Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||
Het Luikse ‘Leven van Jezus’
| |||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||
Afb. 1. Luik, Universiteitsbibliotheek 437, f. 1r: de proloog van het Luikse Leven van Jezus.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||
Het Luikse handschriftHet handschrift van het Luikse Leven van Jezus is onder te verdelen in drie delen. Na de tekst, waartoe ook de proloog is gerekend, wordt een inhoudsopgave gegeven, gevolgd door een leesrooster dat het handschrift geschikt maakt voor liturgisch gebruik. De tekst is verdeeld in hoofdstukken, die met een rode pen in de kantlijn zijn genummerd. In de tekst zelf is met een rode pen, op een daartoe uitgespaarde plaats, aangegeven uit welke evangeliën de daarop volgende bijbeltekst afkomstig is. Aan de canonieke bijbeltekst zijn in dit Leven van Jezus glossen, exposities en additiones toegevoegd. Meestal zijn deze toevoegingen, die in de proloog reeds waren aangekondigd, in de lopende tekst verwerkt. Soms is in de tekst de herkomst van een toevoeging onthuld, bijvoorbeeld door een aanvulling in de tekst als Op dit wart segt de glose....Ga naar voetnoot7 Soms is een toevoeging in de lopende tekst door latere lezers/gebruikers in de kantlijn van de tekst gemarkeerd, bijvoorbeeld als Expos[itie]. Een deel van de toevoegingen is niet in de tekst verwerkt, maar interlineair of marginaal opgenomen. Deze marginale toevoegingen zijn echter niet alle van dezelfde hand en dus ook niet alle van de hand die de lopende tekst heeft (af)geschreven.Ga naar voetnoot8 In de kantlijn zijn tevens enkele Latijnse incipits gegeven. In het handschrift zijn tenminste drie handen aan te wijzen. Van de eerste hand A zijn de folia 1r-101v, waarop de proloog en de tekst van het Luikse Leven van Jezus zijn gegeven. De tekst is in één kolom op perkament geschreven en heeft per bladzijde 32 regels. Een tweede hand B heeft de folia 102r-111r geschreven, die een genummerde opgave van hoofdstuktitels uit de voorafgaande tekst bieden. Hierin is ook verwezen naar het blad in het handschrift, waar het begin van een hoofdstuk is te vinden. Hand B bracht tevens de met rode pen geschreven hoofdstuknummering aan in de marges bij de tekst. De handen A en B brachten zelfde gebruikelijke rubricatie aan. Hand B heeft tevens correcties in de tekst van het Luikse Leven van Jezus aangebracht.Ga naar voetnoot9 Van een derde hand C zijn de folia 111v-116r, die een leesrooster ten behoeve van gebruik in de liturgie geven. Deze in het Latijn gestelde tabula vermeldt waar in het handschrift de liturgische perikopen te vinden zijn. De rubricatie is waarschijnlijk van de hand van B. Alle drie de handen A, B en C gebruikten een littera textualis. In het handschrift is echter in de marge ook een aantal Latijnse incipits van de liturgische lessen in een littera cursiva genoteerd. Het is niet zeker of deze van hand B zijn of van een vierde hand D.C.C. de Bruin veronderstelde dat deze incipits van hand D zijn, die tevens de liturgische lessen in de lopende tekst heeft gemarkeerd.Ga naar voetnoot10 Ook zou de marginale markering Expositio, volgens hem, door deze hand D zijn aangebracht | |||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||
om de lezer opmerkzaam te maken op ‘glossen die in het leven van Jezus aan de canonieke bijbeltekst zijn toegevoegd’.Ga naar voetnoot11 Het Luikse handschrift wordt door vrijwel alle deskundigen in het laatste kwart van de dertiende eeuw (1275-1300) gedateerd.Ga naar voetnoot12 Naast het Luikse Leven van Jezus zijn er nog andere Middelnederlandse handschriften van het Leven van Jezus bekend. De catalogus van Middelnederlandse bijbelhandschriften van J.A.A.M. Biemans geeft een overzicht van 24 bekende handschriften van het Leven van Jezus.Ga naar voetnoot13 Vijf van de daar genoemde codices geven een min of meer volledige tekst en twee bieden grote delen van de tekst. Verder bevatten zestien