| |
| |
| |
Vrouwen en mobiliteit in de Nederlanden
Een verkenning in Mediolatijnse teksten
Katrien Heene
De laatste jaren is meer en meer duidelijk geworden dat de middeleeuwse maatschappij in velerlei opzichten in plaats van statisch juist zeer mobiel was. In ruimtelijke zin uitte deze mobiliteit zich ook zeer concreet in het feit dat de wegen bevolkt waren met reizende mensen:Ga naar voetnoot1 handelaars trokken rond om hun waren aan de man te brengen, pelgrims zochten heil en genezing bij lokale of ver verwijderde heiligdommen, bedelmonniken reisden in het kader van hun pastorale activiteiten, studenten verplaatsten zich tussen verschillende universiteiten en vorsten tussen hun vele residenties.Ga naar voetnoot2 Van al deze verschillende types van reizen is vooral pelgrimage uitvoerig bestudeerd als sociaal, religieus en antropologisch fenomeen;Ga naar voetnoot3 het is in het kader van de secundaire literatuur terzake dat we een eerste glimp opvangen van reizende vrouwen. Er wordt immers gesteld dat vrouwen, ondanks het feit het hen doorgaans afgeraden werd om pelgrimstochten naar verafgelegen oorden te ondernemen,Ga naar voetnoot4 een vierde tot een derde deel zouden uitgemaakt hebben van de internationale bedevaarders en zelfs meer dan de helft van de deelnemers aan lokale bedevaarten.Ga naar voetnoot5 Toch is tot nu toe nog bijster weinig onderzoek verricht over de mogelijkheden van vrouwen om op reis te gaan, vaak lijkt men er a priori van uit te gaan dat ze daar sowieso
weinig gelegenheid toe hadden. Recent nog stelde Jean Verdon in zijn boek Voyager au moyen âge: ‘Il est normal [...] que les femmes restent, encore plus que les hommes, confinées dans leur lieu d'habitation - à moins qu'elles n'émigrent pour se marier’.Ga naar voetnoot6
Ook over de mate waarin vrouwen controle hadden over hun ‘beweeglijkheid in de ruimte’ en de vrijheid die zij kregen om zich buitenshuis en in de ‘publieke sfeer’ te begeven, valt nog veel onderzoek te verrichten. Carla Casagrande heeft er een aantal jaren geleden wel al op gewezen dat er in West-Europa in de late Middeleeuwen, vooral onder impuls van de bedelorden, verschillende teksten ontstaan zijn met gedragsmodellen voor vrouwen. Die behandelen ook het thema ‘mobiliteit’ maar de visies van lekenauteurs en predikers hieromtrent blijken te variëren van ‘zo weinig mogelijk naar buiten gaan’ tot het ‘aanleren van een gereserveerde houding in het publiek’.Ga naar voetnoot7 Andere
| |
| |
auteurs suggereren echter dat er ook regionale verschillen zijn: zo zouden mediterrane auteurs de mobiliteit van alle vrouwen, ongeacht hun leeftijd of burgerlijke stand, sterk hebben willen inperken, terwijl de houding in Engeland minder strikt zou zijn geweest.Ga naar voetnoot8
| |
Enkele centrale concepten
In dit artikel wil ik, aan de hand van teksten uit de dertiende eeuw, de eerste resultaten schetsen van mijn onderzoek naar de representatie van reizende vrouwen in Mediolatijnse agogische teksten uit de Nederlanden.Ga naar voetnoot9 De bedoeling van dit onderzoek dat vanuit genderperspectief gevoerd wordt, is niet alleen te achterhalen in welke mate vrouwen volgens de auteurs op reis gingen en om welke redenen en in welke omstandigheden, maar ook wat de theoretische visies en de ideaalbeelden waren op het vlak van de mobiliteit en het reizen van vrouwen. Werden er terzake expliciet normen geformuleerd, en zo ja, hoe werden die gemotiveerd of gebeurde de normering veeleer impliciet en speelden satire en morele blamage bijvoorbeeld een rol?Ga naar voetnoot10 Het begrip ‘representatie’ gebruik ik in deze context om aan te geven dat de teksten niet alleen een spiegel van de werkelijkheid zijn maar ook een werkelijkheid op zich, dit wil zeggen dat zowel de mate waarin zij aandacht besteden aan reizende vrouwen als de manier waarop, gevolg zijn van welbepaalde selectiemechanismen en
machtsverhoudingen waarvan genderopvattingen er één zijn.Ga naar voetnoot11 Maar op het genderconcept kom ik zo dadelijk nog terug.
Voor zover zou blijken dat er aan vrouwen in de Nederlanden beperkingen werden opgelegd, is het ook de bedoeling na te gaan welke alternatieven er eventueel werden voorgesteld en/of toegepast. Spirituele pelgrimage bijvoorbeeld, het ‘virtueel’ op bedevaart gaan door middel van meditatie over de grote bedevaartsoorden of over het lijden van Christus, werd in de Middeleeuwen als een geschikt alternatief beschouwd voor al wie aan de stabilitas loci onderworpen was maar lijkt in de praktijk vooral een uitkomst voor vrouwelijke kloosterlingen gevormd te hebben. Het is echter mogelijk dat de druk om alternatieven toe te passen ook voor leken geleidelijk aan toenam naarmate de kritische stemmen ten opzichte van bedevaarten luider werden.Ga naar voetnoot12 Een
| |
| |
dergelijke evolutie zou zich ook met betrekking tot de reizen van lekenvrouwen kunnen aftekenen als men ervan uitgaat, zoals door verschillende auteurs gesuggereerd wordt, dat hun ‘bewegingsvrijheid’ naar het einde van de Middeleeuwen toe steeds beperkter geworden is.Ga naar voetnoot13
Bij mijn onderzoek gebruik ik zoals gezegd gender als analytische categorie,Ga naar voetnoot14 dit houdt in dat ik probeer na te gaan of, en zo ja, hoe, de toenmalige visies op mannelijkheid en vrouwelijkheid (de representatie van) de mobiliteit van vrouwen beïnvloeden.Ga naar voetnoot15 Mannen fungeren hierbij slechts als - weliswaar onontbeerlijk- vergelijkingspunt, behalve indien zij betrokken zijn bij vrouwelijke reisaangelegenheden of indien hun lotgevallen informatie geven over het reizen in het algemeen. Deze inperking heeft niet alleen te maken met de vaststelling dat we de laatmiddeleeuwse genderideologie zelf nog onvoldoende kennen maar ook met het feit dat ik wil vermijden te veel aandacht te besteden aan categorieën van reizigers waarnaar wel al meer onderzoek is verricht bijvoorbeeld de vagante intellectuelen en vooral de vanaf de dertiende eeuw alomtegenwoordige bedelmonniken.Ga naar voetnoot16 Door het accent op vrouwen te leggen, wil ik ook
verhinderen dat zij weer ‘onzichtbaar’ worden en pleit ik dus voor vrouwengeschiedenis met gender als bijzondere invalshoek.Ga naar voetnoot17
Met de term agogische teksten tenslotte verwijs ik - geïnspireerd door A.M J. van Buuren - naar verschillende types van teksten met impliciet of expliciet opvoedkundige bedoelingen, namelijk spreekwoorden, preken, exempla, didactische traktaten, heiligenlevens, mirakelverzamelingen en spirituele biografieën.Ga naar voetnoot18 Deze teksten zijn doorgaans opgesteld door en voor Latijns geschoolde mannelijke clerici en dus androcentrisch, klerikaal en elitair. Vrouwelijke auteurs die in het Latijn schrijven, vinden we niet terug in de bestudeerde regio en periode maar het klerikale karakter, het elitarisme en het androcentrisme van de teksten wordt wel in zekere mate gerelativeerd door het feit dat zij zich vaak ook tot een breder publiek - waartoe ook leken en meerbepaald vrou- | |
| |
wen wen behoren - richten, of althans daarover informatie verschaffen.Ga naar voetnoot19
De bestudeerde teksten bieden de mogelijkheid om zowel praktijken uit het dagelijkse leven als - al dan niet expliciet of impliciet normerende - opvattingen en ideaalbeelden te bestuderen. Hoewel ik me in dit artikel concentreer op teksten uit de dertiende eeuw, ben ik mijn onderzoek begonnen met de spreekwoorden. Die zijn doorgaans niet exact te dateren of te lokaliseren maar ik ga ervan uit dat zij een overzicht bieden van die opvattingen en ideeën die in dé middeleeuwse samenleving zo gemeengoed zijn dat ze in deze kernachtige vorm de ronde doen. Precies daarom wil ik ze gebruiken als achtergrond voor de andere teksten.Ga naar voetnoot20
Wat de ontelbare Latijnse - vaak onuitgegeven - preken betreft: in dit artikel besteed ik enkel aandacht aan een belangrijk retorisch onderdeel ervan namelijk de exempla, die we trouwens ook in allerlei didactische traktaten aantreffen. Zij vormen een uiterst interessante bron voor de vrouwenhistoricus/a omdat de auteurs via deze korte, stichtelijke verhaaltjes een dogmatische waarheid of een religieuze norm concreet proberen te illustreren. In het kader van de hierbij nagestreefde waarheidsgetrouwheid komen veel verwijzingen naar het dagelijkse leven voor; Hervé Martin noemt exempla precies daarom ook ‘un grand livre du quotidien’ dat bij uitstek zicht biedt op ‘le temps long de l'époque médiévale’.Ga naar voetnoot21 Ook in heiligenlevens vindt men die drang naar waarachtigheid terug in het realistische kader dat gecreëerd wordt om de wonderbaarlijke gebeurtenissen rond de heilige (m/v) aanvaardbaar te maken.Ga naar voetnoot22 Terwijl de heilige zelf de heersende heiligheids- en perfectienormen belichaamt, kan de hagiograaf ook aan de hand van andere personages, bijvoorbeeld personen betrokken bij wonderen, allerlei deugden en ondeugden
illustreren.Ga naar voetnoot23 Een speurtocht in opvoedingstraktaten tenslotte die aan vrouwen gericht zijn of over hun opvoeding handelen, verschaft natuurlijk in de eerste plaats zicht op normen, maar net zoals in preken kan de toenmalige dagelijkse werkelijkheid er ook in aanwezig zijn als bekritiseerde praktijk of als terloopse vermelding.
