Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2001
(2001)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Naar aanleiding van ...Gedenk de Minne en de Minne zal u gedenken
| |
[pagina 81]
| |
De mystieke tekst van Beatrijs, Seven manieren van minne, staat centraal in het tweede deel van de inleiding. Dit deel begint met een korte uitleg over mystiek: mystiek is een ervaring en ‘Deze ervaring is van alle tijden.’ (p. 32). Over de schriftelijke neerslag van die ervaring stelt Faesen de vraag: ‘Welke leeshouding dient men nu aan te nemen wanneer men een mystieke tekst ter hand neemt?’ (p. 36). Bij het beantwoorden van deze vraag maakt hij geen onderscheid tussen het primaire historische publiek en de hedendaagde lezers. Beatrijs heeft in eerste instantie Seven manieren geschreven voor ‘haar geestesgenoten’ en niet alleen voor zichzelf. Een paar regels verder perkt hij dat in tot ‘mystieke lezers’. Voor hen die mystiek uit eigen ervaring kennen, wil Beatrijs beschrijven en verhelderen wat ze ervaren hebben. Maar hij gaat ongemerkt over op de hedendaagse lezer als hij daarna opmerkt dat ook niet-mystieke lezers de tekst kunnen lezen: ‘iedere lezer die gevoelig is voor schoonheid en die in staat is deze te bewonderen kan Beatrijs lezen’, op voorwaarde dat hij haar tekst niet als geestelijk handboek gebruikt (p. 36). Beatrijs heeft haar tekst volgens de inleiding dus primair geschreven voor mystiek-begenadigden zowel van toen als van nu. De inleiding besluit met een heldere bespreking van de structuur van Beatrijs' tekst. Na een korte bespreking van de vertaling zal ik uitgebreid ingaan op de vereiste leeshouding, de tekststructuur en het beoogde publiek. Op de inleiding volgt de Middelnederlandse tekst met daarnaast een hertaling. Op de hertaling valt wel wat aan te merken. Ongelukkig vind ik bijvoorbeeld het besluit om manieren met ‘levenswijzen’ te vertalen (verantwoording op p. 87). Het woord verwijst niet naar een ‘manier van leven’, maar naar verschillende aspecten die de menselijke beleving van de minne kent. De minne is vanuit God gezien onveranderlijk. Het neutrale woord ‘manier’ of ‘wijze’ zou mijn voorkeur hebben. In de hertaling zitten ook verschillende fouten. Zo wordt sele (r. 166), een werkwoordsvorm, vertaald met ‘de ziel’. Si heltse neder (r. 317) wordt omgezet tot ‘en haalt haar neder’. Maar helt- is geen vorm van het werkwoord halen, maar een dialectische variant van houden, ‘ze houdt haar omlaag’, so es hare sachte (r. 243) betekent niet ‘gaat erg vlot’ maar ‘het is haar aangenaam’. Vreemd vind ik, dat getrect (r. 298, 300 en 308) vertaald wordt met ‘binnengetrokken’. De richting van het trekken is naar de minne of naar de begeerte, geen van beide ruimtelijke begrippen, zoals de vertaling suggereert. De vertaler voegt bij herhaling toelichtende uitbreidingen toe, die soms echter tot andere betekenis leiden. Dat gebeurt bijvoorbeeld als hij ‘datsi es getrect in die begeerte te vercrigene ende te wesene in die puerheit...’ (r. 10-11) vertaalt met: ‘dat die ziel naar binnen getrokken wordt, in het verlangen te mogen ontvangen de puurheid ...’ Door de woorden naar binnen toe te voegen wordt de betekenis volledig gewijzigd: de ziel wordt naar binnen getrokken, ze keert in, en dan wel omdat ze de puurheid verlangt. Maar in het Middelnederlands keert de ziel niet naar binnen, doch wordt ze in of naar het verlangen tot zuiverheid getrokken. Aan de vertaling van al hare macht verderuende (r. 154) voegt de vertaler een interpreterende uitleg toe: ze verliest de kracht ‘om over haar vermogens te beschikken’. En meer (r. 222) wordt ‘meer aanlokkelijks’. Ook graadaanduidingen worden toegevoegd: so pijnt si hare wordt ‘doet ze haar uiterste best’ (r. 31); begheert wordt ‘helemaal verlangt’ (r. 74); hare anscijn wordt ‘geheel haar uiterlijk’ (r. 199); iammerlike wordt ‘zo jammerlijk’ (r. 352). Ook worden stukjes tekst in de vertaling weggelaten: ende al dat creature es bouen ende beneden (r. 94-95) ontbreekt in de vertaling; te huedene ende te scuwene (r. 31) wordt teruggebracht tot ‘zich te hoeden’. Er zouden meer weglatingen en toevoegingen genoemd kunnen worden. Men moet dus voorzichtig omgaan met de vertaling: ze is sterk interpreterend en niet altijd correct. De mystieke ervaring mag dan ‘van alle tijden’ zijn - al is deze aan een enkeling voorbehouden - | |
[pagina 82]
| |
de tekstuele vormgeving van die ervaring in Seven manieren van minne is zeker niet van alle tijden, maar gebonden aan het gebruik van de dertiende eeuw. We kunnen de hedendaagse lezer niet over een kam scheren met het dertiende-eeuwse publiek, want dat had andere leesgewoonten dan wij. Om deze historische dimensie van de tekst te begrijpen moeten we nagaan hoe de dertiende-eeuwer voor wie de tekst geschreven is, las. Bij een interpretatie van Seven manieren moet de vraag niet luiden: ‘Hoe moet mystiek in het algemeen gelezen worden?’ maar: ‘Hoe moet deze mystieke tekst uit de dertiende eeuw gelezen worden?’ Hieronder zal ik de primaire receptiewijze van Seven manieren van minne centraal stellen en nagaan hoe Beatrijs en haar omgeving met teksten omgingen. Beatrijs' vita geeft een beeld van de leescultuur waarin zij thuishoort. In haar omgang met zowel geschreven als gesproken teksten speelt het geheugen een essentiële rol. Beatrijs maakt zich teksten of delen daarvan eigen door deze in haar geheugen te prenten. De vita geeft, verspreid over verschillende hoofdstukken, de volgende informatie. Als ze vijf is kan ze door het onderwijs van haar moeder de honderdvijftig psalmen van David foutloos in de goede volgorde opzeggen. Het is verbazingwekkend, zegt de vita, dat ze al op die leeftijd de klanken van de woorden van buiten kon leren.Ga naar voetnoot3 Twee jaar later - ze woont dan bij begijnen in Zoutleeuw - krijgt ze onderwijs van meesters in de zeven vrije kunsten. Fysiek en geestelijk sluit ze zich af van het rumoer van haar medeleerlingen en afgezonderd wijdt ze haar aandacht volledig aan de teksten die ze van de magister aan haar geheugen moest toevertrouwen.Ga naar voetnoot4 Als ze, negen of tien jaar oud, in het regularissenklooster Bloemendaal woont, vertrouwt ze de regels en voorschriften toe aan haar ‘taaie geheugen’ om deze beter te begrijpen. Wanneer ze daar een preek over goddelijke dingen hoorde, zegt de vita, dan verzamelde ze alles wat ze hoorde ijverig in de korf van haar geheugen, opdat geen stukje ervan verloren zou gaan. Nu eens herhaalde ze later alles voor haar medebewoners, dan weer haalde ze alles in meditatie terug in haar geest. Ze ging niet slapen voordat ze alles geordend had en daaruit een bundeltje mirre had verzameld om tussen haar borsten te plaatsen.Ga naar voetnoot5 Het bundeltje mirre, een verwijzing naar het Hooglied, duidt die dingen aan die men in het geheugen beschikbaar wilde hebben voor meditatie. In deze betekenis komt het ook voor bij bijvoorbeeld Bernardus van Clairvaux, Henricus