeven. Nogal wat onderzoekers die in dit artikel ter sprake komen, verwijzen immers naar die vermeende twee delen van de Voeux. Het lijkt me evenwel zuiverder om niet van twee delen, maar van twee helften te spreken. De eerste helft (vs. 1-3879) verhaalt hoe Cassamus bij toeval Alexander ontmoet en hem op de hoogte brengt van het ongelukkige lot van de kinderen van zijn broer. Epheson wordt belegerd door Clarus, de koning van Indië. Clarus is verliefd op Fezonas, de dochter van Gadifer, maar omdat ze hem afwijst probeert Clarus haar nu met geweld te veroveren. Op die manier dreigen ook de broers van Fezonas, Gadifer (junior) en Betis, onterfd te worden. Daarop belooft Alexander Cassamus dat hij diens neven en nicht te hulp zal komen. Cassamus keert naar Epheson terug om het goede nieuws te melden. In de rest van de eerste helft wordt verteld hoe men in Epheson op Alexanders hulp wacht. De mannen smeden strijdplannen, doen af en toe een uitval in de richting van het vijandelijke kamp of slaan een vijandelijke rooftocht af. Niettemin blijft er in het belegerde kasteel van Epheson nog veel tijd over voor hoofs vermaak. Zo wordt er in afwachting van de grote strijd een koningsspel gespeeld en een partij schaak. Aan het einde van de eerste helft wordt Porrus, de zoon van Clarus, gevangen genomen en naar Epheson gevoerd. Hij wordt er eervol onthaald en sluit zich bij het hoofse gezelschap aan. De tweede helft (vs. 3880-8584) verhaalt hoe Porrus op een dag een pauw doodt. De pauw wordt gebraden op tafel gebracht en alle aanwezige edelen zweren er een eed op. Wat later barst de grote strijd los. Zo goed als alle boude eden worden er ten uitvoer gebracht. Clarus sneuvelt in de strijd en zijn zoon Porrus moet Alexander als zijn leenman erkennen. Het verhaal besluit met een reeks huwelijken en met de begrafenis van de gesneuvelden, onder wie zich ook Cassamus bevindt. Al snel, namelijk nog in het eerste kwart van de veertiende eeuw, kwam er een Middelnederlandse vertaling tot stand, die tegenwoordig bekend staat als de Roman van Cassamus. H. Kienhorst zegt daarover het volgende.Ga naar voetnoot9 De bron van de vertaling wordt gevormd door het eerste deel van de Voeux. Van de vertaling bestaan twee versies: een lange versie die slechts fragmentarisch bewaard is en een verkorte die volledig overgeleverd is. De verkorte versie bevindt zich in een codex uit de eerste helft van de veertiende eeuw, die ook een tekst van Die Rose en het begin van de boerde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit es de frenesie bevat.Ga naar voetnoot10 Deze zogenaamde verkorte Cassamus werd uitgegeven door E. Verwijs in 1869 en telt 1890 verzen.Ga naar voetnoot11 Van de lange versie zijn twee fragmenten overgeleverd. Het eerste fragment, dat wel het Leidse fragment wordt genoemd, werd eveneens in 1869 door Verwijs uitgegeven en bevat in die editie 177 verzen.Ga naar voetnoot12 Het tweede fragment, het zogenaamde Brusselse fragment, werd uitgegeven door A. Willems in 1871 en bevat 150 verzen.Ga naar voetnoot13 De fragmenten komen uit verschillende handschriften en overlappen elkaar niet. Het Leidse fragment (H15A) dateert Kienhorst in de eerste helft van de veertiende eeuw, het Brusselse (H16A) circa 1350.Ga naar voetnoot14 Over de relatie tussen de twee versies verschaft Kienhorst de volgende informatie. De zogenaamde korte versie zou een verkorting zijn van en dus gebaseerd zijn op de lange versie. Voor deze stelling verwijst Kienhorst naar Verwijs en J. te Winkel.Ga naar voetnoot15 Daarop volgt evenwel de wat enigmatische opmerking dat E. Daverman in 1978 tot geheel andere bevindingen gekomen is. Welke dat dan wel zijn, wordt niet vermeld. Net als Verwijs in 1869 heeft Daverman in 1978 de Cassamus met zijn Oudfranse bron vergeleken. Beiden komen tot andere conclusies, maar beiden hebben ook in andere omstandigheden gewerkt. Zo had Verwijs voor zijn studie niet alle fragmenten tot zijn beschikking. Op het ogenblik dat hij aan zijn editie en zijn studie werkte, was het Brusselse fragment zoek.Ga naar voetnoot16 Verwijs heeft dus wel het Leidse fragment met de Cassamus uit de Rose-codex en de Oudfranse tekst kunnen vergelijken, maar heeft daar het Brusselse fragment niet naast kunnen leggen. Als hij veronderstelt dat het Brusselse fragment tot dezelfde versie als het Leidse behoord heeft, dat het met andere woorden een restant moet zijn van dezelfde zogenaamde lange versie, dan kan dat niet meer dan een veronderstelling zijn. Toch wordt deze veronderstelling algemeen aanvaard, terwijl Daverman tot geheel andere conclusies komt en zij wel degelijk alle fragmenten bestudeerd heeft. Verwijs en Daverman verschillen op drie punten van mening. Volgens Verwijs hebben beide fragmenten tot dezelfde versie behoord, heeft deze ene, lange versie aan de basis gelegen van de Cassamus in de Rose-codex en ging het om een vertaling van de hele Voeux du Paon.Ga naar voetnoot17 Volgens Daverman kunnen de twee fragmenten niet tot dezelfde versie hebben behoord en bestaat de overlevering van de Middelnederlandse Roman | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Cassamus niet uit twee versies maar uit drie. Volgens haar gaan de beide fragmenten en de Cassamus uit de Rose-codex elk afzonderlijk terug op een oer-Cassamus die niet is bewaard. Ze stelt uitdrukkelijk dat geen van de drie overgeleverde versies als bron van de twee andere kan hebben gefungeerd.Ga naar voetnoot18 Tot slot meent Daverman dat het Leidse fragment deel heeft uitgemaakt van een handschrift dat net als de Cassamus uit de Rose-codex slechts de eerste helft van de Voeux heeft bevat. Over de lengte van de tekst waartoe het Brusselse fragment behoorde, spreekt Daverman zich niet uit. In dit artikel wil ik de argumenten van Verwijs en Daverman tegen elkaar afwegen en confronteren met de resultaten van een vertaalonderzoek dat zich tot de fragmenten van de Cassamus zal beperken. Omdat de fragmenten elkaar niet overlappen, kunnen ze alleen indirect vergeleken worden: enerzijds via de Oudfranse brontekst, anderzijds via de Cassamus uit de Rose-codex, die ik hierna kortweg de Rose-Cassamus zal noemen. Op die manier hoop ik uit te kunnen maken van hoeveel versies de teksttraditie van de Cassamus getuigt en kan ik mogelijk ook enige klaarheid brengen in de relaties tussen de onderscheiden versies. Vooraf ga ik nog in op enkele uitgangspunten voor mijn vertaalbeschrijving en geef ik een kort overzicht van de visie van Verwijs en Daverman op de relatie tussen de Rose-Cassamus en de Voeux. Op die manier wordt mijn eigen vertaalonderzoek, dat zich tot de fragmenten beperkt, toch enigszins van een kader voorzien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UitgangspuntenHoewel Daverman over het volledige tekstmateriaal beschikte, hebben de resultaten van haar onderzoek bijzonder weinig weerklank gevonden. Dat heeft zo zijn redenen: Daverman is er namelijk niet in geslaagd haar conclusies eenduidig te formuleren. Zo maakt ze bijvoorbeeld geen duidelijk onderscheid tussen begrippen als ‘vertaling’, ‘redactie’ en ‘versie’. Dat blijkt meteen al uit de inleiding waar ze over de fragmenten opmerkt: They are probably later, independent workings of the Voeux du Paon. Lieftinck dates the Leiden manuscript at about 1340 and the Brussels manuscript about 1350, whereas he dates the Amsterdam manuscript at about 1325.Ga naar voetnoot19 De term ‘independent workings of the Voeux du Paon’ is misleidend. Op het eerste gezicht kan men daarbij gemakkelijk aan twee afzonderlijke en dus nieuwe vertalingen van de Voeux denken. Later in haar werk zal echter blijken dat Daverman daarmee twee afzonderlijke versies bedoelt.Ga naar voetnoot20 Verder lijkt ze die ‘workings’ te dateren op grond van de datering van de handschriften waarin ze tot ons gekomen zijn! Hier worden dus ook nog eens redacties met versies verward. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit een en ander blijkt dat er in het onderzoek naar de Cassamus in de eerste plaats behoefte is aan een eenduidige terminologie. In wat volgt, zal ik dan ook de term ‘vertaling’ uitsluitend gebruiken voor het resultaat van het werk van de vertaler, dat is de dichter die de Oudfranse tekst in het Middelnederlands heeft omgezet. De termen ‘redactie’ en ‘versie’ zal ik gebruiken in de betekenis die W.P. Gerritsen eraan gegeven heeft.Ga naar voetnoot21 Getuigt de tekstoverlevering van de Cassamus inderdaad, zoals Daverman beweert, van niet meer dan één vertaling? Ze komt slechts heel aarzelend en op grond van bizarre argumenten tot die conclusie.Ga naar voetnoot22 Daarbij lijkt ze niet te beseffen dat ze daar een sterke aanwijzing voor in handen heeft. Ze heeft namelijk een grondtekstonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat zowel de beide fragmenten als de Rose-Cassamus verwant zijn met de handschriften van de zogenaamde P-groep van de Voeux.Ga naar voetnoot23 Vergelijking van de beschikbare Nederlandse teksten kan bier overigens al duidelijkheid brengen: beide fragmenten bevatten namelijk verzen die woordelijk overeenstemmen met de Rose-Cassamus. Het Brusselse fragment telt tientallen identieke verzen. Het Leidse fragment telt er slechts vijftien, maar het gaat wel om een aaneengesloten blokje tekst.Ga naar voetnoot24 Vijftien opeenvolgende identieke verzen kunnen niet aan het toeval worden toegeschreven: het is niet denkbaar dat twee vertalers onafhankelijk van elkaar vijftien verzen lang identiek dezelfde woorden kiezen. Het kan dus redelijkerwijs worden uitgesloten dat de tekstoverlevering van de Cassamus van meer dan één vertaling getuigt. Davermans onderzoek naar de Oudfranse grondtekst van de Middelnederlandse Cassamus maakt wel een betrouwbare indruk. Om die reden gebruik ik net als zij de editie-Casey, die de P-handschriften ontsluit.Ga naar voetnoot25 Een gelukkig toeval wil dat ook Verwijs een handschrift van de P-groep heeft geraadpleegd.Ga naar voetnoot26 Als de bevindingen van Verwijs en Daverman verschillen, kan dat dus niet liggen aan de keuze van een andere grondtekst. Rest nog de vraag hoe Verwijs en Daverman de Rose-Cassamus benaderen. Hun visie loopt opvallend gelijk. Beiden beperken zich tot de beschrijving en de verklaring van de macrostructurele verschillen tussen de Oudfranse roman en de Rose-Cassamus. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ze proberen in kaart te brengen op welke manier de Middelnederlandse tekst is verkort en wat het motief daarvoor kan zijn geweest. Over de vraag hoe er is bekort zijn Verwijs en Daverman het eens. Beiden noteren dat de bekorting selectief doorgevoerd is. De gevechtsscènes worden steevast drastisch bekort of gewoon overgeslagen. De hoofse taferelen daarentegen worden altijd overgenomen en zijn vrijwel woordelijk vertaald. Bij deze hoofse taferelen gaat het vooral om hoofs tijdverdrijf, waaronder gesprekken tussen verliefde jonge mensen.Ga naar voetnoot27 Als ze het over het motief achter de verkorting hebben, leggen Verwijs en Daverman iets andere accenten. Verwijs brengt de verkorting hoofdzakelijk in verband met de veertiende-eeuwse voorkeur voor korte verhalen en met de gewoonte om uit grote teksten geliefkoosde passages te excerperen. De Rose-Cassamus ziet hij veeleer als een losse selectie van hoofse scènes gemaakt voor een publiek dat daar nu eenmaal van hield.Ga naar voetnoot28 Daverman gaat ervan uit dat de Rose-Cassamus slechts de eerste helft van de Voeux weergeeft. Het belangrijkste motief is volgens haar dan ook een streven naar een afgerond verhaal en een evenwichtiger balans tussen hoofse scènes en gevechten. Ze wijst er bijvoorbeeld op dat de weergave van het koningsspel en het schaakspel nauwelijks bekort of bewerkt zijn, maar wel direct op elkaar aansluiten, terwijl ze in het Oudfrans door een episode van ongeveer 800 alexandrijnen van elkaar gescheiden zijn. Maar die episode, waarin Cassamus en Gadifer naar het tentenkamp van Alexander trekken, is - aldus Daverman - dan ook integraal gewijd aan strijdplannen die vooruit verwijzen naar de komst van Alexander naar Epheson.Ga naar voetnoot29 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Brusselse fragment en de Oudfranse romanHet Brusselse fragment bevat een gedeelte van de episode van het koningsspel. In de Oudfranse tekst bevindt het koningsspel zich halverwege de eerste helft van de roman (Casey vs. 1668-1949). Tijdens een nachtelijke overval van Glarus' kamp heeft Cassamus de dappere Cassiel van Baudres gevangen kunnen nemen. Hij brengt Cassiel naar de kamer van Venus in het kasteel van Epheson. Daar bevinden zich naast Betis en Fezonas, ook Edea, een nichtje van Fezonas, en nog een derde jonkvrouw Ydorus genaamd. Cassamus, die weet dat Cassiel op Edea verliefd is, stelt dit gezelschap van jonge edelen voor een koningsspel te spelen. Daarop vertrekken Cassamus en Gadifer naar het kamp dat Alexander intussen in de buurt van Epheson heeft opgeslagen. Het koningsspel dat in Epheson gespeeld wordt, bestaat uit twee vragenrondes. In de eerste ronde stelt Betis, de koning van het spel, een vraag aan zijn vier medespelers. Het gaat telkens om persoonlijke vragen over de aanwezigheid van liefdesgevoelens. In de tweede ronde stellen de deelnemers vragen aan de koning. Hier gaat het om algemene wetenswaardigheden over de liefde. Het Brusselse fragment vangt aan midden in het eerste deel van het koningsspel, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wanneer Ydorus op Betijs' vraag antwoordt. Edea, Phesonie en Casseel hebben hun vraag dan al gehad. Het fragment breekt of in het midden van het tweede deel van het spel, net nadat Edea haar vraag heeft gesteld. Daaraan zijn de vragen van Casseel en Phesonie voorafgegaan. Het Brusselse fragment is alleen door Daverman bestudeerd en dan nog besteedt ze er maar weinig aandacht aan. Zo typeert ze de relatie tussen het Brusselse fragment en het Oudfranse origineel slechts in vage termen en spreekt ze op basis daarvan een negatief waardeoordeel uit: Unlike the Leiden fragment, the additions and deletions in this redaction do not appear to stem from a well-conceived artistic motivation, but rather from a hasty or sloppy