| |
Reizen en gender in dé Middeleeuwen
De spreekwoorden leren vooral dat men van rondzwerven, reizen en op bedevaart gaan weliswaar veel bijleert maar dat men er niet rijk, beroemd of heilig van wordt.Ga naar voetnoot24 Ook
| |
| |
de modaliteiten van het op reis gaan komen aan bod bijvoorbeeld het nut van geld, het belang van betrouwbaar gezelschap of het feit dat men best niet met drie reist en liefst niet 's nachts.Ga naar voetnoot25 Mogelijke gevaren waarmee de reiziger, die duidelijk mannelijk geconnoteerd is, volgens de spreekwoorden kan geconfronteerd worden zijn rovers, verleidelijke vrouwen en bedrieglijke gastheren.Ga naar voetnoot26 Over reizende vrouwen worden geen uitspraken gedaan; wel zijn er verschillende spreekwoorden die erop wijzen dat rondzwerven en maagdelijkheid gewoonlijk niet
samengaan.Ga naar voetnoot27 Courtisanes lopen rond in dorpen en op kruispunten,Ga naar voetnoot28 maagdelijke meisjes en deugdzame echtgenotes blijven het best zo veel mogelijk thuis.Ga naar voetnoot29 Er bestaat ook een duidelijke oppositie tussen de publieke, mannelijke sfeer die met Helena geassocieerd wordt en de private, vrouwelijke sfeer van Hecuba.Ga naar voetnoot30 Het bewaken van de kuisheid van dochters en echtgenotes is gericht op het vermijden van oneer en schande en wordt beschouwd als een lastige taak voor ouders en echtgenoot.Ga naar voetnoot31 Of vrouwen tegen zichzelf moeten beschermd worden
| |
| |
of tegen de gevaarlijke buitenwereld wordt niet geëxpliciteerd. De visie op vrouwen in de spreekwoorden is sowieso niet uitsluitend negatief en ook over mannen worden negatieve uitspraken gedaan.Ga naar voetnoot32 Een clericus bijvoorbeeld wordt als een gevaarlijke gast beschouwd voor wie een mooie echtgenote of een maagdelijke dochter heeft.Ga naar voetnoot33
| |
Jonge meisjes moeten bewaakt en verborgen gehouden worden
Een interessante dertiende-eeuwse didactische tekst die veel van de hierboven geschetste opvattingen verwoordt, is het opvoedingstraktaat De eruditione filiorum nobilium, opgesteld door de Dominicaan Vincentius van Beauvais (†1264) en opgedragen aan Lodewijk IX. De laatste kapittels van dit traktaat zijn immers gewijd aan de opvoeding van meisjes. Voor Vincentius moet hun opvoeding in eerste plaats moreel zijn en quasi volledig gericht op het bewaren van wat als de kostbaarste schat van de meisjes wordt beschouwd, namelijk hun virginiteit en kuisheid.Ga naar voetnoot34 Uit kapittel 42 De puellarum custodia et absconsione (over het bewaken en verbergen van jonge meisjes), blijkt dat deze bezorgdheid, net zoals in de spreekwoorden, vooral geïnspireerd is door het belang van de eer van de familie en die van het meisje zelf. Aan de hand van de commentaar van de kerkvaders - hoofdzakelijk Ambrosius en Hieronymus - maakt Vincentius duidelijk dat jonge meisjes zo veel mogelijk thuis moeten blijven, dat ze in de gaten gehouden moeten worden en gedisciplineerd opgevoed om te vermijden ‘dat ze zelf begeerte voelen of die bij anderen opwekken’. Vooral een eventuele zwangerschap voor het huwelijk zou immers veel schande meebrengen voor de familie en allerlei problemen voor haarzelf.Ga naar voetnoot35
Tegenvoorbeeld is de figuur van Dinah (Genesis 34, 1-3) die verkracht is door de koningszoon Sychem toen zij haar ouderlijk huis verliet ‘om op bezoek te gaan bij de meisjes van haar streek’.Ga naar voetnoot36 Zij werd al door Hieronymus ter sprake gebracht om jonge meisjes er toe aan te zetten thuis te blijven, weg van de publieke sfeer. In de twaalfde eeuw zijn Dinahs lotgevallen gebruikt als argument voor de actieve clausuur in
| |
| |
vrouwenkloosters.Ga naar voetnoot37 Een ander negatief antecedent dat door Vincentius aangehaald wordt, is de mulier garrula et vaga uit de Proverbia 7, 10-12, de praatzieke, hoerige en weerspannige vrouw die niet kan thuisblijven maar rondzwerft over straten en pleinen.Ga naar voetnoot38 Navolgenswaardige voorbeelden vormen de schroomvolle maagd Maria en de jonge Sarah.Ga naar voetnoot39 Hoewel Vincentius dus wel aandacht besteedt aan ‘vrouwelijke mobiliteit’ in ruime zin, bevat zijn traktaat geen concrete inlichtingen over vrouwen en reizen. Ik hoop hierover meer informatie aan te treffen in het Speculum dominarum dat Durand de Champagne (†1340) schreef voor Johanna van Navarra (†1305), de dochter van Blanche van Artois en van de koning van Navarra, Hendrik de Dikke.Ga naar voetnoot40
| |
De ‘exemplarische’ reiziger
In de exempla die ik tot nu toe bestudeerd heb, komen geen expliciete normen voor voor de verplaatsingen van leken en semi-religieuzen, enkel voor die van mannelijke religieuzen. De Dominicaan Thomas van Cantimpré (†1263/72), bijvoorbeeld, wijdt in zijn Miraculorum et exemplorum memorabilium sui temporis libri duo verschillende kapittels aan de beperkingen op het vlak van de mobiliteit van abten en kloosterlingen. Zo mogen kloosterlingen het klooster enkel verlaten met toestemming van de abt en nooit alleen;Ga naar voetnoot41 een abt van zijn kant moet dwingende redenen hebben om ‘de gevaarlijke wereld’ in te gaan en liefst beschermd worden door de gebeden van zijn kloosterlingen.Ga naar voetnoot42 Lekenreizigers en -pelgrims verschijnen gewoonlijk wanneer de auteurs allerlei andere kwesties willen concretiseren aan de hand van hun lotgevallen, bijvoorbeeld de machinaties van de duivel;Ga naar voetnoot43 het belang van de biecht;Ga naar voetnoot44 de hulp die Maria biedt aan haar vereerders.Ga naar voetnoot45
| |
| |
De reis bij uitstek in de exempla is de peregrinatio maior, de pelgrimage naar Jeruzalem, Rome, Santiago de Compostela of Mont St.-Michel.Ga naar voetnoot46 De vrome deelname aan een dergelijke dure, lastige en gevaarlijke onderneming wordt beschouwd als een belangrijke spirituele verdienste, een manier om boete te doen en ‘het vlees’ te versterven.Ga naar voetnoot47 Toppunt van gelukzaligheid is onderweg naar of na aankomst in het bedevaartsoord zelf te sterven.Ga naar voetnoot48 Als deelnemers aan deze vrijwillige pelgrimstochten voeren de exempla doorgaans mannen op,Ga naar voetnoot49 vrouwen worden hoofdzakelijk geassocieerd met lokale bedevaarten die om velerlei devotionele redenen ondernomen worden, bijvoorbeeld om wonderen af te smeken of te danken voor verkregen hulp.Ga naar voetnoot50 Toch blijken vrouwen, als we mogen afgaan op het getuigenis van de exempla, ook verre reizen ondernomen te hebben. Soms was dit geen kwestie van vrije keuze; een aantal exempla beschrijven vrouwen aan wie omwille van moord of ontucht een boetebedevaart naar Rome is opgelegd door hun biechtvader.Ga naar voetnoot51 De vrouw van een woekeraar uit Luik zou volgens Caesarius van Heisterbach (†1240) wel op eigen initiatief naar Rome gereisd zijn: omdat de bisschop zich er tegen verzette om haar echtgenoot op het kerkhof te laten begraven, wilde zij hiervoor van de paus toestemming krijgen.Ga naar voetnoot52
Het is een bekend gegeven dat de kerkelijke autoriteiten in de dertiende eeuw op allerlei manieren de mobiliteit van vrouwelijke religieuzen en semi-religieuze vrouwen probeerden te beperken, precies op het moment dat het nieuwe spirituele ideaal voor mannen er een van actief apostolaat was.Ga naar voetnoot53 Ik kom hier nog op terug bij de be- | |
| |
spreking van de heiligenlevens. Ook Thomas van Cantimpré suggereert dat semi-religieuze vrouwen best niet te veel rondlopen. In een verhaaltje waarmee hij wil illustreren dat het beter is al in het heden boete doen dan in de toekomst, vermeldt hij immers dat de begijnen van Nijvel rond het jaar 1226 huiduitslag (ignis sacer) kregen op de lichaamsdelen waarmee ze het meest gezondigd hadden; wie bijvoorbeeld te veel gepraat had werd aan de tong getroffen, wie te veel rondgezworven had, aan de voeten of scheenbenen.Ga naar voetnoot54 Caesarius van Heisterbach tenslotte illustreert in een exemplum uit de rubriek over de biecht in de Dialogus Miraculorum de eerder vermelde visie dat jonge meisjes goed beschermd moeten worden. Hij vertelt immers dat een priester uit Bonn zijn mooie dochter in een toren opsluit om haar kuisheid te beschermen tegen de verleidingspogingen van allerlei jonge mannen, in het bijzonder van de plaatselijke kanunniken.Ga naar voetnoot55
In het zo net aangehaalde exemplum wordt het meisje duidelijk als slachtoffer voorgesteld maar in andere exempla worden vrouwen - al dan niet als duivels instrumentGa naar voetnoot56 - als een bedreiging beschouwd voor de kuisheid van mannelijke reizigers.Ga naar voetnoot57 Ook andere gevaren en problemen waarmee reizigers geconfronteerd kunnen worden, komen nu en dan aan bod;Ga naar voetnoot58 men loopt altijd de kans te verdwalen, aangevallen, vermoord, bestolen, valselijk beschuldigd of bedrogen te worden.Ga naar voetnoot59 Vooral bossen worden als uiterst gevaarlijke plaatsen beschouwd; zij zijn immers de verblijfplaats van demonen, rovers en moordenaars.Ga naar voetnoot60 Hoewel de meeste problemen en gevaren in se
| |
| |
genderneutraal zijn, is dé reiziger in de exempla duidelijk een volwassen man.