Suso en Gerard Zerbolt van Zutphen.Ga naar voetnoot6 Beatrijs wil door voortdurende meditatie de vergeetachtigheid uit haar geheugen bannen. Ze neemt verschillende maatregelen waardoor ze dag en nacht herinnerd wordt aan het kruis. Ze is erop gebrand het teken van het kruis voortdurend in haar geheugen te hebben omdat ze daardoor voortgang zal maken in deugd.Ga naar voetnoot7 Dit komt overeen met de gangbare middeleeuwse opvatting dat het trainen van het geheugen meer was dan het vergaren van kennis. Door het geheugen te ontwikkelen, ontwikkelde men zijn morele oordeelsvermogen. De vorming van het geheugen was daarmee bepalend voor het geweten, voor de persoonlijkheid, voor wie de mens was. Daarom was het van groot | |
[pagina 83]
| |
belang, wat men memoriseerde.Ga naar voetnoot8 Om een goed deugdzaam leven te ontwikkelen, prent Beatrijs dus het kruis in haar geheugen en roept ze vervolgens het leven van Jezus, bij voorkeur de passie, uit haar geheugen op voor meditatie.Ga naar voetnoot9 Het mentale beeld van het lijden van Jezus is zo diep in haar geheugen gedrukt dat ze gedurende vijf jaar zelden met de zoete meditatie daarvan stopt.Ga naar voetnoot10 Voor het mediteren, een intensieve geheugenactiviteit, biedt haar taaie geheugen een uitstekend apparaat. Als ze het druk heeft, kiest ze steeds een punt uit dat haar nuttig lijkt. Dat schrijft ze op, om het in haar geheugen te prenten.Ga naar voetnoot11 Als zij geestelijk rijper wordt, bedenkt ze zelf drie meditatie-oefeningen om haar geestelijk leven verder te ontwikkelen. De oefeningen kunnen beschouwd worden als vrucht van de manier waarop zij in de jaren daarvoor haar geheugen getraind heeft. De drie technieken die beschreven worden, geven een ontwikkeling te zien van makkelijk naar moeilijk. Ze begint eenvoudig: in haar strijd tegen luiheid en onstandvastigheid deelt ze haar hart in twee cellen in. De onderste cel verdeelt ze in zessen. Daarin verzamelt ze zes dingen die als medicijn tegen haar onstandvastigheid dienen. In de bovenste verzamelt ze tegen de luiheid het goede en de geestelijke gaven. ‘Deze en andere dergelijke dingen, verzameld in de korf van het geheugen uit de plaatsen van de Schrift, plaatste ze samen met de weldaden van haar eigen genadegaven in de bovenste cel.’ Voor het geheugen gebruikt de vita hetzelfde beeld dat al eerder gebruikt werd (vgl. noot 5), namelijk de korf van het geheugen, maar in overeenstemming met de oefening wordt hier recordatio, een verwijzing naar het hart, in plaats van memoria gebruikt voor ‘geheugen’.Ga naar voetnoot12 Omdat deze oefening haar niet voldoende tot zelfkennis brengt, ontwerpt ze een andere die daarvoor meer geschikt is: ze richt vijf spiegels op voor de ogen van haar hart met díe onderwerpen die haar tot innerlijke zelfkennis zouden brengen. Door in voortdurende meditatie daarin te kijken wordt haar innerlijke mens gevormd.Ga naar voetnoot13 Tenslotte gebruikt ze de voorstelling van een klooster om de verschillende deugden en hun werkingen te onthouden. Daarop varieert ze later door het beeld van een ommuurde tuin te gebruiken.Ga naar voetnoot14 De voorstelling van een gebouw wordt al in de klassieke mnemotechniek aangeraden als structurerend principe om iets te onthouden en in de Middeleeuwen zijn christelijke toepassingen daarvan ontstaan die men gebruikte voor meditatie. In dezelfde zin moet de vita begrepen worden als er sprake is van het ‘huis van haar hart’ waarin Beatrijs alles opslaat wat ze nodig heeft om geestelijke aanvallen af te slaan.Ga naar voetnoot15 Tijdens het luisteren naar de preek, tijdens het horen van de mis, wanneer een van haar medezusters voorleest, steeds vindt Beatrijs iets om in haar geheugen op te slaan en erover te mediteren.Ga naar voetnoot16 Maar wanneer haar geestelijk inzicht toeneemt, merkt ze ook dat de mogelijkheden van haar geheugen be- | |