handschriften excerpten uit het Leven van Jezus.Ga naar voetnoot14 Eén handschrift is in de tweede wereldoorlog verloren gegaan.Ga naar voetnoot15 Tenslotte zijn zeer recent onbekende fragmenten van een Leven van Jezus ontdekt in het Museum Het Catharijneconvent te Utrecht.Ga naar voetnoot16 In het onderzoek naar de Middelnederlandse handschriften van het Leven van Jezus zijn verschillende tekstredacties onderscheiden.Ga naar voetnoot17 De tekst in het Luikse Leven van Jezus is de enige representant van de zogenaamde L-redactie. Van een tweede S-redactie, genoemd naar een Stuttgarts handschrift uit 1332, zijn meer vertegenwoordigers bekend.Ga naar voetnoot18 De handschriften van het Leven van Jezus in de S-redactie geven een tekst die vrijwel geen toevoegingen kent zoals in de L-redactie. Tenslotte zijn er verschillende redacties van evangeliënharmonieën die elementen uit zowel de L- als de S-redactie bevatten.Ga naar voetnoot19 Van één van deze mengredacties, de zogenaamde L/S-redactie, was één volledig handschrift bekend.Ga naar voetnoot20 Ook de andere mengredacties zijn meestal slechts in één handschrift overgeleverd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||
Het onderzoek naar het Luikse Leven van JezusGa naar voetnoot21In 1835 maakte Meijer voor het eerst de tekst van het Luikse Leven van Jezus aan een breed publiek bekend. In dat jaar publiceerde hij een editie met de titel Het Leven van Jezus. Een Nederlandsch handschrift uit de dertiende eeuw. Hij had het handschrift, naar eigen zeggen, voor het eerst in 1828 in handen gekregen, toen hij nog in Leuven doceerde.Ga naar voetnoot22 In het ‘Voorberigt’ legde Meijer verantwoording af van zijn wijze van uitgeven.Ga naar voetnoot23 Na de inleiding, de tekst en het register volgden de aantekeningen, waarin Meijer een uitvoerige verklarende toelichting gaf op de Middelnederlandse tekst. Ook gaf hij hier soms marginalia uit het handschrift. Tenslotte volgde een register van woorden en spreekwijzen. Het leed geen enkele twijfel, aldus Meijer in de inleiding op de editie, dat het om een dertiende-eeuws en dus bijzonder werk ging. Niet eerder was immers, zo benadrukte de editeur, een literaire tekst van een dergelijke ouderdom bekend, waarbij het volgens hem bovendien nog om een handschrift van de vertaler zelf ging.Ga naar voetnoot24 De vraag wie de schrijver was, kon Meijer niet beantwoorden. De auteur was volgens hem beslist een geestelijke, en wel een geleerd, zeer beschaafd en verlicht man. De ‘expositien’ en ‘glosen’, die Meijer aan de vertaler toeschreef, getuigden van een verdraagzame geest. Waar de tekst geschreven was, bleef onduidelijk. Meijer oordeelde dat de tekst te oud was om op grond van dialect iets over de plaats van vervaardiging te kunnen zeggen. Onder andere het feit dat de tekst zo lang ‘verborgen’ was gebleven, wees er volgens hem op dat de tekst in de abdij te St-Truiden zelf was geschreven en lange tijd bewaard.Ga naar voetnoot25 Het onderzoek naar de verhouding tussen de Luikse tekst en die in de andere handschriften van het Leven van Jezus liet hij aan anderen over. Meijer wees ook op de fraaie, dertiende-eeuwse taal in het handschrift. Het Luikse Leven van Jezus, zo was zijn verwachting, zou evenwel niet alleen de belangstelling trekken van ‘taalgeleerden en taalminnaren, maar ook van alle kerkleeraars, van welk christelijk genootschap zij ook zijn mogen’. Het ging, zo stelde hij, immers ook om de oudste Nederlandse vertaling van een gedeelte van de bijbel. Meijer voegde eraan toe:‘Ik waag mij niet in het veld der godgeleerdheid, om aan te wijzen, welke hoogstopmerkelijke lezing of verklaring van vele gewigtige plaatsen, de schrijver van dit werk ons aanbiedt...’Ga naar voetnoot26 | |||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||