De auteurs illustreren ook herhaaldelijk dat vrome reizigers weliswaar door de duivel en zijn demonen kunnen lastig gevallen worden maar dat zij - al dan niet in ruil voor gebeden of aalmoezen - ook kunnen rekenen op hulp van bovenaf.Ga naar voetnoot61 Een mooi voorbeeld hiervan is opnieuw een anekdote van Thomas van Cantimpré, dit maal over twee vrome Brabantse ‘maagden’ die verdwaald zijn op weg van Nijvel naar Lillois. Wanneer de vrouwen merken dat ze zich vlakbij een woud bevinden, beginnen zij te wenen, maar gelukkig verschijnt op dat moment een in het wit geklede jongeman die hen de weg wijst.Ga naar voetnoot62 Dergelijke hulp is voor Thomas niet genderbepaald: in het onmiddellijk daarop volgende exemplum beschrijft hij hoe een engel in pelgrimskledij twee Dominicanen troost en helpt die ongerust zijn of ze wel aan een lunch zullen geraken.Ga naar voetnoot63
De exempla getuigen tenslotte ook van het feit dat de speciale status van de pelgrim soms misbruikt werd door personen met minder vrome bedoelingen.Ga naar voetnoot64 Etienne de Bourbon (†1261) vermeldt bijvoorbeeld dat de Waldenzers, die al prekend rondzwerven (per villas discurrentes et domos penetrantes et in plateis predicantes), pelgrimskledij en -insignes als vermomming gebruiken (habitum et signaculi peregrini). Hij vertelt ook een anekdote over een vrouw die haar dochter naar een ketterse gemeenschap gebracht had, maar die aan haar buren zei dat ze met het kind op bedevaart gegaan was en dat het ter plaatse gestorven was.Ga naar voetnoot65 In de ‘fabliaux’ en de ‘novella's’ worden bedevaarten
| |
| |
beschouwd als de ideale gelegenheid voor vrouwen om op reis te gaan en vooral als een ideale dekmantel voor seksuele escapades.Ga naar voetnoot66 Die opvatting vinden we niet terug in de exempla, maar Jacques de Vitry vertelt wel een humoristische anekdote waarin een man op bedevaart vertrekt om weg te zijn van zijn zeurende vrouw.Ga naar voetnoot67
| |
Ideale meisjes en vrome vrouwen
Bij de bespreking van de spreekwoorden en het opvoedingstraktaat van Vincentius van Beauvais bleek al dat men het voor deugdzame meisjes en echtgenotes beter vindt wanneer ze, zoals Maria, binnenshuis blijven in plaats van zoals Dinah op straat rond te zwerven. De jonge vrouwelijke heilige belichaamt het ideale meisje en brengt deze raadgevingen in de praktijk.Ga naar voetnoot68 De hagiografen maken ook duidelijk dat meisjes en vrouwen er ook in het kader van de armoedebeweging niet toe gestimuleerd werden om al rondtrekkend ‘naakt de naakte Christus te volgen’.Ga naar voetnoot69 Wat gesuggereerd werd in de hierboven aangehaalde anekdote van Thomas van Cantimpré over de begijnen van Nijvel, wordt in de heiligenlevens geëxpliciteerd. In het leven van Margareta van Ieper (†1237), bijvoorbeeld, schrijft diezelfde Thomas dat haar biechtvader haar regelmatig verplichtte naar huis terug te keren wanneer ze op bedeltocht ging nadat ze ontsnapt was aan het toezicht van haar moeder en tantes.Ga naar voetnoot70 De hagiograaf van Ida van Leuven (†1290) tenslotte vertelt dat haar verwanten toen de heilige in lompen gehuld als een bedelares begon rond te dwalen, dachten dat ze echt gek geworden was en dat ze haar daarom vastketenden.Ga naar voetnoot71 Dat men bij de beperking van de bewegingsvrijheid van deze
| |
| |
vrouwen, vooral de bescherming van hun kuisheid voor ogen had, wordt gesuggereerd door Petrus van Dacië, de biograaf van Christina van Stommelen (†1312). Volgens hem was de heilige zich bewust van de gevaren die de kuisheid bedreigen van jonge meisjes die hun veilige thuis verlaten. Hij vertelt immers dat Christina, toen ze samen met een andere vrouw op weg was naar Keulen om zich bij de plaatselijke begijnengemeenschap aan te sluiten, schrik had dat haar gezellin haar zou verraden en haar naar ‘een eerloze plaats zou brengen waar iets beschamends zou kunnen gebeuren’.Ga naar voetnoot72
De genderneutrale gevaren en ongemakken van het reizen komen ook in de heiligenlevens hier en daar aan bodGa naar voetnoot73 . Een aantal hagiografen gaat bovendien ook iets uitvoeriger in op het gevaar dat reizende vrouwen lopen om verkracht te worden. Johannes, de magister scholarium van Stommelen, bijvoorbeeld, vertelt in zijn verslag over de wederwaardigheden van Christina aan Petrus van Dacië, hoe demonen de heilige naar een woud gebracht hebben dat berucht was om zijn roversbenden. Hij beschrijft hoe de heilige de rovers overgehaald heeft om boete te doen en haalt in die context ook het gedetailleerde overzicht aan dat de rovers gegeven hebben van hun slachtoffers: ze hebben niet alleen veel clerici, handelaars, reizigers en
pelgrims genadeloos beroofd en gedood maar ook een groot aantal meisjes en vrouwen eerst verkracht.Ga naar voetnoot74 De heilige Lutgart van Tongeren (†1246) is volgens Thomas van Cantimpré in haar jeugd zelf met verkrachting in aanraking gekomen; op reis naar haar zus, is zij in een bos immers bijna verkracht door een afgewezen aanbidder. Gelukkig kon Lutgart ontsnappen en onder begeleiding van een engel het huis van haar voedster bereiken. Thomas vermeldt ook dat de mare van haar verkrachting ondertussen echter al de
| |
| |
ronde gedaan had en dat Lutgart scheef bekeken werd. Voor de hagiograaf is het natuurlijk vooral belangrijk om duidelijk te maken dat Lutgart met de hulp van Christus haar onschuld kon bewijzen en zich op die manier van haar schaamte (erubescentia) kon bevrijden (cc6-7 (237-238)).Ga naar voetnoot75 Zijn opmerking verwijst echter onrechtstreeks ook naar de misogyne opvatting, die men in de Middeleeuwen zowel in leken als in ecclesiastische kringen aantreft, dat vrouwen vaak zelf verantwoordelijk zijn voor hun verkrachting.Ga naar voetnoot76
De redenen waarom vrouwen in de heiligenlevens op reis gaan, zijn, net zoals in de exempla, meer van devotionele aard. Caesarius van Heisterbach, bijvoorbeeld, beschrijft in de vita Engelberti hoe Margareta, gravin van Gelre, op pelgrimage gaat naar Keulen om de heilige Engelbertus te danken voor zijn hulp bij haar zware bevalling.Ga naar voetnoot77 De auteur van de vita Godefredi Pachomii zegt dat de moeder van de heilige jaarlijks een pelgrimstocht ondernam van Leuven naar Herent op het feest van de Assumptie of de Annunciatie om haarzelf en haar kinderen aan Maria aan te bevelen.Ga naar voetnoot78 De vrome begijn Marie d'Oignies ging volgens Jacques de Vitry ook elk jaar op bedevaart van Oignies naar Heignes en genoot bijzondere bescherming tijdens die tocht die ze blootsvoets ondernam en in het gezelschap van slechts één dienares.Ga naar voetnoot79 Een licht zorgde er immers voor dat ze niet verdwaalde;Ga naar voetnoot80 engelen ondersteunden haar op de terugweg wanneer ze uitgeput was door vasten
en nachtwaken en op regenachtige dagen zorgden sterren ervoor dat ze niet nat werd.Ga naar voetnoot81 Na haar dood fungeerde Marie trouwens zelf als beschermster van reizigers.Ga naar voetnoot82 Adellijke lekenvrouwen reizen volgens
| |
| |
de hagiografen ook naar verre bestemmingen. Gravin Oda van Heinsberg, bijvoorbeeld, heeft een bezoek aan Gerlacus van Houthem gebracht vanuit verafgelegen gebieden (de remotis partibus) om hem het land rond zijn kluis te schenken.Ga naar voetnoot83
De ascetische en penitentiële dimensie van lange afstandsbedevaarten tenslotte wordt ook benadrukt in de vitae. Zo vermeldt Thomas van Cantimpré, in zijn aanvulling op het leven van Marie d'Oignies, een adellijke vrouw die vrijwillig op boetebedevaart naar Jeruzalem vertrokken is, blootvoets en omgord met een ijzeren ketting.Ga naar voetnoot84 In de vita Fretherici tenslotte trekt de edelvrouw Gertrude samen met haar zwager Asego naar Jeruzalem (comitem se obtulit laboris et itineris) omwille van zijn zielenheil.Ga naar voetnoot85
| |
Tot besluit
Uit de voorafgaande uiteenzetting blijkt dat de informatie over mobiliteit, reizen en gender bijeengesprokkeld moet worden en dat de teksten elkaar zowel overlappen als aanvullen. Zo wordt in de spreekwoorden en het traktaat van Vincentius van Beauvais geen aandacht besteed aan het reizen van vrouwen in de praktijk maar wel aan hun bewegingsvrijheid in het algemeen. In exempla en heiligenlevens worden we zowel met concrete voorbeelden van reizende vrouwen geconfronteerd worden als met vrouwen die in hun mobiliteit beperkt worden of zijn. De auteurs schrijven duidelijk vanuit een klerikaal en androcentrisch standpunt: expliciete normen worden enkel geformuleerd voor mannelijke, religieuze reizigers, een bedevaart vormt in hun ogen dé reis bij uitstek voor leken en de generische reiziger is een volwassen man. Vrouwen worden ook expliciet als een bedreiging voor de kuisheid van reizende mannen beschouwd terwijl dit omgekeerd niet het geval is, hoewel een paar hagiografische teksten wel illustreren dat verkrachting een groot gevaar is voor vrouwen die onderweg zijn. Wanneer de auteurs het dagelijkse leven beschrijven of er althans een waarheidsgetrouw beeld van proberen te schetsen, voeren ze wel regelmatig vrouwen ten tonele die op reis zijn om velerlei redenen en, zeker in het geval van adellijke lekenvrouwen, zelfs naar ver verwijderde bestemmingen. Het feit dat op reis gaan ook voor volwassen vrouwen (nog?) als een vanzelfsprekende, moreel neutrale activiteit wordt beschouwd en dat het hen nergens expliciet verboden wordt,Ga naar voetnoot86 sluit echter niet uit dat de teksten op allerlei manieren suggereren dat de auteurs en de goegemeente die ze beschrijven, het toch beter
vinden als vrouwen zo veel mogelijk binnen zouden blij- | |
| |
ven, in het bijzonder wanneer ze vroom, jong of mooi zijn. Zij lijken op die manier minder de vrouwen als persoon te willen beschermen dan wel hun reputatie en meerbepaald hun maagdelijkheid en kuisheid. In een patriarchale samenleving, waarin vrouwen hoofdzakelijk beoordeeld worden volgens seksueel-morele normen, vormen die immers de voornaamste vrouwelijke deugdenGa naar voetnoot87 of, om de woorden van de onlangs overleden socioloog, antropoloog en filosoof Pierre Bourdieu te parafraseren, ‘een uiterst belangrijke symbolische waarde van vrouwen’.Ga naar voetnoot88 Door deze ‘waarde’ te vrijwaren wil men niet zozeer zondigheid dan wel oneer en schande vermijden, en dit niet alleen voor de vrouwen zelf maar in het bijzonder ook voor (de mannen van) hun familie.Ga naar voetnoot89 De mogelijke beperking van de bewegingsvrijheid van vrouwen lijkt ook in een ander opzicht veeleer profaan dan religieus gemotiveerd te worden; niet de misogyne opvatting dat vrouwen als dochters van Eva meer geneigd zijn tot het kwade lijkt doorslaggevend maar de paternalistische visie dat vrouwen als zwakkere wezens in dit opzicht kwetsbaarder zijn dan mannen.Ga naar voetnoot90
| |
Summary
This article presents some results of research focussing on the mobility of women in the late medieval Low Countries. Using gender as a category, it analyses Latin literature of the 13th century (proverbs, didactic treatises, exempla and saints' lives) for representations of women's mobility and accounts of their travels. Evidence from these sources suggests that it was taken for granted that women did indeed travel, even to distant destinations, and for many different reasons, although the paradigmatic traveller was always thought of as male. At the same time, the texts also testify to a desire to curtail women's freedom of movement, especially when these women were young, beautiful or pious. This desire seems to have been inspired by a secular, paternalistic urge to protect women's virginity and chastity, and to avoid dishonor for both the women themselves and their families.