[pagina 84]
| |
perkt zijn en dat de werking van haar geheugen grenzen heeft. Als ze bijvoorbeeld een speciaal inzicht in geestelijke dingen geopenbaard krijgt, lukt het niet om dat in haar geheugen op te slaan en daarover te mediteren. Het betreft dingen die het menselijk verstand te boven gaan en daarvoor is het geheugen niet toegerust.Ga naar voetnoot17 De vita geeft, samengevat, het volgende beeld. Vanaf het begin is Beatrijs' omgang met teksten een geheugenactiviteit. Soms slaat ze een tekst in zijn geheel op, soms kiest ze een klein stukje uit een groter geheel om dat te ‘herkauwen’. Als ze een tekst hoort, ordent ze die inwendig, zodat ze erover kan mediteren of het aan anderen door kan geven. Hoe letterlijk kunnen we deze gegevens nemen? We moeten er rekening mee houden dat de schrijver van het levensverhaal Beatrijs' geheugen zo positief mogelijk wilde voorstellen en daartoe heeft overdreven. Beatrijs zou bijvoorbeeld de honderdvijftig psalmen al op haar vijfde in volgorde gekend hebben, terwijl een scholier daar gemiddeld twee tot drie jaar over deed. Dat overdrijven past binnen de hagiografische vormgeving. Het geheugen was immers een morele faculteit, zoals hiervoor is opgemerkt, en moest zo gunstig mogelijk worden voorgesteld.Ga naar voetnoot18 Maar ook al geeft de vita een geflatteerd beeld van Beatrijs' vermogens, het is onontkoombaar dat voor haar en haar omgeving teksten direct verbonden waren met het geheugen. De vitaschrijver kon het beeld van een geheugencultuur immers alleen maar schetsen als het voor zijn publiek, de zusters in Nazareth, herkenbaar was. De tekstcultuur van Beatrijs wordt dus in hoge mate bepaald door het geheugen. Deze opmerking kan voor ons met onze eenentwintigste-eeuwse leesgewoonten makkelijk tot misverstanden leiden. Wij kennen memoriseren van een tekst alleen als woordelijk uit het hoofd leren, memoria ad verbum, waardoor de tekst, begrepen of niet, woord voor woord gereproduceerd kan worden. In de Middeleeuwen kende men daarnaast een andere manier, die erin bestaat dat men de gedachtelijn van een tekst in het geheugen prent, memoria ad rem. Deze laatste manier doet een beroep op het inzicht van de lezer en stond daarom hoger aangeschreven dan de eerste manier. Woordelijk uit het hoofd leren kost bovendien veel meer tijd. Zo'n tijdsinvestering was wel voor de psalmen en liturgische teksten zinvol, maar niet voor alle teksten. Uit de vita blijkt dat Beatrijs beide manieren van memoriseren beoefende: de psalmen kent ze woord voor woord maar uit een preek verzamelt ze de gedachten. Beatrijs, een vrouw met een getraind geheugen, schreef Seven manieren van minne. Draagt de tekst sporen van haar mnemotechnische vorming? Heeft de tekst eigenschappen die hem geschikt maken voor memorisatie?Ga naar voetnoot19 Het is niet mogelijk om binnen het bestek van deze bespreking de vraag gedetailleerd te beantwoorden, maar ik zal globaal aangeven welke punten van belang zijn. Een antwoord heb ik gezocht in de middeleeuwse artes memoriae, waarin de principes beschreven worden die van