Meijers hooggespannen verwachtingen ten spijt, bleef de reactie van beide beoogde doelgroepen lange tijd uit. Het duurde tot 1894, bijna zestig jaar, voordat de editie de bedoelde aanzet vormde tot verder onderzoek naar het Luikse Leven van Jezus. Het was een theoloog, die het onderzoek oppakte, waar Meijer het bewust had laten liggen. In 1894 publiceerde J.A. Robinson zijn bevindingen van een studie naar het handschrift van het Leven van Jezus dat zich in Cambridge bevond.Ga naar voetnoot27 In een naschrift gaf Robinson, die door een collega op Meijers editie van het Luikse Leven van Jezus was gewezen, enkele tekstvoorbeelden uit de Luikse tekst die mogelijk wezen op een (in)directe relatie tussen de Middelnederlandse harmonie en Tatianus' Diatessaron uit de tweede eeuw na Christus.Ga naar voetnoot28 In de tweede helft van de negentiende eeuw werd in de kerkhistorische en taalkundige literatuur melding gemaakt van enkele andere, nieuw ontdekte Middelnederlandse handschriften van het Leven van Jezus.Ga naar voetnoot29 Door deze ontdekkingen ontstond belangstelling voor vergelijkende studies. De teksteditie van Bergsma uit 1895-1898 met de parallelafdruk van de tekst uit het Luikse en het Stuttgartse handschrift is daarvan een voorbeeld. De studie verscheen onder de titel De Levens van Jezus in het MiddelnederlandschGa naar voetnoot30 In de editie was geen verantwoording van de wijze van uitgeven of inleiding opgenomen.Ga naar voetnoot31 Behalve de tekst en het register uit het handschrift was slechts een zeer summiere ‘voorlopige toelichting’ gegeven.Ga naar voetnoot32 Alhoewel een inleiding ontbrak, zou op basis van de plaats van de teksten (steeds Stuttgart op de linker- en Luik op de rechterbladzijde), verondersteld kunnen worden dat Bergsma de tekst in het Stuttgartse handschrift als oorspronkelijk zag en die in het Luikse handschrift dus als een vrije bewerking.Ga naar voetnoot33 In 1923 concludeerde C.G.N. de Vooys op basis van woordgeografisch onderzoek dat de tekst in het Stuttgartse handschrift een jongere versie moest zijn van het Luikse Leven van Jezus. Verder vermoedde hij een Vlaamse oorsprong van de tekst.Ga naar voetnoot34 In datzelfde jaar werd ook de doorwerking duidelijk van Robinsons observatie in het onderzoek naar het Luikse Leven van Jezus. Toen publiceerde Plooij zijn A Primitive Text of | |||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||
the Diatessaron.Ga naar voetnoot35 In navolging van Robinson kwam Plooij tot de conclusie dat de tekst van de harmonie in het Luikse Leven van Jezus een belangrijke, directe getuige en een bron tot reconstructie was van de tekst van het Diatessaron van Tatianus.Ga naar voetnoot36 Het Luikse Leven van Jezus ging, aldus Plooij, via een door hem veronderstelde oud-Latijnse harmonie, terug op een Syrische harmonie (mogelijk zelfs Tatianus' oertekst).Ga naar voetnoot37 Deze oud-Latijnse achtergrond verklaarde tevens waarom de tekst van het Luikse Leven van Jezus zoveel verschilde van de tekst in de gangbare Latijnse harmonieën, waarvan Codex Fuldensis de oudst bekende is. Het laatstgenoemde handschrift kwam in 546 gereed en was van de hand van Victor, bisschop van Capua. De tekst van de harmonie sloot nauw aan bij de gangbare Latijnse bijbeltekst (de Vulgaat). Plooij bracht ook andere Middelnederlandse redacties van het Leven van Jezus en de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant in het spel als getuigen van Tatianus' Diatessaron.Ga naar voetnoot38 Het Luikse Leven van Jezus bood echter, aldus Plooij, de oudste redactie (L-redactie) van alle Middelnederlandse evangeliënharmonieën en was de meest directe getuige. De andere redacties van het Leven van Jezus sloten vrijwel allemaal dichter bij de tekst van Codex Fuldensis aan en waren jongere redacties. Deze teksten vertegenwoordigden, naar zijn mening, verschillende stadia van aanpassing van de oudere L-redactie aan Codex Fuldensis.Ga naar voetnoot39 De vertaler van het Luikse Leven van Jezus zocht Plooij in het bisdom Luik. De opvatting dat de L-redactie de oudste redactie vertegenwoordigde, is