Adres van de auteur:
Universiteit Gent
Vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis
Blandijnberg 2
b-9000 Gent
| |
| |
| |
Literatuur
Studies
Berings, G., ‘Transport en communicatie in de middeleeuwen’, in: F. Van Hemelrijck (Ed.), Reizen en reizigers in Brabant, Brussel, 1993, 9-55. |
Berlioz, J. & M.A. Polo de Beaulieu, ‘Exempla: A Discussion and a Case Study’, in: J. Rosenthal (Ed.), Medieval Women and the Sources of Medieval History, Athens, 1990, 37-65. |
Berlioz, J., ‘Pèlerinage et pénitence dans le recueil d'exempla d'Etienne de Bourbon (OP † vers 1261)’, in: La faute, la repression et le pardon. Philologie et histoire jusqu' à 1610, Parijs, 1984, 399-412. |
Blamires, A., Woman defamed and woman defended, Oxford, 1992. |
Bourdieu, P., La domination masculine, Parijs, 1998. |
Brémond, C. & J. Le Goff, L'exemplum, Turnhout, 1982. |
Brundage, J., ‘Enclosure of nuns: the decretal Periculoso and its commentators’, in: Journal of Medieval History 20 (1994), 143-155. |
Buuren, A.M.J. van, Eer en schande in enkele laat-midddelnederlandse literaire teksten, in: Soete minne en helsche boosheit. Seksuele voorstellingen in Nederland 1300-1850, G. Hekma & H. Roodenburg (Eds.), Nijmegen, 1988, 23-41. |
Casagrande, C., ‘La femme gardée’, in: G. Duby en M. Perrot (Eds.), Histoire des femmes en Occident. 2: Le Moyen Age, Parijs, 1991, 83-116 |
Casagrande, C., Prediche alle donne del secolo XIII. Testi di Umberto da Romans, Gilberto da Tournai, Stefano di Bourbone, Milaan, 1978. |
Delcorno, C., ‘Gli ordini mendicanti e il pellegrinagio’, in: M. D'Onofrio (Ed.), Romei e Gubilei. Il pellegrinaggio medievale a San Pietro (350-1350), Milaan, 1999, 229-240. |
Dinzelbacher, P., Mittelalterliche Frauenmystik, Paderborn, 1993 |
Finucane, R., Miracles and Pilgrims. Popular Beliefs in Medieval England, Basingstoke, 1977. |
Geyer, I., Maria von Oignies. Ein hochmittelalterliche Mystikerin zwischen Ketzerei und Rechtgläubigheit, Frankfurt am Main, 1992. |
Gijsen, A. van, ‘Love and Marriage: Fictional Perspectives’, in: W. Blockmans en A. Janse (Eds.), Showing Status: Representation of Social Positions in the Middle Ages, Turnhout, 1999, 227-253. |
Gilchrist, R., Gender and material culture. The archaeology of religious women, Londen, 1994. |
Hanawalt, B., ‘At the Margins of Women's Space in Medieval Europe’, in: R.R. Edwards & V. Ziegler (Eds.), Matrons and Marginal Women in Medieval Society, Woodbridge, 1995, 1-17. |
Hasenohr, G., ‘La vie quotidienne de la femme vue par l'Eglise: l'enseignement des “Journées Chrétiennes“ de la fin du Moyen-Age’, in: Frau und Spätmittelalterlicher Alltag, Wenen, 1986, 19-101. |
Heene, K., ‘Ad effusionem sanguinis: zelfpijniging en gender in middeleeuwse heiligenlevens’, in: Queeste. Tijdschrift over Middeleeuwse Letterkunde in de Nederlanden 6 (1999), 1-24. |
Heene, K., ‘Was Medieval Madness gendered? A case study on deviant behaviour in the 12th and 13th century’, in: M. Boone & M. Demoor (Eds.) Charles V in Context: The Making of a European Identity, Brussel, 2001 (indruk). |
Heene, K., The Legacy of Paradise: Marriage, Motherhood and Woman in Carolingian Edifying Literature, Frankfurt am Main, 1997 |
Hentsch, A., De la littérature didactique du moyen âge s'adressant spécialement aux femmes, Genève, 1975. |
Herwaarden, J. van, Opgelegde bedevaarten. Een studie over de praktijk van opleggen van bedevaarten (met name in de stedelijke rechtspraktijk) in de Nederlanden gedurende de late middeleeuwen (ca 1300- ca 1550), Assen, 1978. |
Herwaarden, J. van, ‘Pelgrimages and Social Prestige. Some Reflections on a Theme’, in: G. Jaritz & B. Shuh (Eds.), Wallfahrt und Alltag im Mittelalter und früher Neuzeit, Wenen, 1992, 27-79. |
Hoofsheid is een ernstig spel, samenstelling Th. Meder, Amsterdam, 1988. |
Houts, E. van, Medieval Memories. Men, Women and the Past, 700-1300, Harlow, 2001. |
Howarth, D., Discourse, Buckingham-Philadelphia, 2000 |
| |
| |
Karras, R., Common Women. Prostitution and Sexuality in Medieval England, New York, 1996. |
L'Hermite-Leclercq, P., ‘La femme dans le De regimine principum de Gilles de Rome’, in: J. Paviot & J. Verger (Eds.), Guerre, pouvoir et noblesse au Moyen Age. Mélanges en l'honneur de Philippe Contamine, Parijs, 2000, 471-479. |
Loomis, C., White Magic. An Introduction to the Folklore of Christian Legend, Cambridge (Mass), 1937. |
Lorcin, M. Th., ‘Les voyages neforment que la jeunesse ou le voyage et l'étranger dans les fabliaux’, in: Sénéfiance 2 (1976), 451-472. |
Lorcin, M. Th., Façons de sentir et de penser: les fabliaux français, Parijs, 1979 |
Makowski, E., Canon law and cloistered women. Periculoso and its commentators, 1298-545, Washington, 1997. |
Martin, H., Le métier de prédicateur en France Septentrionale à la fin de Moyen Age (1350-1520), Parijs, 1988. |
Meder, Th., ‘Gepast gedrag. Ethiek en ethische motivatie in de “Boeken van Zeden”’, in: J. Reynaert (Ed.), Wat is Wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde, Amsterdam, 1994, 90-99. |
Meijer, M., In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van representatie, Amsterdam, 1996. |
Miedema, N., ‘Following in the Footsteps of Christ: Pelgrimage and Passion devotion’, in: Alisdair A.e.a. (Eds.), The broken body. Passion devotion in late-medieval culture, Groningen, 1998. |
Miedema, N., Rompilgerführer in Spätmittelalter und Früher Neuzeit: Die ‘Indulgentiae ecclesiarum urbis Romae’, Tübingen, 2002 (indruk). |
Moolenbroek, J. van, Mirakels historisch. De exempels van Caesarius van Heisterbach over Nederland en de Nederlanders, Hilversum, 1999. |
Morrison, S., Women Pilgrims in Late Medieval England. Private Piety as Public Performance, Londen, 2000. |
Murray, J., ‘Thinking about Gender: The Diversity of Medieval Perspectives’, in: J. Carpenter & S.B. Maclean (Eds.), Power of the weak: studies on medieval women, Urbana, 1995, 1-26. |
Newman, B., ‘Flaws in the Golden Bowl: Gender and Spiritual Formation in the Twelfth Century’, in: Traditio 45 (1989-1990), 111-116. |
Ohler, N., ‘Ueberlegungen zum Rechtlichen Status Mittelalterlicher Reisende’, in: Columbeis 5 (1993), 41-66. |
Ohler, N., The Medieval Traveller (transl. Caroline Hillier), Woodbridge, 1989. |
Opitz, C., ‘Contraintes et libertés (1250-1500)’, in: G. Duby en M. Perrot (Eds.), Histoire des femmes en Occident. 2: Le Moyen Age, Parijs, 1991, 277-335. |
Papi, M., ‘Crociati, pellegrini e cavalieri nei sermones di Gilberto di Tournai’, in: Studi Franciscani 73 (1976), 373-409. |
Pieters, J., & H. Vandevoorde, ‘Over de rand van de tekst. Literatuur en representatie’, Centrum voor Cultuurgeschiedenis, Nieuwsbrief 2 (2001). |
Polo de Beaulieu, M.A., ‘Modèles et contre-modèles du pèlerin dans la littérature exemplaire du Moyen Age’, in: P. Sigal (Ed.), L'image du pèlerin au Moyen Age et sous l'Ancien Régime, Gramat, 1994, 143-157. |
Polo de Beaulieu, M.A., ‘Mulier and Femina: The Representation of Women in the Scala Celi of Jean Gobi’, in: J. Rosenthal (Ed.), Medieval Women and the Sources of Medieval History, Athens, 1990, 50-62. |
Prevenier, W., ‘Violence against Women in Fifteenth-Century France and the Burgundian State’, in: B.A. Hanawalt & D. Wallace (Eds.), Medieval Crime and Social Control, London, 1999, 186-203. |
Rapp, F., ‘Neue Formen der Spiritualität im Spätmittelalter’, in: K. Herbers & R. Plötz (Eds.), Spiritualität des Pilgerns. Kontinuität und Wandel, Tübingen, 1993, 39-58. |
Rieger, D., ‘Le motif du viol dans la littérature de la France médiévale entre norme courtoise et réalité courtoise’, CCM 31 (1988), 241-267. |
Schmugge, L., ‘Kollektive und Individuelle Motivstrukturen im Mittelalterlichen Pilgerwesen’, in: G. Jaritz & A. Müller (Eds.), Migration in der Feudalgesellschaft, Frankfurt am Main, 1988, 263-289. |
Schroeder, J., ‘The Rape of Dinah: Luther's Interpretation of a Biblical Narrative’, in: Sixteenth Century Journal 28 (1997), 75-91. |
Schubert, E., Fahrendes Volk im Mittelalter, Bielefeld, 1995. |
Schüppert, H., ‘Frauenbild und Frauenalltag in der Predigtliteratur’, in: Frau und Spätmittelalterlichen Alltag, Wenen, 1986, 103-156. |
| |
| |
Schulenburg, J., ‘Saints’ lives as a source for the history of women, 500-1100’, in: J. Rosenthal (Ed.), Medieval Women and the Sources of Medieval History, Athens, 1990, 285-320. |
Scott, J., ‘Gender: a Useful Category of Historical Analysis’, in: American Historical Review 91 (1986), 1053-1075. |
Sigal, P.A., ‘Les différents types de pèlerinage au Moyen Age’, in: G. Möhler & L. Kriss-Rettenbeck (Eds.), Wallfahrt kennt keine Grenzen, München-Zürich, 1984, 76-86. |
Sigal, P.A., Les marcheurs de Dieu. Pèlerinages et pèlerins au Moyen Age, Parijs, 1974. |
Tobin, R.B., Vincent of Beauvais' ‘De Eruditione Filiorum Nobilium’, New York, 1984. |
Vecchio, S., ‘La bonne épouse’, in: G. Duby en M. Perrot (Eds.), Histoire des femmes en Occident. 2: Le Moyen Age, Parijs, 1991, 117-145. |
Verdon, J., Voyager au Moyen Age, Parijs, 1998. |
| |
Bronnen
Exempla
DM: Strange J., Caesarii Heisterbacensis monachi ordinis cisterciensis Dialogus miraculorum, Keulen, 1851. |
EdB: Lecoy de la Marche A., Anecdotes historiques, légendes et apologues tirés du recueil inédit d'Etienne de Bourbon, Dominicain du XIIIe siècle, publiés pour la Société de l' histoire de France, Parijs, 1877. |
JdV (Crane): Crane, Th., The exempla or illustrative stories from the sermones vulgares of Jacques de Vitry. Edited with introduction, analysis and notes, Londen, 1890. |
JdV (Frenken): Frenken G., Die exempla des Jacob von Vitry. Ein Beitrag zur Geschichte der Erzählungsliteratur des Mittelalter, München, 1914. |
LM: Hilka A., Die Wundergeschichte des Caesarius von Heisterbach. Die beiden ersten bücher des Libri VIII miraculorum, Bonn, 1937. |
TC: Colvenerius, G., Miraculorum et exemplorum memorabilium sui temporis libri duo, Duaci, 1597. |
Spreekwoorden
Singer S., Thesaurus proverbiorum medii aevi. Lexikon der Sprichwörter des romanisch-germanischen mittelalters, Berlijn, 1995-.... |
Walther H., Proverbia sententiaque latinitatis medii aevi. Lateinische Sprichwörter und Sentenzen des Mittelalters in alphabetischer Anordnung, Göttingen 1963-1969 en idem, Proverbia sententiaeque latinitatis medii aevi ac recentioris aevi, in: P.G. Schmidt (Ed.). Lateinische Sprichwörter und Sentenzen des Mittelalters und der frühen Neuzeit in alphabetischer Anordnung, Göttingen, 1982-1986. |
Didactisch traktaat:
Vincentius van Beauvais: Steiner A., De eruditione filiorum nobilium, Cambridge (Mass), 1938. |
Vitae
v. Aleydis, ASS Iun. II (1698) 476-482. |
v. Arnulfi, ASS Iun. V (1709), 606-631. |
v. Christinae Stumbelensis, ASS Iun. IV (1707), 275-454. |
v. et m. Engelberti, F. Zschaeck (Ed.), ‘Leben, Leiden und Wunder des Heiligen Engelbert’, in: A. Hilka, Die wundergeschichten des Caesarius van Heisterbach III, Bonn, 1937, 234-328. |
v. Gerlaci, C. Kneepkens (Ed.), ‘Erasmus Ghoyee, Divi Gerlaci vita et miracula’, in: A. Mulder-Bakker, De kluizenaar in de eik. Gerlach van Houthem en zijn verering, Hilversum, 1995, 148-214. |
v. Godefredi Pachomii, Analecta Bollandiana 14 (1895), 263-268. |
v. Idae de Lewis, ASS Oct. XIII (1883), 100-135. |
v. Idae de Lovanio, ASS April. II (1675), 155-189. |
v. Idae de Nivella, H. Chrysostomus (Ed.), Quinque prudentes virgines, Antverpiae, 1630, 199-297. |
v. Iohannis, Revue d'Histoire Ecclésiastique 76 (1981), 257-316. |
v. Iulianae, ASS April. I (1675), 435-475. |
| |
| |
v. Ivettae, ASS Ian. I (1643), 863-886. |
v. Liutgardis, ASS Iun. III (1701), 234-263. |
v. Margaretae, F. Choquetius (Ed.), Sancti Belgi Ordinis Praedicatorum, Duaci, 1618, 144-200. |
v. Mariae, ASS Iun. IV (1707), 636-665. |
v. Mariae, supplementum, ASS Iun. IV (1707), 666-676. |
|
-
voetnoot1
- Voor mobiliteit als ruime en neutrale term voor allerlei soorten bewegingen in de (sociale) ruimte, zie Berings 1993, 9 en Schubert 1995, 29
-
voetnoot2
- Zie Berings 1993, 11-26 en Schubert 1995, 29-65.