belang zijn voor het van memoriseren van een tekst. Deze geven weliswaar geen lijstje met voorschriften voor het schrijven van een tekst, maar als ik Seven manieren van minne lees met de principes van de geheugentechniek in gedachte, dan sluit een aantal tekstkenmerken aan bij de geheugenprincipes.Ga naar voetnoot20 Twee basisprincipes van de memoriatechniek zijn divisio en compositio. Dat betekent: men moet de stof die men wil onthouden in stukken verdelen en deze binnen een duidelijke compositie of ordening samenbrengen.Ga naar voetnoot21 Beatrijs heeft haar ervaring met de minne ook duidelijk geordend: zij heeft de tekst ingedeeld in zeven stukken, zeven manieren. Dat verneemt de lezer al in de eerste zin, de titulus, die een duidelijk begin markeert. De titel fungeert als kapstok waaraan de informatie die volgt opgehangen kan worden. Om te memoriseren, moet de lezer zich deze zeven afzonderlijk voor ogen stel- | |
[pagina 85]
| |
len als zeven geheugenplaatsen, loci. De beschrijving van elke manier heeft een tussentitel die aangeeft welke van de zeven begint. In de bewaarde handschriften zijn de tussentitels visueel gemarkeerd door rubricatie en een beginletter die zich onderscheidt van de gewone tekst, soms voorafgegaan door een paragraafteken.Ga naar voetnoot22 De lezer weet door deze visuele markering steeds op welk punt in de tekst hij zich bevindt. Structurering met getallen is een van de bekende methoden in de mnemotechniek. De vaste volgorde van de getallen biedt het geheugen een duidelijke structuur. Daardoor kan men de informatie geordend opbergen, zodat men die in de juiste volgorde terug kan vinden. Dat systeem is door Hugo van St. Viktor beschreven voor het onthouden van de honderdvijftig psalmen, die ook Beatrijs volgens de vita in de juiste volgorde kende.Ga naar voetnoot23 Wie een tekst effectief wil memoriseren, heeft echter meer houvast nodig dan deze verdeling in zeven stukken. Seven manieren van minne biedt dat houvast ook. De zeven manieren hebben namelijk steeds dezelfde opbouw: elke beschrijving bestaat uit drie onderdelen, te weten een kernachtige beschrijving, een nadere uitleg en een besluit. De eerste twee zijn duidelijk te herkennen en de overgang tussen beide is met tekstuele elementen gemarkeerd. In de kernachtige aanduiding, het eerste onderdeel, wordt kort beschreven welke aspecten van de minnebeleving kenmerkend zijn voor de bedoelde wijze. Daarop volgt een uitleg hoe de ziel deze wijze van minne psychisch beleeft. De overgang tussen beide wordt gemarkeerd met het woord ‘hierin’. Daarmee wordt de voorafgaande beschrijving samengevat: als de ziel zich in deze toestand bevindt, dan...Ga naar voetnoot24 Dit woord is een signaal dat de lezer attendeert op de structuur van de tekst, het fungeert als een nota uit de geheugenkunst. Na de uitleg volgt een besluit, het derde deel van elke manier. De grens tussen de uitleg en het besluit is iets minder eenduidig te trekken dan die tussen de eerste twee delen. De inhoud van het besluit is niet steeds dezelfde. Soms wordt de wijze nog eens kort samengevat, een andere keer worden de gevolgen van de wijze van minne geresumeerd. De afsluiting wordt in de meeste gevallen gemarkeerd met de woorden so of aldus. Daarmee wordt de beschrijving concluderend besloten: ‘zo’ of ‘dus’.Ga naar voetnoot25 Een driedeling is natuurlijk een normale stijlfiguur, maar komt ook regelmatig voor in de voorschriften voor het geheugen.Ga naar voetnoot26 De