lange tijd de gangbare gebleven. De redactie van het Stuttgartse handschrift (S-redactie) werd algemeen als de jongste gezien en als een eindpunt beschouwd van een ontwikkeling binnen de teksttraditie van het Middelnederlandse Leven van Jezus. In deze ontwikkeling vormden de teksten in de handschriften van het Middelnederlandse Leven van Jezus verschillende stadia van aanpassing van de tekst aan de gangbare bijbeltekst (Vulgaat of, in de harmonievorm, Codex Fuldensis). In 1926 publiceerde Van Kersbergen een vertaling van het Luikse Leven van Jezus in modern Nederlands.Ga naar voetnoot40 In de jaren 1927 tot 1970 verscheen in acht delen de derde editie van de tekst, uitgegeven door D. Plooij, C.A. Phillips en A.H.A. Bakker.Ga naar voetnoot41 De tekst van het Luikse Leven van Jezus ging vergezeld van een Engelse vertaling door A.J. Barnouw. De editie was van een hoog wetenschappelijk gehalte.Ga naar voetnoot42 | |||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||
De tekst ging vergezeld van een uitgebreid apparaat van aantekeningen op de tekst. Aangezien Plooij van mening was dat het Luikse Leven van Jezus terugging op een oud-Latijnse evangeliënharmonie die direct uit het Syrisch was vertaald, gaf Plooij in dit apparaat parallelle lezingen uit zowel Westerse als Oosterse (met name Oud-Latijnse, Arabische en Oud-Syrische) teksten. De achterliggende reden was, dat Plooij veronderstelde dat in het Luikse Leven van Jezus originele lezingen bewaard waren gebleven uit het oorspronkelijke Diatessaron van Tatianus. Als deze lezingen eveneens in andere Oosterse en Westerse tekstgetuigen zouden voorkomen, die als mogelijke Diatessaron-getuigen aangemerkt waren, zou dit Plooijs these versterken. De editie was daarom in sterke mate bepaald door Plooijs theorie over de herkomst van het Luikse Leven van Jezus: het apparaat alleen al neemt meer dan de helft van de in totaal bijna 800 bladzijden in beslag. Plooij publiceerde verschillende studies over het Luikse Leven van Jezus, die een stroom reacties van zowel voor- als tegenstanders ontketenden.Ga naar voetnoot43 De belangrijkste tegenstanders waren F.C. Burkitt and A. Jülicher. Burkitt wees als eerste op de belangrijke verschillen in volgorde van de bijbelse verhalen in de Westerse en de Oosterse harmonieën.Ga naar voetnoot44 Uit vergelijking van de volgorde in het Luikse Leven van Jezus, Codex Fuldensis, de Arabische evangeliënharmonie en de commentaar van Ephraem concludeerde hij ‘a very intimate connexion [...] between the mediaeval Dutch Harmonies and the Harmony of Victor of Capua, preserved in Cod. Fuldensis’.Ga naar voetnoot45 Burkitts belangrijkste kritiek was methodologisch van aard. Plooij had te weinig oog gehad voor het feit dat verschillende van de Diatessaron-lezingen uit het Luikse Leven van Jezus weliswaar geen parallel hadden in Codex Fuldensis, maar wel een parallel hadden in de Vulgaat. Daarom konden deze lezingen, aldus Burkitt, niet eenvoudigweg als Diatessaron-lezingen beschouwd worden. Ook Jülicher bekritiseerde het gemak waarmee Plooij Diatessaron-lezingen had aangewezen. Hij gaf een lange lijst van lezingen die geen parallel hadden in Codex Fuldensis en, aldus Jülicher, stamden van de eigen parafraserende en glosserende activiteit van de Nederlandse vertaler.Ga naar voetnoot46 Deze afwijkende lezingen konden, zelfs wanneer ze wel een parallel zouden hebben in andere Diatessaron-getuigen, niet allemaal automatisch als Diatessaron-lezingen aangemerkt worden. Er zijn slechts enkele wetenschappers die de veronderstelde ontwikkeling van de L-redactie naar de S-redactie hebben bekritiseerd. De eerste was Th. Frings.Ga naar voetnoot47 Hij veronderstelde een oud handschrift N, dat de proto-redactie van de Middelnederlandse evangeliënharmonie zou bieden. Vanuit deze redactie zouden twee redacties tot ontwikkeling zijn gekomen. De ene ontwikkeling was in de richting van een meer ‘pure’ tekst (Vulgaat) en eindigend in de S-redactie; de andere in de richting van een meer | |||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||