-
voetnoot3
- Zie Berings 1993, 20. Voor een definitie van pelgrimage als ‘het zich door de ruimte verplaatsen naar een als heilig beschouwde plaats’, zie Morrison 2000, 83.
-
voetnoot4
- Dit gebeurde al vanaf de vierde eeuw, zie Sigal 1974, 43-44; idem 1984, 83 en Van Herwaarden 1992, 60 en 76-77.
-
voetnoot5
- Zie Ohler 1989, 187 en Schmugge 1988, 267.
-
voetnoot8
- Zie, bijvoorbeeld Hasenohr 1986, 61-62 en Karras 1996, 135. Opitz 1991, 295, gaat ervan uit dat er gezien de belangrijke economische rol van vrouwen, in de praktijk in de steden ten Noorden van Alpen geen sprake kan geweest zijn van ‘vrouwen aan de haard’. Zij wijst er wel op (p. 309-310) dat vrouwen zich vooral bezig houden met de detailhandel dichtbij huis, terwijl de mannen meer actief zijn in de groothandel en dus ook meer op reis gaan.
-
voetnoot9
- Mijn onderzoek kadert in het VNC-project Itineraria dat het discours over ‘vrouwen en reizen’ bestudeert in de Nederlanden en het Rijnland (regio Keulen) tijdens de late Middeleeuwen (AD 1200-1500). Zowel de Universiteit Gent (Th. de Hemptinne) als de RUGroningen (D. De Boer) en de KuBrussel (J. Janssens) zijn bij dit project betrokken. Aan de RUGroningen bereidt F. Prinsen een doctoraat voor over mobiliteit van vrouwen verbonden met de hoven van Gelre, Holland en Henegouwen. Aan de KUBrussel wordt in de kader van dit project het lopend onderzoek i.v.m. mobiliteit uitgediept in gender-perspectief.
-
voetnoot10
- Vooral de relatie tot het middeleeuwse misogyne discours zal hierbij uitvoerig belicht worden. Voor een overzicht van vrouw(on)vriendelijke themata in de middeleeuwse literatuur, zie Blamires 1992, 83-302.
-
voetnoot11
- Voor een kritische evaluatie van het representatiebegrip, zie Pieters & Vandevoorde 2001 en Meijer 1996, 101 -108.
-
voetnoot12
- Miedema 1998, p. 73-92 bespreekt meditatie over de passie van Christus of over de Romeinse kerken als vorm van spirituele pelgrimage voor kloosterlingen. In haar studie Rompilgerführer in Spätmittelalter und Früher Neuzeit: Die ‘Indulgentiae ecdesiarum urbis Romae’ (in druk), wijdt ze ook een hoofdstuk aan spirituele pelgrimage naar Rome in en buiten het klooster. Terwijl in het eerste geval het accent ligt op het virtueel verrichten van de pelgrimstocht zelf, ligt in het tweede geval de nadruk op mogelijkheden om aflaten te verwerven zonder zich daadwerkelijk ver te verplaatsen. Ik wil Nine hierbij hartelijk bedanken voor het ter beschikking stellen van deze informatie. Voor laat-middeleeuwse alternatieven voor pelgrimstochten, zie ook Rapp 1993, 55-56.
-
voetnoot13
- ZieVecchio 1991, 117-145. Analoog i.v.m. de toename van de kritiek op opsmuk als exponent van een toenemend verlangen naar interiorisering van de vrouw, zie Casagrande 1991, 105-108.
-
voetnoot14
- Gender heeft in mijn bijdrage de betekenis van ‘sociale constructie’, m.a.w. een cultuurgebonden en dus in tijd en ruimte variërende interpretatie en invulling van mannelijkheid en vrouwelijkheid of misschien beter van waargenomen en veronderstelde verschillen en gelijkenissen tussen mannen en vrouwen. Sedert het roemruchte artikel van Joan Scott uit 1987 is men er zich van bewust dat de gender een ordeningsprincipe is met een machtswerking en dat zowel impact heeft op het ideologische niveau, d.w.z. op de symbolen en op de normatieve concepten die in een maatschappij voorkomen, als op haar sociale instituties en op de subjectieve identiteit van haar leden.
-
voetnoot15
- Uit studies als die van Finucane 1977, blijkt dat gender, in combinatie met sociale stand, de afstand van de bedevaarten beïnvloedt, zie Finucane 1977, 166-169 en 184-187.
-
voetnoot16
- Voor een recente studie over middeleeuwse genderopvattingen, zie Murray 1995, 1-26.
-
voetnoot17
- Van Houts 2001, 2-3, wijst op het feit dat een genderinvalshoek belangrijk is maar dat men voor veel onderwerpen vaak eerst nog ‘de vrouwen moet zoeken’.
-
voetnoot18
- Van Buuren 1988, 23, die op zijn beurt naar Van Oostrom verwijst. Voor het samenstellen van het tekstcorpus werd doorgaans de herkomst van de betrokken auteurs uit de Nederlanden en het Rijnland als uitgangspunt genomen. Ook een aantal werken die opgesteld zijn door Parijse universitairen maar die zeker in de Nederlanden verspreid zijn, worden echter bestudeerd, bv. de exempla-collectie van Etienne de Bourbon.
-
voetnoot19
- Voor het gemengde publiek van laatmiddeleeuwse preken, Martin 1988, 557. Voor de verschillende types van informatie in preken, zie Schüppert 129 (norm, bekritiseerde praktijk, terloopse vermelding).
-
voetnoot20
- Algemeen, zie Lexikon des Mittelalters s.v. Sprichwort, 2135-2136. Latijnse spreekwoorden zijn doorgaans ontstaan in het milieu van clerici, studenten en monniken maar geven vaak volkse opvattingen weer. Ze werden als uitermate geschikt beschouwd voor het onderricht van jongeren.
-
voetnoot21
- Voor een bruikbare definitie, zie Brémond & Le Goff 1982, 36-38; voor de exempla als historische bron, ibidem, 79-84. Berlioz & Polo de Beaulieu 1990, 37-43 wijzen specifiek op het belang van exempla als bron voor vrouwengeschiedenis. Voor het belang van de geloofwaardigheid in exempla, zie Martin 1988, 512-515; voor hun belang als bron voor het dagelijkse leven, idem, 517 en 517 n79.
-
voetnoot22
- Persoonlijk denk ik dat de informatie over het dagelijkse leven in het bijzonder betrouwenswaardig is wanneer ze niet rechtstreeks verbonden is met de visies, normen of dogma's die de auteur wil illustreren.
-
voetnoot23
- Zie Schulenburg 1990, 303-304 en Heene 1997, 12-13.
-
voetnoot24
- Zie Walther n 15433: Multa stupenda vident, qui per loca multa vagantur, // Illis ignota, qui semper in ede morantur, n 24315: Qui multum peregrinatur, raro sanctijicatur, n 26300: Raro ditatur, qui per loca multa vagatur; n 26302: Raro divinum via longa facit peregrinum; n 26822a: Resque scurrari per villas atque vagari! // Si vis laudari, disce manere lari. Voor de idee dat God alleen weet wie een goede pelgrim is, zie Walther n 2789, n 10982, n 20178 en n 27652a: Omnipotens Dominus scit, si bonus est peregrinus.
-
voetnoot25
- Walther n 4374: Cum quoque tibi prope vel procul accedit ire // Nomen et esse suum, quo, qua, quis et unde, require!; n 19193: Nummus in exsilio comes optimus estperegrino; n 28867: Si peregre pergas, numque te iunge duobus// Disparibus raro trahitur currus tre bobus; n 28808: Si peregre pergas semper de nocte quiescas// Surge mane, sed hospitium de luce capescas// Inque domum rufi numquam capias tibi pausam;// namque malignandi gerit in se causam; n 33649a: Viro malo ne vie comes fueris! Een aantal van deze waarschuwingen zijn afkomstig uit de Fecunda ratis van Egbert van Luik (11de eeuw) en komen ook voor in het Middelnederlandse etiquetteboekje ‘Het boekje van goede zeden’, zie Hoofsheid is een ernstig spel 1988, 94
-
voetnoot26
- Walther n 9068: Femina formosa meretrix, aqua multa lutosa// Hec duo cumque vago sunt improvisa vorago; n 25721: Qwo videas, iuvenem quod habet senior mulierem, // Hospitium tribui tibi non poscas itineranti; n 28806: Si peregre cupis hospitium, non extrahe nummos!// Quanta tibi fuerit, numeranda pecunia non est; n 39044b: Nudus viator a latrone non timet.