indeling van de tekst in zeven stukken, elk opgebouwd uit drie onderdelen geeft een goede structuur bij het memoriseren van de tekst. Ook op micro-niveau biedt Beatrijs haar lezer hulp voor memoriseren en mediteren van haar tekst. Het menselijk verstand kan slechts een beperkt aantal woorden tegelijk overzien en in zich opnemen. Beatrijs lijkt daarmee rekening te houden doordat ze haar informatie knipt in kleinere gedachte-eenheden, korte stukken met een kerngedachte, ‘hapklare brokken’ voor wie zich intensief met de tekst wil bezighouden.Ga naar voetnoot27 Deze bouwstenen maken het makkelijk om de gedachtelijn van het verhaal te onthouden, voor memoria ad rem. Het veelvuldige gebruik van ende, dat voor ons ongenietbaar is, is in dit verband vermoedelijk zeer functioneel geweest omdat de tekst mede daarmee voorgeprogrammeerd was voor memorisatie. In de vertaling wordt ende zeer vaak, meer dan tachtig keer weggelaten, wat voor de hedendaagse lezer erg prettig is. Maar het structurerend taaleigen, dat voor Beatrijs en haar lezeressen functioneel was, wordt daardoor wel onzichtbaar.Ga naar voetnoot28 | |
[pagina 86]
| |
De tekst eindigt met een mooi stuk rijmproza (r. 398-449), dat volgt op de zevende manier. In deze afsluitende regels wordt de strekking van de hele tekst samengevat: de ziel die de minne nastreeft, ondergaat in haar ballingschap hier op aarde veel lijden maar ze zal later als beloning in de eeuwige heerlijkheid met haar Bruidegom verenigd worden. Beatrijs heeft dit rijm niet louter ter verfraaiing van de tekst geschreven.Ga naar voetnoot29 Het rijm helpt de lezer dat tekstgedeelte, en daarmee de kern en het doel van de hele tekst, woord voor woord te onthouden. Het rijmproza ondersteunt woordelijk memoriseren van de tekst, memoria ad verbum.Ga naar voetnoot30 Seven manieren van minne heeft dus verschillende tekstkenmerken die in overeenstemming zijn met de principes van de geheugentechniek. De tekst heeft een duidelijke, numerieke structuur. De informatie is opgebouwd in kleine gedachte-eenheden. Deze bouwstenen maken het makkelijk de gedachtelijn te volgen en te memoriseren. Tenslotte zorgt het rijmproza aan het eind van de tekst ervoor dat de kern van het verhaal woordelijk gememoriseerd kan worden. De tekst biedt rijke ondersteuning als iemand deze in zijn geheugen wil opslaan. Als Beatrijs de tekst bewust met deze hulpmiddelen voor de memoria heeft toegerust - en gezien haar eigen gewoonten en de tekststructuur lijkt me dat meer dan waarschijnlijk - dan beoogde zij met haar tekst niet zozeer herkenning van de mystieke ervaring, maar inprenting daarvan. Wie heeft zij daarbij op het oog gehad? Voor wie heeft Beatrijs deze tekst geschreven? Al vroeg in haar geestelijk leven is Beatrijs niet alleen gericht op haar eigen geestelijke groei, maar geeft ze het geestelijk voedsel dat ze ontvangen heeft, ook aan anderen door.Ga naar voetnoot31 Als ze zelf door een boze geest is verleid en daaruit een indringende geestelijke les heeft geleerd, schrijft ze die op voor haar medezusters, om hen door haar voorbeeld te waarschuwen. De vita zegt: ‘ze liet aan allen die het wilden lezen deze dingen die haar waren overkomen na tot een voorbeeld, om voortdurend aan hun geheugen toe te vertrouwen.’Ga naar voetnoot32 Als Beatrijs in mei 1236 naar Nazareth verhuist, wordt het haar taak aan de novicen onderwijs te geven.Ga naar voetnoot33 De novicen staan aan het begin van hun geestelijk leven en moeten nog in