copyist. The work of this particular version, as a matter of fact, represents the weakest rendition of the French by any of the Dutch texts.Ga naar voetnoot30 Om dit oordeel te ondersteunen, verwijst ze naar inhoudsloze toevoegingen en naar weglatingen die de verhaallogica verstoren.Ga naar voetnoot31 Ze geeft echter geen enkel voorbeeld van een toevoeging en slechts één voorbeeld van een weglating. Het betreft bovendien een weglating ten opzichte van de Rose-Cassamus: de verzen 1463-1469 uit de Rose-Cassamus komen in het Brusselse fragment niet voor. Die weglating verstoort volgens Daverman de verhaallogica, omdat Ydorus net in de bewuste zeven verzen op Betijs' vraag antwoordt. Precies in die zeven verzen beantwoordt ze zijn liefde. Vergelijking met de Voeux wijst uit dat hier inderdaad een paar verzen zijn overgeslagen: de verzen 1745-1747 uit de Voeux zijn in Cassamus-Brussel niet terug te vinden. Ook is het zo dat het verdwijnen van die verzen de verhaallogica aantast. Maar precies om die reden is het erg waarschijnlijk dat we hier met een kopiistenfout te maken hebben.Ga naar voetnoot32 Davermans betoog heeft hier opnieuw te lijden onder de verwarring tussen redactie en versie: op basis van één kopiistenfout in de redactie, spreekt ze van een versie, die ze ook nog elk artistiek concept ontzegt. Een en ander impliceert dat dit negatieve waardeoordeel onvoldoende onderbouwd is en dat de relatie tussen het Brusselse fragment en het Oudfranse origineel onvoldoende beschreven is. Op welke wijze verhoudt het Brusselse fragment zich, afgezien van deze ene kopiistenfout, tot het Oudfranse origineel? Het eerste wat opvalt is dat de overeenkomstige Oudfranse verzen van dit fragment moeiteloos teruggevonden kunnen worden. Het Brusselse fragment bevat zoals gezegd 150 verzen. Het gaat om de bovenste helft van een folium met 3 kolommen van oorspronkelijk 50 regels. Van elk van de zes kolommen zijn er precies 25 verzen bewaard en precies 25 verloren gegaan.Ga naar voetnoot33 Van zowel het begin- als het eindvers van elk groepje van 25 verzen kan in de Voeux het overeenkomstige vers worden bepaald. In de volgende tabel staan die overeenkomstige | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oudfranse verzen aangegeven in de eerste kolom. In de tweede kolom staat het aantal verzen, in de derde kolom het aantal woorden dat die verzen bevatten. In de kolommen vier en vijf staan de foliëring en de nummering van de zes groepjes van 25 verzen van het Brusselse fragment, gevolgd door het aantal verzen en het aantal woorden die ze bevatten. Aan de 25 verzen van recto a heb ik de 7 verzen die door de kopiist zijn overgeslagen toegevoegd: ze bevatten in de Rose-Cassamus 40 woorden.
Het feit alleen al dat dit schema kon worden opgesteld, wijst erop dat het Brusselse fragment het verhaal weergeeft in bewoordingen die dicht bij die van het Oudfranse origineel aansluiten. Verder blijkt dat de Middelnederlandse tekst maar in één van de zes gevallen meer woorden telt dan de overeenkomstige Oudfranse tekst, en wel in verso a. Dat lijkt me een opvallend gegeven. Vaak is immers al vastgesteld dat de vertaling van een stukje Oudfranse tekst in het Middelnederlands wat langer uitvalt.Ga naar voetnoot34 Toch is er een beperkte schommeling in het aantal Oudfranse woorden dat elk blokje van 25 Middelnederlandse verzen weergeeft: van minimaal 138 woorden tot maximaal 198 woorden. Die schommeling moet echter gerelativeerd worden. Het is namelijk zo dat de tekstoverlevering van de Voeux vrij veel variatie vertoont in het aantal verzen. Daarbij gaat het zelden om grote tekstblokken. De handschriften verschillen vooral doordat ze ten opzichte van elkaar enkele verzen meer of minder hebben.Ga naar voetnoot35 Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de Voeux in laisses met monorime gedicht is. Uit zulke laisses kan hier en daar een vers worden weggelaten zonder dat het rijm daardoor verstoord wordt. Bovendien bestaan nogal wat Oudfranse alexandrijnen uit afgeronde zinnen. Het relatief hoge aantal Oudfranse verzen en woorden dat met de verzen op recto c overeenkomt, zou zo verklaard kunnen worden. Zo komen in P3 de verzen 1807, 1809 en 1810 niet voor. Waarschijnlijk bevatte de grondtekst van de Middelnederlandse vertaling ze evenmin, want de inhoud van die verzen is in het Middelnederlands niet terug te vinden. De schommeling in het aantal vertaalde verzen is dus zeker niet helemaal aan de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertaler toe te schrijven. Toch heeft de Middelnederlandse vertaler waarschijnlijk wel af en toe hele verzen overgeslagen. Zo bevat recto c evenmin een spoor van de Oudfranse verzen 1812, 1813 en 1818-1820. Die verzen worden in geen enkel overgeleverd handschrift van de P-groep weggelaten. Het gaat om de verzen uit laisse 50 die naar het koningsspel en zijn regels verwijzen. Zulke verzen die naar de context van het koningsspel verwijzen, komen voor in elke laisse die aan het spel gewijd is. Zij dragen bij tot de strofische structuur van het werk: in de Voeux lijken de laisses geconcipieerd te zijn als min of meer afgeronde tafereeltjes die telkens opnieuw en elk voor zich in de grotere context van het koningsspel worden geplaatst.Ga naar voetnoot36 Ik denk dat deze telkens hernieuwde situeringen door de vertaler zijn geschrapt. Het weglaten van deze passages lijkt me immers samen te hangen met de keuze voor paarsgewijs rijmende verzen. Die vertonen een grotere continuïteit dan de Oudfranse strofen, waardoor de telkens hernieuwde verwijzingen naar de context achterwege konden blijven.Ga naar voetnoot37 De vertaler heeft trouwens meer verzen overgeslagen dan alleen deze verwijzingen naar het koningsspel. Zo blijven er verwijzingen naar de komende strijd (vs. 1752 en vs. 1754-1755) onvertaald; valt er een eed op de heidense goden weg (vs. 1779), verdwijnt er een beschrijving van Fezonas (vs. 1805) en een beschrijving van de kamer van Venus (vs. 1913-1914). Geen van deze weglatingen lijkt vooralsnog in een bewerkingspatroon te passen. Op andere plaatsen wordt wel naar de grote strijd verwezen, gezworen op heidense goden en worden er wel personages en plaatsen beschreven. Wat de Oudfranse verzen wel gemeen hebben, is dat het om losse en op zich staande verzen in een laisse gaat die los staan van de hoofdhandeling. Ook hier zou ik het optreden van de vertaler in verband willen brengen met het loslaten van de strofische opbouw. De vertaler blijkt dus af en toe een vers over te slaan, maar dat neemt niet weg dat hij vaak verzenlang erg dicht bij de bewoordingen van zijn origineel blijft zonder dat zijn vertaling uitdijt. Dat komt vooral doordat hij in staat is zich bondig uit te drukken en maar weinig versvulling nodig heeft. Als de vertaling van een zin wat langer uitvalt dan het origineel, volgt daar steevast een compactere vertaling op. Anders gezegd, het uitdijen en inkrimpen van de vertaling wordt in evenwicht gehouden door de woordkeuze. Het volgende fragment laat zien wat ik bedoel. Het gaat om de eerste 15 verzen van recto b en de overeenkomstige Oudfranse tekst. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Middelnederlandse fragment telt 80 woorden, de overeenkomstige Oudfranse tekst 96 woorden. Slechts twee Oudfranse verzen worden niet vertaald (vs. 1775 en vs. 1779), maar die bevatten dan ook alleen een nadrukformule. Versvulling komt alleen voor in vs. 26 (‘int herte mijn’), vs. 27 (‘en lettelkijn’) en vs. 35-36 (‘die tale Beginnen iet’) en vs. 38 (‘vernoi’): die woorden hebben strikt genomen geen equivalent in het Oudfrans. Verder verdwijnt er wel eens een tautologie doordat er slechts één element van overgezet wordt. Voorbeelden daarvan zijn: vs. 1773 (‘a valor et avancement’) en vs: 1776 (‘s'enracine [et] se prent’). Wat echter vooral opvalt, is dat de tekst van het Brusselse fragment een grote woordelijke overeenstemming met het Oudfranse origineel vertoont en ook nog korter uitvalt. Vergelijk bijvoorbeeld Ofr. vs. 1774 en Mnl. vs. 29; Ofr. vs. 1782 en Mnl. vs. 39; Ofr. vs. 1783 en Mnl. vs. 40. Beide laatste Middelnederlandse verzen zijn bijzonder compact. Ze zorgen voor een inhaalmanoeuvre na een vertaling die wat langer was uitgevallen (namelijk van Ofr. vs. 1780-1781 met Mnl. vs. 34-38). De bovenstaande verzen bieden een opvallend woordelijke en economische vertaling van de Oudfranse tekst en zijn representatief voor het grootste deel van Cassamus-Brussel. Toch wijkt de Middelnederlandse tekst van een van de zes blokjes duidelijk verder van de bewoordingen van het Oudfrans af. Het gaat om het tekstblokje op verso a, dat is het blokje dat met het geringst aantal Oudfranse woorden overeenkomt en in het Middelnederlands dan ook meer woorden telt dan in het Oudfrans. Dat lijkt op het eerste gezicht op toevoegingen in de Middelnederlandse tekst te wijzen, maar er is meer aan de hand. Ik illustreer dat aan de hand van de eerste verzen. Betijs legt er uit wat hij voelt wanneer hij van op een afstand aan zijn geliefde denkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu worden er in het Middelnederlands wel degelijk frasen toegevoegd (bijvoorbeeld vs. 93 en vs. 97-100) die strikt genomen in het Oudfrans niet voorkomen. Maar het omgekeerde geldt ook: zo worden bijvoorbeeld vs. 1850-1852 en vs. 1854-1856 niet vertaald, of althans toch niet woordelijk. En dat laatste typeert de verhouding tussen het Oudfrans en het Middelnederlands hier nog het best. Hier is de woordelijke overeenstemming ineens veel geringer, terwijl aan de inhoud eigenlijk niet geraakt wordt: Betijs heeft in het Middelnederlands dezelfde gevoelens als Betis in het Oudfrans. Hoe kan deze grotere vrijheid ten opzichte van de bewoordingen van het origineel worden verklaard? Stelde de vertaler zich ten opzichte van zijn origineel ineens vrijer op? Of moeten deze afwijkingen aan iemand anders worden toegeschreven, bijvoorbeeld aan een latere kopiist-bewerker? Ik kom later op deze vraag nog terug. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Leidse fragment en de Oudfranse romanHet Leidse fragment bevat de aanloop tot het schaakspel. In de Oudfranse roman wordt er geschaakt nadat Cassamus en Gadifer van hun bezoek aan het kamp van Alexander naar Epheson zijn teruggekeerd. Net voor zijn vertrek naar Alexander is Cassamus op de hoogte gebracht van Clarus' plannen voor een rooftocht. De sultan zou de volgende dag vlak onder het kasteel van Epheson zo veel mogelijk vee willen roven. Als Cassamus dit aan Alexander vertelt, stuurt de Griekse veldheer ter versterking alvast een aantal van zijn beste krijgsheren met Cassamus mee. Uiteraard worden die Griekse veldheren te Epheson eervol ontvangen. De partij schaak maakt deel uit van het onthaal dat hen te beurt valt. Het wordt gespeeld om hen in afwachting van de strijd de volgende dag op een aangename manier te verstrooien. De hele episode van het gastvrije onthaal wordt in de Oudfranse roman verteld in de verzen 2644-2963, het schaakspel wordt weergegeven in de verzen 2766-2939. Het Middelnederlandse fragment zet in met het antwoord van Edea op de vraag van Cassamus hoe het koningsspel is verlopen. Daarna wordt beschreven hoe het hele gezelschap aan tafel gaat. Wat later bevindt het gezelschap zich in de kamer van Venus, beslist het te gaan schaken en wordt er uitgemaakt wie het tegen wie zal opnemen. Na wat heen- en weergepraat stelt Cassamus voor dat Phesonie het tegen Casseel zal opnemen. Wanneer beiden de uitdaging aangenomen hebben, breekt het fragment af. Het Leidse fragment is zowel door Daverman als door Verwijs bestudeerd. Verwijs om- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijft het Leidse fragment wat vaag als ‘eene niet verkorte bewerking van het Fransche origineel’ en merkt op dat de vertaler sterk van het origineel afwijkt.Ga naar voetnoot38 Daverman stelt dat het Leidse fragment veel sterker van het Oudfrans afwijkt dan het Brusselse.Ga naar voetnoot39 Ze wijst op de sterk uitgebreide beschrijvingen van de romanruimte en de meer uitgewerkte dialogen.Ga naar voetnoot40 Zowel Verwijs als Daverman menen dat deze versie door een Middelnederlandse bewerker en/of kopiist met eigen materiaal is uitgebreid.Ga naar voetnoot41 Het Leidse fragment beslaat twee folia die bovenaan met tekstverlies besnoeid zijn. Volgens Verwijs vormden ze een bifolium dat het binnenste van een katern was. Elk blad heeft 2 kolommen van 21 à 23 verzen, samen goed voor 177 verzen. Verwijs vermoedt dat de kolommen oorspronkelijk 30 verzen bevat hebben, maar blijft voorzichtig: ‘de bewerking is zoo vrij, de vertaler wijkt zoodanig van zijn origineel af, dat eene gissing daaromtrent moeilijk is.’Ga naar voetnoot42 Het is inderdaad zo dat sommige tekstblokjes in het Oudfrans terug te vinden zijn, maar andere in het geheel niet. De volgende tabel geeft daarvan een overzicht.
Uit deze tabel blijkt duidelijk dat het Leidse fragment zich totaal anders verhoudt ten opzichte van de Oudfranse tekst dan het Brusselse. Van alle tekstblokjes waaruit het Brusselse fragment bestaat, konden de corresponderende verzen van het begin- en eindvers in het Oudfrans worden teruggevonden. Hier kan dat slechts bij een van de acht tekstblokjes, en wel bij folium 1 recto a. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Cassamus-Brussel wordt of en toe een vers of een paar verzen uit een Oudfranse laisse niet weergegeven, maar dat zorgt nergens voor wijzigingen in het verhaalverloop. Hier is een groot aaneengesloten Oudfrans tekstblok niet in het Nederlands terug te vinden. Ik doel hier op de verzen 2731-2765. Dit tekstblok bestaat uit drie delen: de verzen 2731-2733 zijn de laatste verzen van laisse 80, de verzen 2734-2753 vormen laisse 81 en de verzen 2754-2765 bevatten het begin van laisse 82. Laisse 81 verhaalt de komst van bodes die Alexander zijn mannen heeft nagestuurd en die paarden en wapenrusting naar Epheson brengen. Ook zij worden eervol onthaald, maar meteen daarop verkennen ze het kasteel met het oog op het afslaan van de strooptocht van Clarus. Daverman meent dat deze laisse door de vertaler of de kopiist van dit handschrift is weggelaten. Ik denk dat dat klopt. Het is best mogelijk dat de Oudfranse verzen 2731-2733 in het hiaat tussen folium 1 recto a en 1 recto b werden weergegeven en misschien bevatte datzelfde hiaat ook nog wat informatie uit de Oudfranse verzen 2754-2765.Ga naar voetnoot43 Dat ook nog de hele laisse 81 in datzelfde hiaat zou zijn afgehandeld, is echter onwaarschijnlijk. Door deze weglating gaat wel een stukje van het verhaal verloren. Het is trouwens op de weglating van deze laisse dat Daverman zich baseert voor haar stelling dat de versie van Cassamus-Leiden tot de eerste helft van de roman beperkt bleef. Ik kom straks op deze kwestie nog terug. Terwijl het Brusselse fragment een erg economische vertaling biedt, moet het Leidse fragment anders getypeerd worden. Het bevat maar liefst 3 tekstblokjes (op folium 1 recto b, verso a en verso b) waarvan geen vers met de Oudfranse tekst overeenkomt: ze bieden met andere woorden niets anders dan zuivere toevoeging. En ook de tekstblokjes op het tweede folium bieden nogal wat toevoeging. Op het tweede folium staan 89 verzen: daarvan zijn er 43 vertaald en dus 46 toegevoegd, dat is meer dan de helft. Op het eerste folium wordt verhoudingsgewijs nog meer toegevoegd: slechts 21 van de 88 verzen hebben er een equivalent in het Oudfrans, wat nog geen vierde is. Daarmee is toevoeging het meest in het oog springende kenmerk van het Leidse fragment. De getalsmatige verhoudingen die uit de tabel blijken, bevestigen reeds de conclusie van Daverman dat het Leidse fragment zich totaal anders verhoudt ten opzichte van het Oudfrans dan het Brusselse. Toch wil ik nog even ingaan op de inhoud en het karakter van de toevoegingen. Davermans typering van het Leidse fragment suggereert vooral dat de tekst wijdlopiger zou zijn. Dat stijlverschil valt niet te loochenen, maar de ingrepen reiken verder dan alleen een verschil in stijl. Zo schrijft Daverman: The translator or copyist who was responsible for the additions to the original French poem felt inspired to embellish unreservedly on the text, adding details about the accoutrements of the palace.Ga naar voetnoot44 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En: The effect of this version, although somewhat tedious to the modern reader, must have greatly delighted its medieval audience, both with the increased splendour of its setting and with the more dramatic dialogues of its characters.Ga naar voetnoot45 Daverman suggereert hier dat de beschrijving van de ruimte slechts wordt uitgebreid, terwijl ook de setting gewijzigd wordt. Zo speelt de hele episode van het gastvrije onthaal van de Grieken zich in de Oudfranse roman grotendeels buiten af. Wanneer de jongelui het bericht krijgen dat de Grieken te Epheson zijn aangekomen, verlaten ze de Venuskamer waarin ze het koningsspel hebben gespeeld.Ga naar voetnoot46 Pas na het schaakspel keren de jonkvrouwen er terug, terwijl de heren buiten blijven om over de nakende strijd te beraadslagen.Ga naar voetnoot47 Bij het schaken zelf zit het gezelschap op zijden tapijten in het gras. In het Leidse fragment speelt de schaakpartij zich in Venus' kamer af. En voor er geschaakt wordt, wordt de Grieken een maaltijd aangeboden ‘in die zale’.Ga naar voetnoot48 Van die maaltijd die op folium 1 recto b en 1 verso a beschreven wordt, is in het Oudfrans geen spoor. Ook de verzen op folium 1 verso b zijn integraal toegevoegd: daarin wordt verteld hoe het gezelschap zich naar Venus' kamer begeeft, terwijl in het Oudfrans iedereen in het gras blijft zitten. De toevoegingen op folium 2 recto a betreffen beschrijvingen van die kamer. In de verzen op folium 2 recto b, verso a en verso b ten slotte worden handelende of sprekende personages toegevoegd. Het kan daarbij gaan om personages die in het Oudfrans stilzwijgend aanwezig zijn en zich in Leiden in het gesprek mengen. Zo vraagt Cassamus in de Oudfranse laisse 83 wie er wil schaken. Daarop stelt Perdicas voor dat hij zelf begint. Cassamus antwoordt echter dat hij niet kan schaken en dat Cassiel en Fezonas zullen spelen. In Leiden (in de verzen op folium 2 verso a en verso b) mengen Caulus en Floridas zich in dit gesprekje. Caulus zegt dat Cassamus wel degelijk kan schaken, Floridas oppert dat Cassamus de spelers zal aanduiden. Het zal duidelijk zijn dat bier een kleine, terloopse woordenwisseling sterk wordt uitgebreid. Zoals Daverman terecht opmerkt, levert dat enerzijds een levendiger gesprek op, maar moeten toevoegingen als deze flink de vaart uit het verhaal hebben gehaald. De toevoeging op folium 2 recto b betreft zelfs een personage dat in het Oudfrans niet voorkomt: het schaakspel wordt bier gebracht door een mooie en hoofse jonkvrouw, die het vervolgens aan Phesonie geeft. Om een indruk te geven van de vrijheid van Cassamus-Leiden, citeer ik hieronder de verzen waarin het schaakbord wordt gebracht. Zo droog en abrupt als dat in het Oudfrans gebeurt, zo omslachtig en geraffineerd-verzorgd verloopt dat in Leiden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daverman had het dus wel degelijk bij het rechte eind toen ze stelde dat de twee fragmenten van de Middelnederlandse Cassamus van twee sterk verschillende versies getuigen. De fragmenten zijn weliswaar erg beperkt in omvang, maar ze verhouden zich zo anders tot de Oudfranse tekst, dat het redelijkerwijs uitgesloten kan worden dat ze tot een zelfde versie zouden behoren. Het Brusselse fragment biedt een getrouwe vertaling van de Voeux du Paon, die bijna geen toevoegingen laat zien. Het Leidse fragment laat een sterk uitgebreide versie van het Oudfranse verhaal zien, die in de eerste plaats door toevoegingen gekarakteriseerd wordt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Brusselse fragment en de Rose-CassamusHoe verhoudt het Brusselse fragment zich tot de Rose-Cassamus? Daverman heeft aangetoond dat de versie van de Rose-Cassamus niet aan de basis kan liggen van de versie waarvan het Brusselse fragment getuigt. Ze wijst een aantal passages in Cassamus-Brussel aan die niet in de Rose-Cassamus voorkomen en trouw uit het Frans vertaald zijn.Ga naar voetnoot49 Omgekeerd wijst ze slechts op één plaats die aantoont dat het handschrift zelf waartoe Cassamus-Brussel behoorde, niet de bron voor de Rose-Cassamus kan zijn geweest. Het gaat om de passage die ik hiervoor al besproken heb: de 7 verzen uit het antwoord van Ydorus op Betijs' liefdesverklaring die in de Rose-Cassamus wel en in Cassamus-Brussel niet voorkomen. Daarmee is Daverman voorbij gegaan aan de vraag | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of de versie waarvan Brussel getuigt, mogelijk aan de basis van de Rose-Cassamus ligt. Ik denk dan ook dat het de moeite loont de verhouding tussen Cassamus-Brussel en de Rose-Cassamus nog wat nader in kaart te brengen. Het is opnieuw perfect mogelijk om de zes blokjes tekst van het Brusselse fragment te situeren ten opzichte van de Rose-Cassamus. Het fragment komt overeen met vs. 1446-1657 uit de Rose-Cassamus. De 150 verzen uit het Brusselse fragment corresponderen met 119 verzen in de Rose-Cassamus. Brussel telt 868 woorden, de overeenkomstige tekst in de Rose-Cassamus telt 679 woorden. De tabel hieronder geeft de precieze aantallen per tekstblokje van 25 verzen weer.