vrije, parafraserende tekst, uitlopend op de L-redactie. De intermediaire fase in de laatste ontwikkeling van N naar de L-redactie werd, naar zijn mening, gevormd door een redactie die gevonden wordt in het eerdergenoemde handschrift uit Cambridge. Het was deze laatstgenoemde redactie, volgens Frings, die Jacob van Maerlant gebruikt zou hebben voor zijn Rijmbijbel. In 1934 verscheen de dissertatie van De Bruin over Middelnederlandse vertalingen van het Nieuwe Testament. Hij behandelde hierin uitvoerig het Middelnederlandse Leven van Jezus.Ga naar voetnoot48 Met betrekking tot de L-redactie concludeerde De Bruin dat deze vrijwel zeker was vervaardigd door Willem, de abt van St.-Truiden. De taal, aldus De Bruin, was Vlaams-Brabants met gebruikmaking van Limburgse woorden.Ga naar voetnoot49 In deze studie sloot De Bruin zich aan bij de gangbare opvatting dat de L-redactie de oudste was en dat zich daaruit geleidelijk de S-redactie had ontwikkeld. Als schakel tussen beide redacties fungeerde de zogenaamde L/S-redactie. Van deze laatstgenoemde redactie uit de overgangsfase was slechts één volledig (Utrechts) handschrift overgeleverd. Dit Utrechtse handschrift, dat dateerde uit de vijftiende eeuw, is helaas vrijwel zeker in de tweede wereldoorlog verloren gegaan.Ga naar voetnoot50 Het Utrechtse handschrift bevatte, aldus een los bij de codex gevoegde aantekening, tevens een Latijnse harmonie waarvan de tekst geheel parallel liep aan de Nederlandse. De L/S-redactie had, zo meende De Bruin, tevens ten grondslag gelegen aan de Duitse harmonietraditie.Ga naar voetnoot51 In 1938 verscheen, onder andere naar aanleiding van het verschijnen van De Bruins dissertatie, een uitvoerige taalkundige studie van het Luikse Leven van Jezus. De studie was door J. van Ginneken en zijn studenten verricht en benadrukte het Limburgse karakter van de tekst.Ga naar voetnoot52 Het onderzoek naar het Middelnederlandse Leven van Jezus is sindsdien in belangrijke mate door De Bruin bepaald geweest. Zijn werk is beeldbepalend en richtinggevend gebleken voor het onderzoek naar de Middelnederlandse bijbelvertaling.Ga naar voetnoot53 De Bruin heeft zelf een aantal publicaties over het Middelnederlandse Leven van Jezus gepubliceerd. Ten aanzien van zijn opvattingen aangaande het Luikse Leven van Jezus springen daarin twee ontwikkelingen in het oog. De Bruin deelde, zoals gezegd, de gangbare opvatting dat de L-redactie de oudste was en dat zich daaruit de S-redactie had ontwikkeld. Waar hij in 1934 nog van mening was dat dit een geleidelijk proces was geweest, waarbinnen de zogenaamde L/S-redactie een tussenstadium vormde, trok De Bruin dat in zijn latere werken sterk in twijfel. In 1970 ging hij er van uit dat de revisie van de L-redactie naar de S-redactie in een keer plaatsvond en in een vroeg stadium van de traditie.Ga naar voetnoot54 Op basis van deze herziene positie oordeelde De Bruin niet langer dat de zogenaamde mengredacties, | |||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||
zoals de L/S-redactie of die in het Cambridge handschrift, een tussenstadium representeerden, maar dat zij latere mengteksten waren op basis van de oudere L- èn S-redacties. Daarbij hadden de samenstellers van deze redacties van het Leven van Jezus ‘elk op eigen gelegenheid handelend, ingrediënten uit beide oudere recencies [...] samengevoegd tot een telkens nieuw geheel’.Ga naar voetnoot55 De Bruin was, zoals vele andere onderzoekers, bijzonder geïnteresseerd in de herkomst van de lezingen in het Luikse Leven van Jezus die afweken van de tekst van Codex Fuldensis. In zijn pogingen de achtergrond van deze lezingen te verklaren, verschilde De Bruin van mening met Plooij. Bij verschillende gelegenheden heeft hij gewezen op de middeleeuwse bronnen, met name de Glossa Ordinaria, die de afwijkende lezingen zouden kunnen