ervaring met geestelijke zaken gevormd worden. Beatrijs onderwijst hen en ze maakt hen tot volgelingen van haarzelf.Ga naar voetnoot34 In de literatuur is dan ook bij herhaling naar voren gebracht dat Beatrijs haar Seven manieren voor hen geschreven zou hebben.Ga naar voetnoot35 In 1237 wordt ze tot priorin gekozen en dat blijft ze tot aan het eind van haar leven. Het slot van de vita noemt niet alleen de novicen maar haar medezusters in het algemeen haar discipelen of haar volgelingen. Ze worden navolgers van haar omgang en haar gewoonten.Ga naar voetnoot36 Wat was voor Beatrijs het belangrijkste in het geestelijk leven? De mystieke omgang met God, daar draait het om in Beatrijs' levensbeschrijving. Al in 1231, dus al voor haar on- | |
[pagina 87]
| |
derwijs aan de novicen, had Beatrijs alle geestelijke ervaringen met de minne opgedaan die nodig waren om Seven manieren van minne te schrijven.Ga naar voetnoot37 Eerder had ze haar negatieve ervaringen opgeschreven om haar medezusters te behoeden voor het bedrog van boze geesten, in de Seven manieren schrijft ze haar positieve ervaringen met de minne op om hen op de mystieke weg te helpen. Beatrijs schreef haar Seven manieren met didactische doelstelling heeft men wel gezegd. Ik wil nog een stap verder gaan. Beatrijs schrijft voor haar medezusters een tekst over de minne, die ze voor een deel naar de gedachtegang, voor een deel woordelijk in hun geheugen konden opslaan. De tekst, en daarmee de loop van de minne, wordt op die manier geweven (Latijn: textus) in hun geheugen, gaat deel uitmaken van hun geestelijke bagage en wat in het geheugen opgeslagen is, heeft een vormende werking op de persoonlijkheid. Het memoriseren van de tekst helpt hen niet alleen om de mystieke ervaring later te herkennen maar maakt die ervaring mede mogelijk: een tekst die in het geheugen is geweven, modelleert - of moet ik zeggen: programmeert - het leven en de persoonlijkheid om die ervaring ook te krijgen. De getekstualiseerde minne gaat de geestelijke beleving beïnvloeden en maakt ontvankelijk voor de ervaring, roept die ervaring als het ware op. Met Seven manieren van minne konden de novicen en de zusters van het klooster Nazareth de beginselen van de minne in het geheugen griffen. Door meditatie en memorisatie maakten zij zich Beatrijs' omgang met de minne eigen en konden die navolgen: zo werden ze haar discipelen in de minne. Deze gang van zaken zou kunnen verklaren waarom in de omgeving van een mysticus of mystica vaak ook andere mensen door het mystieke vuur aangestoken worden en er een mystieke groep ontstaat, ook al blijft de mystieke ervaring een genadegave die zich niet laat afdwingen. Seven manieren van minne gaat over een ervaring van alle tijden, maar de presentatie van die ervaring is niet van alle tijden. De tekst is gemodelleerd naar de lees- en luistergewoonten van religieuzen in de dertiende eeuw. Zij gingen veel intensiever met de tekst om dan wij gewend zijn te doen. Voor hen was de tekst een middel tot vorming van het geestelijk leven. Beatrijs ordende haar ervaringen met de minne opdat haar medezusters haar navolgers daarin konden worden. Door de fraaie jubileumuitgave is Beatrijs' tekst weer voor moderne lezers beschikbaar. Als zij zicht willen krijgen op de historische dimensie van de tekst moeten ze het Middelnederlands lezen. De hertaling is aangepast aan de gewoonten van het moderne leespubliek.
Adres van de auteur: Vlieland 172, nl-3524 ad Utrecht |
|