-
voetnoot27
- Walther n 33623a: Virgo ambulatrix raro pudica, n 33633b: Virgo que nimis vagatur, virgo tantum nomine est.
-
voetnoot28
- Zie Singer VI, p. 309 n 27 (Fecunda Ratis): Haec circum pagos et compita currit amica. Voor de associatie tussen als vrouw op straat lopen, in het bijzonder 's nachts, en hoererij in Engelse teksten, zie Karras 1996, 70-71 en 111.
-
voetnoot29
- Walther n 2464: Casta, tacens, residens, operans, pia, prudens// Hos septiformis munere virgo micat; Walther n 22797: Prudentem Deus uxorem legavit in edes;Walther n 29833: Sit simplex, humilis virgo, verecunda, quieta, clausa, metu plena, non desistens operari; Walther n 36643: Intus manere mulierem oportet bonam;Walther n 37454b: In publicum prodire turpe virgini est;Walther n 39840h10b: Quasque manere domi et tacitas decet esse puellas; Walther n 38115f: Maneant domi matrone, publicum nocet; Walther n 38398: Mulier non in civilibus sed in domesticis rebus oportet ingeniosam esse; Walther n 39813n: Pulcherrimum est domi manere virginem. Wanneer een echtgenote ‘rondzwerft’, is dit nefast voor het welzijn van het ‘huishouden’, zie Walther n 19802: Omne bonum in tectis coniunx vagabunda ligurrit. Verschillende spreekwoorden wijzen erop dat het ook voor monniken verkeerd is om rond te zwerven, zie nrs 11704, 18261, 25022 en 28167.
-
voetnoot30
- Bijvoorbeeld n
38115f geciteerd in n 28.
Zie ook Walther n 35139: Bella viri pacemque gerant, quibus arma gerenda// Femina sed fusum pollice docta roteten Walther n 40692: Rem curet domesticam uxor, vir rem curet publicam. Walther nrs 9739, 36999, 37188q4, 37191, 37642g: Helena foris, intus Hecuba. Voor de idee dat rondzwerven gevaarlijk is, zie Walther n 27340: Sepe vagans victum reperit gallina vel ictum en n 28888: Si qua vagatur ovis, perit obruta vulnere quovis. Berthold van Regensburg (†1272) vermeldt ook een kip in een spreekwoord dat bedevaarten van vrouwen afkeurt, zie Singer III, 443 n 1685: volatio galline et peregrinatio femine non sortitur bonam finem. Over dit thema bestaan ook verschillende volkstalige spreekwoorden, zij het niet in het Middelnederlands, ibidem, 443-444.
-
voetnoot31
- Zie Walther n 709: Affirmant multi custodia quod mulierum// Nil valeat; stulti nolunt perpendere verum (zie ook nrs 11445, 24058, 24170); Walther n 5687: Difficile eximias est custodire puellas; n 9494: Filia si tibi sit, custodi pervigil illam// Ne te perpetuum mittat in opprobrium; Walther n 18969: nulla valet tantum custodia de muliere// Cura sui quantum, si gliscit casta manere; Walther n 22966: Que custodis eget, mulier fit pena marito;// Qui nequit uxori fidere, stultus erit; Walther n 270 en n 26413a: Recipiunt dubium casum matura pomella// Sic et adulta facit male custodita puella; Walther n 32398: Ut flos inpratis sic gratia virginitatis // In muliere bona, maribus quoque prima corona; Walther n 38877b5: Non eget custodis uxor, it comes
cui castitas; n 42113: Semper observanda sit coniux sit licet castissima.
-
voetnoot32
- Voorbeelden van vrouw(on)vriendelijke uitspraken zijn bijvoorbeeld Walther n 36024d: Cur minor uxorum est, marium prudentia maior?// Eva fuit coste filia, non capitis; Walther n 5646: Dicta fuit mulier quasi mollior; est tarnen Eva// Non de carne sit sumpta, sed osse viri; n 7719: Est nequam vere, qui turpia de muliere// Dicit; nam vere sumus omne de muliere. Voor mannen als bedreiging voor mooie vrouwen en jonge meisjes, zie Walther n 33633: Virgo puellaris, caveas, ne decipiaris! Masculus est nequam, fallacior omnibus est nam.
-
voetnoot33
- Walther n 29284: Si tibi coniunx formosa vel filia sospes,// Hoe cave, si sapias, ne sit tibi clericus hospes.
-
voetnoot34
- Zie c43 (p. 176-181): De litterali et morali earum instruccione et primo de castitate. Zie ook c51 (p. 211-219): De excellencia virginali. Voor algemene beschouwingen over Vincentius' visie op de opvoeding van meisjes, zie Tobin 1984, 6-7 , 71- 78, 123-130 en haar conclusies 141-142. Prevenier 1999, 188-189 wijst erop dat virginiteit in de praktijk vaak het enige kapitaal was van vrouwen van lagere stand.
-
voetnoot35
- c 42 (p. 173): ut non passim ad choreas vel spectacula vel convivia evagentur, sed in domo custodiantur, ne vagantes concupiscant vel
concupiscantur.... Et siquidem in paternis suis, ut dictum est, inveniatur gravida, parentibus acquirit opprobrium et a viro meretur repudium, sibi quoque legem mortis iudicium; ibidem (p. 174): Ideoque recte scriptura parentes solicite filiam virginem custodire monet ac cum disciplina nutrire, ne lascivie vel voluptati frena relaxet vel aliqua occasione sibi atque parentibus infamie prestet. Dit is wat Tobin (p. 73 en p. 148) de dubbele verantwoordelijkheid van vrouwen noemt: zij zijn zowel verantwoordelijk voor hun eigen gedrag als voor het effect ervan op anderen.
-
voetnoot36
- c 42 (p. 174-175). Thomas van Cantimpré (TC lb 2, 3, 4 (p. 103)) vermeldt Dinah in zijn Miraculorum et exemplorum memorabilium sui temporis libri duo als tegenvoorbeeld voor kloosterlingen die op pelgrimage willen gaan.
-
voetnoot37
- Zie Schroeder 1997, 776-780 en Newmann 1989-1990, 119 die er ook op wijzen dat Dinah volgens bepaalde middeleeuwse theologen haar verkrachting geprovoceerd heeft. Thomas van Cantimpré vermeldt dat Dinah inderdaad met geweld verkracht werd maar dat ze zich daarna toch liet verleiden door de vleierijen van Sychem en Hemor, zie TC lb 2 c3, 4 (p. 103) Voor de opvatting dat vrouwen er zelf voor verantwoordelijk zijn wanneer ze verkracht worden, zie infra n 76.
-
voetnoot38
- Casagrande 1991, 98 wijst erop dat Dinah en de vrouw uit de Proverbia gedurende de hele late Middeleeuwen als niet na te volgen voorbeelden gebruikt worden voor zowel lekenvrouwen als monialen.
-
voetnoot39
- Ibidem (175-176). Voor zover we kunnen afgaan op de conclusies die Casagrande trekt op basis van een aantal ad status preken van Humbert van Romans (†1277) en Guibert van Doornik (†1284), valt hun visie grotendeels samen met het door Vincentius geschetste beeld, zie Casagrande 1978, XII en XXXIII-XXXIV.
-
voetnoot40
- Hentsch 1975, 100 vermeldt dat in dit werk o.a. ingegaan wordt op de
reizen die de koningin maakt in de context van liefdadigheid.
-
voetnoot41
- Zie TC, lb 2 c11, 2 (p. 152-154). Het feit dat een monnik de formele toestemming van zijn overste nodig heeft om het klooster te verlaten, wordt ook geïllustreerd in LM lb 1 c18 (40-41). Voor de gevaren voor wie alleen rondtrekt, zie TC lb 2 c11, 2 (p. 153-154): Credo solis, id est sine socio foris ambulantibus, mille infortunia, & plura quam credi potest, saepius occurrisse. Thomas van Cantimpré (TC lb 2 c57, 36 (p. 471-472)) raadt de broeders aan om in elkaars buurt te blijven vooral met het oog op de mogelijke bedreigingen voor hun kuisheid. Ook Tobin 1984, 23 wijst op het belang van regels op het vlak van rondreizen voor de Dominicanen met het oog op ‘temptations of chastity’.
-
voetnoot42
- See TC lb 1 c12, 3 (p. 41); lb1 c18, 1 (p. 52-54); lb 1 c19, 1-3 (p. 56-57).
-
voetnoot43
- Zie bijvoorbeeld DM, dist. 5, c38 (lb1, p. 324): Pro Christo et pro peccatis suis peregrinari volentes retrahunt en voor concrete
voorbeelden, zie infra n 61.
-
voetnoot44
- Zie LM lb 1 c29 (p. 54) en EdB c183 (p. 160).
-
voetnoot46
- Jeruzalem: TC lb 1 c25, 5 (p. 85); TC lb 2 c40, 3 (p. 328-329); TC lb 2 c40, 4 (p. 329-330); TC lb 2 c40, 4 (p. 329-330); TC lb 2 c43, 32 (p. 426); DM dist. 10, c9 (lb 2, p. 218-219); DM dist. 12, c9 (lb 2, p. 323). Rome: DM dist. 5, c37 (lb 1, p. 321); TC lb1 c12, 2-3 (p. 40-41); TC lb 2 c29, 15 (p. 240-243); EdB c167 (p. 144). Santiago: JdV (Frenken), c64 (p. 128-129); JdV (Crane) c205 (p. 85-86); LM lb 2 c27 (p. 108); DM dist. 5, c39 (lb 1, p. 324); DM dist. 8, c58 (lb 2, p. 130-131). Mont St.- Michel: JdV (Frenken) c104 (p. 48); EdB c114 (p. 99). Voor pelgrimage als bron voor metaforen en exempla, zie Martin 1988, 418.
-
voetnoot47
- Etienne de Bourbon (EdB cc192-197 (p. 167-174): Sextus titulus pertinens ad satisfacionem et carnis macerationem) beschrijft zeven normen en zes motieven voor een waardige pelgrimage. Voor een uitvoerige bespreking van deze passage, zie Berlioz 1984. Voor het belang van de penitentiële waarde van pelgrimage in dertiende-eeuwse sermones ad status en exempla, zie Delcorno 1999, 229-231. Voor een concreet voorbeeld van een preek over deze thematiek, zie ook Guibert van Doornik, Ad peregrinos sermo c 1 (Papi 1976, p. 397). Guibert haalt ook de bijzondere affectie van God voor pelgrims aan (Ad Peregrinos sermo c2 (Papi 1976, 398) met verwijzing naar Dt. 10: Dominus amat peregrinum en Ex. 23: Peregrino molestus non eris). Voor concrete illustraties hiervan, zie bijvoorbeeld JdV
(Crane) c104 (p. 48); c132 (59); c133 (p. 59).
-
voetnoot48
- TC lb 1 c25, 5 (p. 85): de viro qui Christo compatiendo obiit.