De tekst uit de Rose-codex is dus ruim twintig procent korter dan de tekst van het Brusselse fragment. De tabel hierboven laat evenwel zien dat de verkorting niet gelijkmatig is: ze is niet evenredig over de tekstblokjes verdeeld. De fragmentjes op recto b en verso b zijn zo goed als integraal en letterlijk terug te vinden in de Rose-Cassamus en de verschillen tussen recto a en vs. 1446-1477 uit de Rose-Cassamus zijn erg klein. Van de tekstblokjes op recto c en verso c daarentegen is meer dan de helft niet terug te vinden. Verso a neemt een middenpositie in. Waaraan is de verkorting in de verzen van recto c en verso c te wijten? Beide tekstfragmenten bevatten een situatieschets en een gespreksbijdrage die in de Rose-Cassamus volledig verdwenen zijn. Daarnaast worden sommige passages in de Rose-Cassamus bondiger geformuleerd, zij het wel in verwante termen. Hieronder staan de 25 verzen van recto c uit Brussel naast de overeenkomstige tekst uit de Rose-Cassamus. Het fragment geeft de overgang weer van het eerste deel van het koningsspel naar het tweede deel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verzen 51-58 uit Cassamus-Brussel komen in de Rose-Cassamus niet voor. Ze bevatten wat ik hiervoor een situatieschets heb genoemd: ze vermelden de deelnemers aan het spel en hun gemoedstoestand. Waarschijnlijk is deze situatieschets door de auteur van de Rose-Cassamus geschrapt. In de Rose-Cassamus wordt de episode waarin Cassamus en Gadefeer aan het legerkamp van Alexander een bezoek brengen, immers integraal overgeslagen. Het gevolg daarvan is dat Cassamus in de Rose-Cassamus bij het koningsspel aanwezig is. Hij blijft immers in Pheson. Dat zou verklaren waarom vs. 51-54 van het Brusselse fragment in de Rose-Cassamus niet konden blijven staan. De vermelding van slechts twee heren wijst er immers op dat Cassamus niet bij het koningsspel aanwezig is. Om dezelfde reden zou vs. 68 uit de Cassamus-Brussel in de Rose-Cassamus verdwenen kunnen zijn: Baudrijn stelt er een vraag aan Betijs en spoort hem aan de waarheid te spreken ‘vore dese joncfrowen’. Dat veronderstelt toch dat er verder geen mannen meer aanwezig zijn. Ook de verzen 55-58 uit Brussel zijn waarschijnlijk door de auteur van de Rose-Cassamus weggelaten. Ze verwijzen naar de liefdesgevoelens van Phesonie die in de Rose-Cassamus niet meer ter sprake zullen komen. Fezonas wordt immers pas verliefd op het einde van de eerste helft van de Voeux. Deze passage is niet onbelangrijk omdat ze erop lijkt te wijzen dat het verhaal in de Cassamus-Brussel verder reikte dan in de Rose-Cassamus. Ik kom op deze kwestie nog terug. Verder komt in de Rose-Cassamus alleen Casseel van Baudre aan het woord. Hij wordt in bovenstaand fragment niet met naam genoemd omdat hij in de verzen die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onmiddellijk voorafgaan al aan het woord is. Ydorus heeft als laatst bevraagde in de eerste ronde haar liefde voor Betijs bekend en Casseel feliciteert Betijs daarmee. Meteen daarop stelt Casseel een tweede vragenronde voor. Zijn woorden worden alleen door vs. 1544 onderbroken. De sprekerswisseling die zich in Cassamus-Brussel in vs. 66-67 voordoet, is in de Rose-Cassamus niet aanwezig. De formulering van Casseels vraag (in Cassamus-Brussel vs. 67-75; in de Rose-Cassamus vs. 1550-1555) illustreert wat ik bedoel met de bondiger formulering van de Rose-Cassamus. De vraag is in essentie dezelfde, maar neemt minder woorden in beslag en is daardoor droger en directer en misschien ook minder hoofs en voorkomend. Zo komen vs. 72-73 uit Cassamus-Brussel in de Rose-Cassamus niet voor terwijl die voor Ydorus wel erg complimenterend zijn. Die verzen alluderen immers op haar schoonheid en de hevige liefde die Betijs voor haar voelt. De tekst uit het Rose-handschrift valt dus korter uit doordat hetzelfde verhaal bondiger wordt weergegeven en doordat kleine afgeronde stukjes tekst verdwijnen. Ook op verso c van het Brusselse fragment komt een situatieschets voor die in de Rose-Cassamus verdwenen is.Ga naar voetnoot50 En er zijn nog meer voorbeelden van korte vraagjes, opmerkingen of interjecties van de deelnemers aan het koningsspel die alleen in het Brusselse fragment voorkomen.Ga naar voetnoot51 In de Rose-Cassamus blijft het koningsspel daardoor meer tot de hoofdvragen en hun antwoorden beperkt. Het commentaar van de anderen daarop wordt nogal eens geschrapt, met als gevolg dat de discussie een meer gestileerde en minder natuurlijke indruk maakt. Tot zover de passages die in het Brusselse fragment en de Oudfranse tekst voorkomen en in de Rose-Cassamus ontbreken. Ze lijken erop te wijzen dat, afgezien van die ene duidelijke kopiistenfout, Cassamus-Brussel heel wel de bron van de Rose-Cassamus kan zijn geweest. Toch ligt de relatie gecompliceerder. Dat blijkt uit de vergelijking met de verzen op verso a van het Brusselse fragment. Verso a bevat het antwoord van Betijs op de vraag wat hem het liefst is, bij zijn vriendin vertroeven of van op een afstand aan haar denken. Er zijn nogal wat verschillen tussen dat antwoord in Cassamus-Brussel en in de Rose-Cassamus. Daarbij komen in de Brusselse tekst verzen voor die dicht aansluiten bij het Oudfrans en in de Rose-Cassamus niet voorkomen. Maar er staan in de Rose-Cassamus evenveel bijna woordelijk uit het Oudfrans vertaalde verzen die in Brussel niet terug te vinden zijn. Ik geef daar enkele voorbeelden van. Ik citeer de betreffende Oudfranse verzen twee keer. Eerst confronteer ik ze met de Rose-Cassamus, daarna met de tekst van het Brusselse fragment. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen de Rose-Cassamus biedt een vertaling van de Oudfranse vs. 1850-1852 en vs. 1854-1856, te weten in vs. 1581-1585 en vs. 1587-1592. Bizar genoeg bevat Cassamus-Brussel dan wel een vertaling van de eerste helft van vs. 1853. Dit patroon van wisselende verwantschap sluit uit dat Cassamus-Brussel en ook de versie die hij vertegenwoordigt, de bron van de Rose-Cassamus is geweest. Zo'n wisselende verwantschap kan alleen worden verklaard door aan te nemen dat de Brusselse fragmenten en de Rose-Cassamus beide teruggaan op een gemeenschappelijke bron. In dit verband wil ik terugverwijzen naar de vergelijking van het Brusselse fragment met de Oudfranse tekst. Daaruit is gebleken dat op verso a precies het tekstblokje van Cassamus-Brussel staat dat ook een veel minder woordelijke vertaling van de Oudfranse tekst biedt. Dat maakt het erg aannemelijk dat de afwijkingen van de Oudfranse tekst in verso a van het Brusselse fragment niet het werk zijn van de vertaler, maar van een latere bewerker. De verloren bron waarop Cassamus-Brussel en de Rose-Cassamus blijkbaar beide teruggaan, is dan waarschijnlijk de erg woordelijke vertaling geweest die nog vaak in Cassamus-Brussel doorschemert en ook in de Rose-Cassamus nog aan te wijzen is. Hiervoor is gebleken dat de Rose-Cassamus nog op vele plaatsen dicht bij de woordelijk