verklaren.Ga naar voetnoot56 Mede omdat De Bruin heeft nagelaten (relevant) bewijsmateriaal te publiceren, is zijn opvatting niet alleen bekritiseerd maar ook verbannen naar de rand van het onderzoek naar het Luikse Leven van Jezus.Ga naar voetnoot57 In 1970 publiceerde De Bruin zijn uitgave van het Luikse Leven van JezusGa naar voetnoot58 Met deze editie opende hij de bekende serie over de Nederlandse bijbelvertaling van de middeleeuwen: Verzameling van Middelnederlandse bijbelteksten/Corpus Sacrae Scripturae Neerlandicae medii aevi (CSSN). In de inleiding legde De Bruin verantwoording af van de wijze van uitgeven. De Engelse vertaling van het Luikse Leven van Jezus door Barnouw was in deze editie ook opgenomen. Zeer recent heeft Th. Coun opnieuw de veronderstelde ontwikkeling in de teksttraditie van het Middelnederlandse Leven van Jezus van de L-redactie naar de S-redactie in twijfel getrokken.Ga naar voetnoot59 Op basis van vergelijking van onvertaalde (Latijnse) woorden in verschillende Middelnederlandse bijbelvertalingen, concludeerde hij dat de Zuidnederlandse vertaling van de vier evangeliën - geen harmonietekst - de grootste hoeveelheid onvertaalde woorden had en om die reden de oudste Middelnederlandse evangeliëntekst was.Ga naar voetnoot60 Hij kwam verder tot de conclusie dat de S-redactie een vertaling moest zijn van een Latijnse evangeliënharmonie en dat deze vertaling was vervaardigd of op basis van of met gebruikmaking van een reeds bestaande Nederlandse vertaling van de vier evangeliën (de Zuidnederlandse vertaling). Dat de S-redactie soms dezelfde woorden onvertaald liet, illustreerde, volgens Coun, de nauwe (en vroege) relatie van de S-redactie met de Zuidnederlandse vertaling. Hij stelde verder dat de L-redactie terugging op de S-redactie onder toevoeging van een grote hoeveelheid verklaringen.Ga naar voetnoot61 Coun beargumenteerde dat de L-redactie een bewerking en omwerking van de S-redactie moest zijn, omdat het Luikse Leven | |||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||
van Jezus veel meer Latijnse woorden heeft vertaald dan de tekst in het Stuttgartse handschrift. Couns visie op de ontwikkeling van de Middelnederlandse bijbelvertaling is hier tegengesteld aan die van De Bruin. De Bruin stelde dat, na de Rijmbijbel, de evangeliënharmonieën het begin vormden (zich ontwikkelend van de L- naar de S-redactie), waarop de lectionaria en, uiteindelijk, de integrale evangeliënvertalingen waren gebaseerd.Ga naar voetnoot62 In zijn artikel uit 1993 heeft Coun een geheel nieuwe aanzet gegeven tot hernieuwd onderzoek naar de teksttraditie van het Middelnederlandse Leven van Jezus. Zijn studie is zowel verfrissend als ook bijzonder stimulerend tot verder onderzoek. De balans opmakend van het onderzoek naar het Luikse Leven van Jezus moet geconcludeerd worden dat belangrijke problemen nog niet in het onderzoek zijn betrokken.Ga naar voetnoot63 Ik noem er enkele, die mijns inziens niet op de agenda van het toekomstig onderzoek zouden mogen ontbreken:
| |||||||||||||||||||||
SummaryThe Middle Dutch text known as The Liège Diatessaron or the Liège Life of Jesus has come down to us in one manuscript dating from the last quarter of the thirteenth century (Liège, University Library 437). In 245 chapters the text provides a continuous story of the life of Jesus, from birth through death to resurrection and glorification. The story is based upon a harmonized version of the texts of the four Gospels. In this Life of Jesus, glosses, expositions, and additions have been added to the canonical text of the Bible. The origin of these additions is the subject of vigorous debate, | |||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||
and opinions range from favouring contemporary sources to sources dating back to the early centuries.
Adres van de auteur: M.H. Trompstraat 27 11 nl-1056 hw Amsterdam | |||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||
|
|