-
voetnoot49
- De sociale klasse van ‘lange afstand pelgrims’ wordt doorgaans niet vermeld, hoewel soms naar hun financiële welstand verwezen wordt, zie JdV (Crane) c205 (p. 85-86) (dives); DM dist. 5, c39 (lb1, p. 324) (cives Colonienses, divites et honesti). Rekening houdend met de kosten van een dergelijke expeditie kan men aannemen dat deze pelgrims - voor zover zij niet tegen betaling als plaatsvervanger fungeerden - inderdaad tot de sociale elite behoorden, zie ook Martin 1988, 418-419.
-
voetnoot50
- Voor devotie in het algemeen, zie TC lb 2 c29, 15 (p. 241); om de genezing van een kind af te smeken, zie DM dist. 6, c22 (lb 1, p. 375); omwille van het zielenheil van een echtgenoot, zie DM dist. 12, c7 (lb2, p. 323); omwille van genezing, zie EdB c110 (p. 97-98).
-
voetnoot51
- Zie TC lb 2 c29, 15 (p. 240-243) waar een non naar Rome gestuurd wordt om bij de paus absolutie af te smeken omdat ze het kind verdronken heeft dat haar vader bij haar verwekt had. Zie ook EdB
c456 (p. 394) waar de vroegere maîtresse van een edelman door haar biechtvader begeleid wordt op een boetebedevaart naar Rome. Voor algemene informatie over kerkelijke boetebedevaarten, zie Sigal 1974, 17-19 en Van Herwaarden 1978, 29-47.
-
voetnoot53
- Zie Makowski, 1997, 12-20 en 31-34. Specifiek voor de kritiek op rondzwervende, bedelende begijnen en de pogingen om hen in een klooster op te sluiten, zie Dinzelbacher 1993, 37-38, 50 en 57-58. Gezien het belang van de stabilitas loci heeft de term gyrovagus in de monastieke traditie doorgaans een negatieve connotatie (cf. RB c 1) maar de Dominicaan Thomas van Cantimpré vindt het niet erg dat zijn ordegenoten gyrovagi genoemd worden, zie TC lb 2 c3, 4 (p. 103).
-
voetnoot54
- TC lb 2 c51, 12 (p. 395)): Proinde circa annum incarnationis Dominici MCCXXVI, res mirabilis accidit in oppido Nivellensi. In hac urbe, ut pluribus adhuc viventibus notum est, mulierum devotarum, quae Beghinae dicuntur, nunc late diffusa per orbem religiositas inchoavit. Harum perplures quae magis spirituales erant igne sacro acriter sunt accensae, & hoc in membris tantum in auibus magis peccaverant postquam ad agnitionem venerant veritatis. Aliae in lingua, contra ingluviem vel loquacitatem,
aliae in auribus, contra susurrium: aliae in manu, contra opus illicitum vel contactum: aliae in pede vel tibia, contra immoderatum discursum... & hoc per tempus, secundum magis aut minus quod peccatis & negligentiis fuerant irretitae.
-
voetnoot55
- DM dist. 3, 8 (lb 1, p. 121). De inspanningen van de vader zijn echter tevergeefs want het meisje wordt verleid door een incubus en zal uiteindelijk waanzinnig worden. Voor het opsluiten van vrouwen, zie ook DM dist. 11, c29 (lb 2, p. 294) waar een kanunnik een mooie weduwe opsluit omdat hij op haar verliefd geworden is. EdB c456 (p. 394) vermeldt een bekeerde hoer die door haar biechtvader opgesloten wordt om te voorkomen dat ze opnieuw in zonde zou vervallen.
-
voetnoot56
- DM dist. 5, c51 (lb 1, p. 335); DM dist. 7, c16 (lb 2, p. 18).
-
voetnoot57
- Zie TC lb 2 c11, 2 (p. 152-154): ubicunque femine sunt, invicem vestram pudicitiam custodite ... nec socius socium debet deserere, maxime in colloquio mulieris, nisi alter alterum, videat colloquentem.Voor vrouwen als morele bedreiging in de exempla in het algemeen, zie bijvoorbeeld Karras 1996, 106-111. Ook Guibert van Doornik vermeldt de meretrices in zijn overzicht van de gevaren die de eerbaarheid (honestas) van de pelgrim bedreigen, zie Papi 1976, 397 (Ad Peregrinos sermo c1).
-
voetnoot58
- Voor een overzicht van de gevaren die middeleeuwse reizigers bedreigen, zie Sigal 1974, 66-67 en Verdon 1998, 53-87. Voor concrete voorbeelden, zie DM dist. 7, c38 (lb 2, p. 53-54) (piraten); JdV (Crane) c104 (p. 48) (moordenaars); JDV (Crane) c56 (p. 27) (rovers).
-
voetnoot59
- In DM dist. 4, c100 (lb 1, 271) wordt een Cisterciënzer lekenbroeder 's nachts verleid door de dienstmeid van zijn gastheer. Voor een bedrieglijke herbergier, zie JdV (Crane) c310 (p. 130). Voor voorbeelden van reizigers die het slachtoffer worden van valse beschuldigingen van diefstal, zie DM dist. 6, c25 (lb1, p. 377-378) en DM dist. 8, c58 (lb 2, p. 130). Voor verdwaalde reizigers, zie EdB c180 (p. 157-158) en JdV (Frenken) c3 (p. 95-97). In het
laatst vermelde exemplum vinden monniken die verloren gelopen zijn logies in een abdij bewoond door demonen.
-
voetnoot60
- Zie Ohler 1993, 55 en Verdon 1998, 62. Voor concrete voorbeelden, zie bijvoorbeeld, EdB c30 (p. 37) (demonen); ibidem c79 (p. 75) (gevallen engelen); JdV (Crane) c104 (p. 48) (rovers-moordenaars). Aan verkrachting als genderspecifiek gevaar voor de vrouwelijke reiziger, wordt geen expliciete aandacht besteed. In een exemplum van Etienne de Bourbon probeert de duivel in de gedaante van een jonge man een meisje te verkrachten in een bos. Hij verdwijnt wanneer het meisje ‘Ave, Maria’ begint te roepen (EdB c108 (p. 96-97)). Voor een geval van verkrachting van een gehuwde, adellijke pelgrim in een dertiende-eeuwse novelle, zie Rieger 1988, 266.
-
voetnoot61
- Voor spirituele hulpmiddelen in het algemeen, zie Verdon 1998, 87-92. Voor een concreet voorbeeld van de inmenging van de duivel, zie DM 5, c39 (lb 1, p. 324): De diabolo, qui visus est seminare discordiam inter duos peregrinos amicos. Voor een exemplum waar de duivel de vervulling van een bedevaartsgelofte probeert te verhinderen, zie DM dist. 5, c42 (lb 1, p. 326-327). Zie ook TC lb 2 c57, 35 (p. 471) waar een demon de gedaante aanneemt van een Dominicaan om te proberen diens reisgezel in moeilijkheden te brengen. Voor gebeden tot Maria om een storm te bedaren, zie DM dist. 7, c38 (lb2, p. 53-54). Men kan ook voor het welzijn van een andere reiziger bidden, zie TC lb 1 c12, 2-3 (p. 39-41). In dit exemplum, dat kadert in een overzicht van de verplichtingen van de kloosterlingen t.o.v. hun overste, wordt beschreven hoe een ridder probleemloos kan reizen zolang een arme man, hiertoe overgehaald in ruil voor voedsel, voor hem bidt. Het exemplum besluit met de volgende woorden: Discant ... subditi praelatum suum foris ad negocia procedentem precibus tueri, & cordis compassione iuvare.
-
voetnoot62
- Dit exemplum maakt deel uit van de sectie ‘over het geluk en de vreugde van vrome zielen’ (De
felicitate & gaudio sanctarum animarum), zie TC lb 2 c54, 10 (p. 434-435): Elizabeth de Gravio apud Nivellam in Brabantia virgo devotissima fuit. Haec cum socia devota et bona ... de Nivella in Lenlos ad duo fere milliaria properabat: et contigit eis in via, quod devia sunt secutae. Pavefactae ergo propter silvam proximam, flere coeperunt. Quibus flentibus vehementer, subito iuvenis apparuit coram eis. Erat autem iuvenis,... crine crispo, & croceo, alba indutus tunica, et albo pariter collobio superducto. Salutatis autem illis ab eis, quo pergerent, inquisivit. Respondentibus vero eis in Lenlos ire vellemus, si viam sciret inquirunt. Et ille: Scio, inquit, me sequimini. Illo igitur cum silentio praecedente, sequuntur & illae. ... At ubi properantes, viderunt villam, subito in ictu oculi, ductorem iuvenem perdiderunt.
-
voetnoot63
- Zie TC lb2 c54, 11 (p. 435-436) (De duobus Fratribus Predicatoribus, cum anxii essent de prandio, ab angelo confortatis). Zie ook JdV (Frenken c4 (p. 98) waar een engel een vrome leek naar een herberg brengt die uitgebaat wordt door Maria en Jezus. Aangezien het gebruikelijk was voor middeleeuwers om de hulp van engelen te bidden, mag men er van uitgaan dat de vermelding van een behulpzame engel zeker niet alleen een literair thema was, zie Ohler, 1989, p. 132 en idem, 1993, p. 48. Voor het reciteren van psalmen als wapen tegen rovers, zie DM dist. 5, c55 (lb 1, p. 338).
-
voetnoot64
- Zie bijvoorbeeld Sigal 1974, 143 en Ohler, 1993, 151.
-
voetnoot65
- Zie EdB c342 (p. 293) en EdB c340 (p. 289). DM dist. 6, c25 (lb1, p. 377-378) vermeldt zowel een dief die zich als pelgrim vermomd heeft als een echte pelgrim die valselijk van diefstal beschuldigd wordt. Ook Guibert van Doornik (Ad peregrinos sermo c 2 (Papi 1976, 399-400)) wijst erop dat rovers zich soms als pelgrims vermommen.
-
voetnoot66
- Zie Lorcin 1976, 464-465 en Van Herwaarden, 1992, p.78. Dit thema komt ook voor in Engelse profane teksten, zie Morrison 2000, 112-116.
-
voetnoot67
- Zie JdV (Frenken) c64 (p. 128-129). In de ‘fabliaux’ wordt een reis vaak enkel vermeld als gelegenheid ‘pour lancer l'action’, zie Lorcin 1976, 453 en idem 1979, 19. Voor exempla waar het feit dat een echtgenoot op bedevaart vertrekt, gebruikt wordt als aanleiding om een amusant verhaaltje over zijn vrouw te vertellen, zie bijvoorbeeld ook JdV (Crane) c205 (p. 85-86) en c236 (p. 98-99).
-
voetnoot68
- Vita Aleydis c2 (p. 477): Fuit igitur praedicta Domina, a primevae aetatis initio, omnium aspectui amabilis & gratiosa, tarnen non more Dinae... in plateas est egressa, sed more Dei genetricis, intra cubiculum commorantis gratiamque nutrientis, domi semper est morata. Analoog maar zonder verwijzing naar Dinah of Maria, zie vita Idae de Nivella c1 (p. 200). Zie ook vita Idae de Lewis c7 (p. 109): discursus nescia, plurimumque constans et stabilis, et omnino, tranquillaque residens et quieta, seque in huiusce modi adeo mirabiliter exercebat, ut eam iam possent asserere morum conversio... claustro non saeculo substitutam.