vertaalde delen uit Cassamus-Brussel staat.Ga naar voetnoot52 En waar dat niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zo is, kunnen de afwijkingen in verband worden gebracht met de bewerkingstechniek van de Rose-Cassamus, hoe rudimentair die ook nog maar beschreven is. Cassamus-Brussel staat waarschijnlijk dicht bij de vertaling, maar onderscheidt er zich niet alleen van door een enkele kopiistenslordigheid. Hoe de bewerking van de Cassamus-Brussel precies getypeerd moet worden, is door het geringe aantal verzen en het nog geringere aantal afwijkingen moeilijk te zeggen, maar het gaat naar alle waarschijnlijkheid wel om een aparte versie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Leidse fragment en de Rose-CassamusDe verschillen tussen het Leidse fragment en de Rose-Cassamus zijn opnieuw veel groter. Er kan zelfs niet worden vastgesteld met welke verzen uit het Rose-handschrift het fragment overeenkomt. Dat komt niet alleen doordat we niet weten hoe groot de lacunes in het Leidse fragment zijn, maar ook doordat van het hele eerste folium geen vers met de Rose-Cassamus overeenkomt. Het Leidse fragment vindt pas aansluiting bij de Rose-Cassamus op het ogenblik dat het schaakspel gebracht wordt (Cassamus-Leiden vs. 108-109; Rose-Cassamus vs. 1680-1682). Wat wel duidelijk naar voren komt en wat ik in de onderstaande tabel heb aangegeven, is dat van de toevoegingen van Leiden ten opzichte van de Voeux in de Rose-Cassamus geen enkel spoor is.
De verzen 22-42, 43-65, 66-88, 89-107, 110-111, 112-124, 153-156, 157-161 uit Cassamus-Leiden zijn allemaal toevoegingen ten opzichte van het Oudfrans en hebben geen pendant in de Rose-Cassamus. Dat sluit uit dat Leiden als bron van de Rose-Cassamus kan hebben gediend. Omgekeerd kan Leiden ook niet op de Rose-Cassamus terug- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaan. Dat tonen vs. 1-21 uit Leiden aan. Die bieden immers een vertaling van de Oudfranse verzen 2721-2730. Het is duidelijk waarom de vertaling van die verzen in de Rose-Cassamus niet voorkomt. Ze maken deel uit van het antwoord van Edea op Cassamus' vraag hoe het koningsspel is verlopen. Die conversatie kon in de Rose-Cassamus geen plaats krijgen omdat Cassamus daar bij het koningsspel aanwezig was geweest. Uit het antwoord van Edea kan dus worden afgeleid dat Cassamus ook in het handschrift waar het Leidse fragment toe behoorde, niet bij het koningsspel aanwezig was. Ze verzekert hem immers dat er tijdens dat spel niets is gebeurd waarover ze zich hoeft te schamen.Ga naar voetnoot53 Ook in dit handschrift heeft Cassamus de jongelui dus verlaten om een bezoek te brengen aan Alexander. Dat blijkt ook uit de aanwezigheid van een aantal Griekse krijgsheren te Pheson. Zowel Caulus (vs. 38 en vs. 152), Lyoene (vs. 41), Percidas (vs. 138) en Floridas (vs. 157) worden genoemd. Dat is een belangrijke overeenkomst met het Brusselse handschrift, waarin Cassamus eveneens een bezoek aan Alexander moet hebben gebracht. In dit verband wil ik de verzen uit Leiden citeren die zo goed als woordelijk overeenstemmen met de tekst uit de Rose-Cassamus: vs. 164-177 uit Leiden en vs. 1695-1708 uit de Rose-Cassamus. Op die overeenstemming heb ik me gebaseerd om te stellen dat alle Middelnederlandse Cassamus-teksten uiteindelijk op een enkele vertaling teruggaan.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn dus wel degelijk overeenkomsten tussen het Leidse fragment en de Rose-Cassamus enerzijds en het Leidse fragment en het Brusselse fragment anderzijds. Toch staat het Leidse fragment, dat ook al veel sterker afweek van het Oudfrans, ook veel verder af van de Rose-Cassamus dan het fragment uit Brussel. Het ontleent zijn eigenheid aan de vele toevoegingen ten opzichte van het Oudfrans die ook in de Rose-Cassamus niet voorkomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieDe vergelijking van de fragmenten met de Rose-Cassamus bevestigt opnieuw de stelling van Daverman dat de fragmenten van de Cassamus van twee verschillende versies getuigen. Dat brengt, zoals ook Daverman stelt, het aantal overgeleverde versies van de Middelnederlandse Cassamus op drie. Ook lijkt Daverman gelijk te krijgen wanneer ze een vierde, verloren gegane versie veronderstelt, die we ons inderdaad als een soort oer-Cassamus kunnen voorstellen. Aan een beschrijving van die oer-Cassamus waagt ze zich echter niet, terwijl daar toch wel iets over te zeggen valt. Ook over de relatie tussen de twee fragmenten en de Rose-Cassamus en de versies die ze vertegenwoordigen, is een en ander aan het licht gekomen. Het heeft er alle schijn van dat we ons de oer-Cassamus het beste kunnen voorstellen als de uiterst woordelijke en economische Middelnederlandse vertaling, waarvan het grootste deel van het Brusselse fragment ons nog een goede indruk geeft. Naast de versie-Brussel gaat ook de versie van het Rose-handschrift op die oer-Cassamus terug. Mogelijk geldt dat ook voor de versie-Leiden, hoewel dat niet zeker is. Het Brusselse en het Leidse fragment kunnen niet direct met elkaar vergeleken worden omdat ze elkaar in het geheel niet overlappen. Dat impliceert dat het niet uitgesloten kan worden dat Leiden (eventueel zelfs direct) op Brussel terug zou gaan. Het karakter van de versie-Leiden laat zich vooralsnog het makkelijkst beschrijven. Ze biedt een vrije bewerking van de oer-Cassamus die vooral door toevoeging wordt gekenmerkt. Die toevoegingen hebben vooral tot effect dat de luxe en de hoofse omgangsvormen extra in de verf worden gezet. De versie-Brussel is moeilijker te karakteriseren. Enerzijds bevat het Brusselse fragment naast woordelijk vertaalde stukjes tekst, ook een bewerkt stukje tekst, anderzijds ontgaat het motief achter de bewerking mij. Het achterhalen van het bewerkingsprofiel van de Rose- Cassamus was hier niet aan de orde. Ik vermeld dan ook slechts dat die tekst een derde versie biedt die met recht en reden als de verkorte versie te boek staat. Tot slot wil ik nog ingaan op de laatste stelling van Daverman, namelijk dat de versie-Leiden slechts de eerste helft van de Voeux zou hebben bevat. Nu is gebleken dat Cassamus-Leiden een aparte versie vertegenwoordigt, wordt die bewering alleen maar intrigerender. Van een bewerker die zich ten opzichte van zijn bron grote vrijheden veroorlooft, kan men zich immers goed voorstellen dat hij zich ook tot de bewerking van een stuk van het origineel beperkt. Bovendien verliest de stelling van Verwijs hierover haar grond, omdat die precies gebaseerd was op de overtuiging dat beide fragmenten tot dezelfde versie behoorden. Verwijs vertrekt voor zijn argumentatie van de numme- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ring op het Brusselse fragment die aangeeft dat het folium het 156ste uit een handschrift zou zijn. Dat kan volgens hem alleen maar een groot Alexander-handschrift zijn. Omdat nu, volgens Verwijs, zowel het Leidse als het Brusselse fragment van dezelfde versie getuigen, neemt hij aan dat ook het Leidse fragment tot een analoog ‘volledig handschrift van Alexanderromans’ behoord moet hebben.Ga naar