-
voetnoot69
- Algemeen, zie Brundage 1994, 151-152. Marie d' Oignies verlangt er op een bepaald moment ook naar al bedelend rond te zwerven maar volgens haar biograaf Jacques de Vitry halen haar vrienden haar over om niet te vertrekken, zie vita Mariae lb 2 c45 (p. 648): Unde quadam die fugere proposuit, ut inter extraneos ignota & despecta ostiatim mendicaret, ut nudum Christum nuda sequeretur... vix multis suorum amicorum lacrymis potuit retineri. Cum iam suis valedixisset, & iter in tali habitu, cum sacculo suo & scypho, paupercula Christi arripere vellet’. Jacques vertelt ook dat Marie er slechts met moeite kan van weerhouden worden om deel te nemen aan de
kruistocht tegen de Albigenzen, zie vita Mariae lb 2 c82 (p. 658): ‘Unde tantum huius peregrinationis concepit ardorem, quod vix retineri posset, si sine scandalo proximorum aliquo modo id peragere valeret. Cumque quasi ridendo ab ea quaereremus quid illic si pervenisset faceret; saltem aiebat illa, Dominum meum honorarem. Voor commentaar op de armoedebeweging en de hierboven geciteerde passages uit de vita Mariae, zie Geyer 1992, 118-123, 136, 138. Voor een kanunnik als Frethericus is ‘rondzwerven’ (circuiens per vicos et plateas) wel een positieve activiteit omdat het een noodzakelijke voorwaarde was voor zijn pastorale activiteiten, zie vita Fretherici c35 (p. 29).
-
voetnoot70
- Vita Margaretae c22 (170): Matrem & materteras quandoque fugit, ut mendicaret, sed saepe iussu dicti patris sui redire et manere cum Matre est coacta.
-
voetnoot71
- Vita Idae de Lovanio lb 1 c18 (p. 163): per vicos & plateas... coepit ambulando procedere ...velut amens & fatua...; ibidem dem c19 (p. 163): vilis & abiecta ...incessisset; tandem a propinquis cognita, & non ficte sed veraciter ab his insana pariter & phrenetica reputata, ... ter uno die ligata, ter
loris fortibus & vinculis est astricta. Over deze en gelijkaardige passages i.v.m. ‘waanzin’ in heiligenlevens en exempla, zie Heene, 2001. Thomas van Cantimpré vermeldt in de vita Iohannis zonder verdere uitleg dat een vrouw door haar verwanten naar de heilige Johannes gebracht wordt om haar te genezen van ‘ronddolen’ (vagari), zie v. Iohannis lb 2 c20 (p. 303).
-
voetnoot72
- Vita Christinae S c4 (276): cum quadam femina venit Coloniam, & quia inexperta erat, & naturaliter verecunda, plurimum in via timet, ne ductrix sua eam proderet, & ad aliquem locum infamem duceret, ubi ei aliqua confusio vel infamia posset invenire. Voor de idee dat vrouwen van nature schroomvol zijn maar behoefte hebben aan de hulp van mannen omdat ze ook bevlekt zijn door de zonde van Eva, zie Casagrande 1992, 101-102, 107; voor (oude) vrouwen als koppelaarsters in literaire teksten, zie Karras 1996, 62-63.
-
voetnoot73
- Voor de ongemakken van het reizen, zie vita Christinae S lb2 c58 (p. 318-319) (de aura & molestia viae, & prolixitate & infortunio, de hospitio & receptione hospitum), lb 5 c9 (411) (corporis... laboribus) en c29 (p. 419) (viarum laboribus). Voor (mogelijke) gevaren, zie bijvoorbeeld vita Iohannis lb 2 c6 (281-282) waar een koopman vermoord wordt in zijn gastenverblijf en infra n 82. Mannelijke en vrouwelijke heiligen worden tijdens hun reizen vaak door demonen lastig gevallen maar kunnen die afschrikken via kruistekens of het aanroepen van Christus, zie vita Gerlaci c6 (p. 156); c6 (p. 158); c12 (p. 168-170) en vita Ivettae c18 (p. 866). Zie ook vita Arnulfi c26 (p. 622) waar de heilige in een bos drie mooie vrouwen ontmoet die zich aan hem aanbieden. De heilige schrikt deze demonische verleidsters af door middel van een kruisteken. In de vita Christinae S lb 3 cc59-60 (p. 341-342) probeert de duivel tijdens een rustpauze tevergeefs Christina, die samen met haar broer op weg is naar Keulen, schrik aan te jagen. Hij neemt daarvoor niet alleen de gedaante aan van allerlei wilde dieren maar ook van een mooie jonge man.
-
voetnoot74
- Vita Christinae S lb 4 cc131- 138 (p. 388-390); ibidem c138 (p. 390): sacerdotes ... in hac silva manibus nostris interfecimus,... clericos... occidimus, centum puellas & matronas, violenter corruptas, postea mortificavimus; mulieres etiam impraegnatas occidimus: de reliquis vero hominibus, mercatoribus, viatoribus, & peregrinis, a nobis interfectis, non est numerus: hos omnes ablatis rebus occidimus, nec cuidam quantumque supplicant pepercimus. Christina haalt de mannen over om zichzelf aan te geven. Hoewel ze gelyncht worden door de dorpelingen voor ze de kans gekregen hebben om te biechten, zullen de rovers volgens Johannes naar het vagevuur gaan omwille van hun berouw en geloof (lb 4 c139 (p. 391)).
-
voetnoot75
- Vita Liutgardis cc6-7 (p. 237): Accidit quod Lutgardis, a sorore sua per nuntios accersita, iter arriperet: cui iuvenis obvius cum turba satellitum eam rapere nitebatur. Mox puella, equo quo sedebat exiliens, a manibus se iuvenis violenter extorsit, et tota nocte fugiens, per ignota silvarum, Angelico ductu, ad domum nutricis mane pervenit. Quam ut nutrix vidit, suspicata raptum, dixit: Numquid te iuvenis ille hac nocte violenter oppressit? Cui illa: Non, inquit. Nee mirum si nutrix hoc suspicabatur, ut diximus: Servi enim eius, ut viderunt praecedenti vespere iuvenem super se cum manu valida venientem, fugerunt; & ut in talibus mos est, inclamaverunt iuvenem ut raptorem. Et ille voce clamantium pavefactus, cessavit a persecutione virginis & aufugit. Occasione igitur huius clamore et fugae, in suspieionem hominum innocens puella devenit. Ibidem c7 (p. 238)... Concursu ergo populi curiosius conglomerata, ibi immenso coepit erubescentiae pondere fatigari, statimque Christum reduxit ad mentem & fortiter animo imperans, mox velum a facie manu iniecta dimovit... in revelatione faciei eius confusa populi multitudo discessit.
-
voetnoot76
- Zie Rieder 1988, 255-259. Voor gelijkaardige opvattingen in Johannes Bromyard en andere theologen, zie Karras 1996, 109. Voor een spreekwoord dat ervan uitgaat dat vrouwen enkel verkracht worden, wanneer ze
dit willen, zie Walther n 37185d1: Haud femina ulla rapta est, quin voluit rapi.
-
voetnoot77
- Vita et miracula Engelberti c10 (p. 289-290). Voor commentaar op deze passage, zie ook Van Moolenbroek 1999, 291-294.
-
voetnoot78
- Vita Godefridi Pachomii c2 (p. 265) (in peregrinatione ibat). Het feit dat de afstand tussen Herent en Leuven maar drie kilometer bedraagt, toont aan dat de vrome intentie het belangrijkste element is om van een bedevaart te spreken. Over deze opvatting in het algemeen, zie Van Herwaarden 1992, 65-66.
-
voetnoot79
- Voor het belang van goed gezelschap, zie ook vita Iulianae lb 1 cc36-38 (p. 455-456).
-
voetnoot80
- Vita Mariae lb 1 c28 (p. 643): Solebat autem causa peregrinationis & orationis fere singulis annis ecclesiam B. Mariae de Heignis visitare... cumque una sola comitante ancilla viam, quae valde distorta est & nemorosa, nescirent; lumine quodam eam praecedente viamque ostendente, numquam errabat.
-
voetnoot81
- Vita Mariae lb 1 c28 (p. 643) Voor commentaar op deze passage in het kader van het anti-ketterse karakter van de vita, zie Geyer 1992, 140-142. Voor heiligen die op wonderbaarlijke wijze regenvlagen doen ophouden of vermijden dat ze nat worden terwijl het regent, zie Loomis 1937, 39 en vita Mariae, suppl. c8 (p. 669-670).
-
voetnoot82
- Thomas van Cantimpré vertelt dat Marie d'Oignies Jacques de Vitry gered heeft tijdens een storm op zijn reis van Palestina naar Rome, zie v. Mariae, supplementum cc20-21 (p. 673). Gerlacus zou gewaakt hebben over de gezondheid van de paarden van de pelgrims op weg naar Compostela als die zich ook aan hem gewijd hadden, zie miracula Gerlaci c24 (p. 204).
-
voetnoot83
- Vita Gerlaci c13 (p. 170). Zie ook vita Mariae lb 2 c106 (p. 665) waar een Cisterciënzer non, de voormalige echtgenote van de graaf van Leuven, van Keulen naar Oignies komt om het lichaam van de heilige te zien voor ze begraven wordt.
-
voetnoot84
- Vita Mariae, supplementum c18 (p. 673): in Lotharingiae partibus nobilissimam feminam vidi, quae miro ardore spiritus cruce suscepta, usque in terram sanctam Jerusalem, vinculo ferrae cincta, carensque vehiculis, nudis etiam pedibus ambulavit. Over zelfkastijding en gender in Latijnse heiligenlevens uit de Nederlanden (twaalfde -dertiende eeuw), zie Heene 1999.
-
voetnoot85
- Asego was door abt Frederik van Mariëngaard op boetebedevaart gestuurd nadat hij opgebiecht had dat hij op zijn huwelijksdag vals geld had uitgedeeld aan de armen. Over deze passage, zonder evenwel de aanwezigheid van Gertrude te vermelden, zie Van Herwaarden 1978, 37.
-
voetnoot86
- Ik heb ook nog geen virtuele alternatieven voor het reizen aangetroffen. Voor spirituele pelgrimage in een exemplum uit het Alphabetum narrationum van Arnoldus van Luik (eind dertiende eeuw), zie Polo de Beaulieu 1994, 152.
-
voetnoot87
- Zie Vecchio 1991, 126-127 en Casagrande 1991, 93-97.
-
voetnoot88
- Bourdieu 1998, 48-55 (‘les femmes dans l'économie des biens symboliques’).
-
voetnoot89
- Ook de nuttige wenken voor reizigers en bedevaarder in het ‘Boekje van goede zeden’ staan in het teken van het vermijden van ongepast gedrag en schande en het nastreven van aangepast gedrag en eer, zie Hoofsheid is een ernstig spel 1988, 138. Voor de verschillende mogelijke types van ethische motivaties in Middelnederlandse teksten, zie Meder 1994, 91.
-
voetnoot90
- In De regimine principis, een tractaat van een leerling van Thomas van Aquino, de Augustijn Gilles van Rome
(†1316), wordt wel aangeraden om vrouwen zoveel mogelijk op te sluiten omdat ze dom zijn en dus geneigd tot het kwade, zie L'Hermite-Leclercq 2000, 474.
|