voetnoot54 Zoals reeds gezegd, baseert Daverman haar stelling over de lengte van de versie-Leiden op het feit dat er in het Leidse fragment een strofe (strofe 81 in de editie-Casey) integraal wordt overgeslagen. Daverman schrijft daarover: The French version includes a whole stanza on battle strategy, occasioned by the arrival of messengers from Alexander (2734-2753), which this redaction, like the Amsterdam text, deletes. This deletion indicates that the Leiden version, like the Amsterdam manuscript, only produced the first half of the story.Ga naar voetnoot55 Zoals hiervoor al werd aangestipt is het inderdaad zo goed als zeker dat deze strofe in Leiden niet voorkwam. Ook klopt het dat ze in de Rose-Cassamus niet is terug te vinden. Of het ontbreken van de inhoud van strofe 81 er evenwel op wijst dat Leiden slechts een vertaling van de eerste helft van de Voeux heeft bevat, betwijfel ik. In de eerste plaats worden in strofe 81 inderdaad krijgsverrichtingen voorbereid, alleen betreffen die niet de grote strijd tussen Alexander en Clarus die in de tweede helft van de Voeux aan bod komt. De mannen van Epheson en de enkele Grieken die Alexander alvast naar Epheson vooruit heeft gestuurd, beraden zich hier over het afslaan van een kleine rooftocht waarvan ze vermoeden dat Clarus die de volgende dag zal uitvoeren. De rooftocht, die de volgende dag inderdaad plaatsvindt, wordt nog integraal in de eerste helft van de Voeux afgehandeld. Daverman geeft er zich met andere woorden te weinig rekenschap van dat de Rose-Cassamus lang voor het einde van de eerste helft van de Voeux ophoudt. De Rose-Cassamus breekt na de schaakpartij nogal abrupt af, terwijl in de eerste helft van de Voeux na de beschrijving van het schaakspel nog maar liefst duizend verzen volgen. Daarin wordt niet alleen over de rooftocht van Clarus verteld, maar ook over de gevangenneming van Porrus, zijn onthaal op Epheson en de ontluikende liefde van Fezonas voor hem.Ga naar voetnoot56 Waarom de inhoud van strofe 81 in Leiden niet voorkomt, is mij niet duidelijk, maar de weglating levert in elk geval onvoldoende bewijs voor de hypothese dat het Leidse fragment tot een versie behoorde die slechts de eerste helft van de Voeux weergaf. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarmee is het tegendeel uiteraard nog niet bewezen. Op basis van de vergelijking met de Oudfranse tekst valt hierover echter niets te zeggen. Hetzelfde geldt ook voor het Brusselse fragment. Zo heb ik er hiervoor op gewezen dat er in Brussel vooruit verwezen wordt naar de liefdesgeschiedenis van Phesonie, maar ook die neemt al een aanvang in de eerste helft, eveneens in die laatste duizend verzen die de Rose-Cassamus niet meer opneemt. Dat lijkt erop te wijzen dat het verhaal in de Cassamus-Brussel verder reikte dan in de Rose-Cassamus, maar levert strikt genomen geen bewijs voor de aanwezigheid van de tweede helft van de Voeux. Ook kan uit Leiden en Brussel worden afgeleid dat Cassamus er niet bij het koningsspel aanwezig is. We mogen dus aannemen dat hij en Gadefeer er, net als in het Oudfranse origineel en in tegenstelling tot de Rose-Cassamus, naar Alexanders tentenkamp trekken. Maar ik zou niet durven te beweren dat dat een bewijs is voor de aanwezigheid van de tweede helft. Volgens Daverman is dit bezoek aan Alexander uit de Rose-Cassamus verdwenen, omdat daarin de krijgsstrategieën besproken worden van de grote strijd die in de tweede helft plaatsvindt. Ik ben het met die interpretatie echter niet eens. Veeleer dan dat het grote treffen tussen Alexander en Clarus voorbereid wordt, brengt Alexander hier een verzoening tot stand tussen Gadifer en Emenidon, die de vader van Gadifer heeft gedood.Ga naar voetnoot57 De vergelijking met het Oudfranse origineel en de Rose-Cassamus lijkt erop te wijzen dat het verhaal in de teksten waaruit de fragmenten van de Cassamus stammen, verder reikte dan in de Rose-Cassamus. Of ze evenwel een versie van de hele Voeux boden, kan op basis van de tekst die hier is vergeleken, niet worden uitgemaakt. De enige mogelijkheid om over deze kwestie meer zekerheid te krijgen is een studie van de bewerkingstechniek van de Rose-Cassamus. Die bewerkingstechniek moet bestudeerd worden in samenhang met het profiel van de Rose-codex en daarbij moet vooral aandacht worden geschonken aan het slot. Dat einde kan immers niet afdoende worden verklaard door aan te nemen dat de auteur van de Rose-Cassamus alleen een vertaling van de eerste helft van de Oudfranse roman tot zijn beschikking had. In de eerste plaats zijn er zo goed als geen aanwijzingen dat de Voeux bestond uit twee delen die apart circuleerden. Bovendien is er nog geen enkel handschrift van de Voeux teruggevonden dat alleen de eerste helft van de roman bevat.Ga naar voetnoot58 En ten slotte valt het einde van de Rose-Cassamus lang niet samen met het einde van de eerste helft van de Voeux. In dit artikel heb ik de twee fragmenten van de Middelnederlandse Cassamus naast de Voeux en de Rose-Cassamus gelegd. De volgende stap in mijn onderzoek zal erin bestaan de hele Rose-Cassamus met de Oudfranse tekst vergelijken. Naar het zich laat aanzien mag daarvan niet alleen meer inzicht in de Rose-Cassamus zelf worden verwacht, maar wellicht ook in de beide fragmenten en, wie weet, zelfs in de oer-Cassamus. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RésuméLes Voeux du Paon, le roman que Jacques de Longuyon écrivit vers 1313, fut presque tout de suite après son apparition traduit en moyen-néerlandais. Cette traduction est aujourd'hui connue sous le nom de Roman van Cassamus. Il en reste une version abrégée (La Haye, Koninklijke Bibliotheek, KA, XXIV) et deux fragments. Ce sont ces deux fragments qui font l'objet du présent article. Les deux fragments, dont l'un (Bruxelles, Bibliothèque Royale 18.228) compte 177 vers et l'autre (Leiden, Universiteitsbibliotheek, Ltk. 1195) 150 vers, proviennent de manuscrits différents et offrent également d'autres passages du roman. Depuis toujours, on a affirmé que ces fragments représenteraient une seule version de la traduction. Il s'agirait d'une traduction non-abrégée qui aurait été la source de la version raccourcie. Dans cet article, je compare les deux fragments d'une part avec le texte français et d'autre part avec la version abrégée du roman néerlandais. Cette comparaison montre que les deux fragments proviennent de deux versions à caractère très différent. Par conséquent, les trois textes qui nous sont parvenu du roman néerlandais offrent trois versions distinguées. En même temps, il est apparu qu'il s'agit bien de trois versions d'une seule traduction. Cette traduction a dû être exceptionnellement littérale et concise. Le fragment de Bruxelles laisse encore percer cette traduction fidèle à maints endroits. Le fragment de Leiden par contre offre une adaptation de cette traduction enrichie surtout par des descriptions de la vie courtoise.
Adres van de auteur: Lessiushogeschool Departement Vertaler-Tolk Sint-Andriesstraat 2 b-2000 Antwerpen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|