Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1]Niets dan de waarheid?
| |
[pagina 2]
| |
tot Japan. Dat valt tenminste op te maken uit zijn reisverhaal, dat bekend is als Le Divisament dou Monde (‘De beschrijving van de wereld’, verder aangeduid als Divisament), net als de Navigatio een in de Middeleeuwen vaak gekopieerde en vertaalde tekst.Ga naar voetnoot5 Brandaans reisdoel is uit de verhalen die over hem verteld worden, niet zonder meer duidelijk. In de Navigatio wordt verteld dat hij, gegrepen door verhalen over een paradijselijk eiland, na zeven jaar varen het Beloofde Land van de Heiligen zou hebben bereikt. In de Reis is in geografische zin geen concreet doel van de tocht aan te wijzen. Dat van Amerika in de twee verhalen geen sprake is, ligt voor de hand: de Reis is geschreven in de twaalfde eeuw, de Navigatio zou tussen de achtste en tiende eeuw zijn ontstaan.Ga naar voetnoot6 Dat is ver vóór de ontdekkingsreis van Columbus, terwijl de Navigatio waarschijnlijk zelfs van vóór de ontdekking van de nieuwe wereld door de Vikingen dateert.Ga naar voetnoot7 Al lang circuleert de opvatting, dat aan de beschrijving van Brandaans tocht naar het Beloofde Land van de Heiligen realistische ervaringen van Ierse zeereizigers in de Westelijke Oceaan ten grondslag zouden liggen. Toegespitst leidt die gedachte tot de formulering dat Brandaan de eigenlijke ontdekker van Amerika zou zijn, een idee dat hardnekkig in twintigste-eeuwse publicaties blijft opduiken.Ga naar voetnoot8 Het idee kreeg in onze tijd een stevige voedingsbodem dankzij de moderne ontdekkingsreiziger Tim Severin, die op 17 mei 1976 in een klein zeilschip vanuit de Brandaanbaai aan de Ierse westkust vertrokken was. In juni 1977 bereikte hij na een tocht via de Faeröer, IJsland en de Groenlandse wateren de kust van Newfoundland. Bij de bouw van het schip liet hij zich leiden door de beschrijving van Brandaans schip in de Navigatio. Het theoretische fundament voor zijn onderneming heeft in het verslag van zijn avontuur, The Brendan Voyage, de vorm gekregen van een gesprek aan de keukentafel met zijn vrouw, de mediëviste Dorothy Severin. Daarin zegt zij onder andere: ‘[...] the story has a remarkable amount of practical detail, far more than most early medieval texts. It tells you about the geography of the places Brendan visits. It carefully describes the progress of the voyage, the times and distances, and so forth. It | |
[pagina 3]
| |
seems to me that the text is not so much a legend as a tale that is embroidering a firsthand experience.’Ga naar voetnoot9 In The Brendan Voyage wordt de Navigatio voorgesteld als een realistisch ooggetuigenverslag, dat in het proces van omvorming tot literair werk de nodige opsmuk en uitbreiding onderging, zoals ook blijkt uit een formulering aan het slot, waarin Severin de Navigatio typeert als ‘a story hung upon a framework of facts and observation which mingles geography and literature, and the challenge is how to separate one from the other.’Ga naar voetnoot10 Tijdens zijn tocht neemt Severin verschijnselen waar die al eerder in de vakliteratuur zijn verbonden met episoden uit de Navigatio. Hij kan ze uit eigen waarneming bevestigen. Zo komt in de Navigatio een episode voor waarin verteld wordt dat Brandaan bij een eiland belandt met een reusachtige boom, dat het paradijs van de vogels wordt genoemd. De takken van die boom zijn bedekt met witte vogels die psalmen zingen.Ga naar voetnoot11 Tim Severin schrijft dat hij en zijn mannen bij het naderen van de rotskust van een van de eilanden van de Faeröer een enorme hoeveelheid vogels van de rotsen zag zwermen. Hij is daarvan zeer onder de indruk en schrijft: ‘If there was any place which fitted the idea of a Paradise of Birds, this was it.’Ga naar voetnoot12 Weldoorvoede schapen op een Faeröereiland herinneren hem aan een beschrijving in de Navigatio van een ‘schapeneiland’; de vulkanische kust van IJsland doet denken aan beschrijvingen van helse oorden in de Navigatio, waar verteld wordt over brandende vuurbergen met duivels. Wanneer Severin in de buurt van Groenland tussen het ijs terechtkomt, kan hij uit eigen ervaring bevestigen dat een waarneming van een ijsberg ten grondslag moet liggen aan de beschrijving in de Navigatio van een kristallen zuil met een afhangend zilverachtig net.Ga naar voetnoot13 En tenslotte komt hij, net als Brandaan, terecht in een land aan de overkant van de oceaan, al is dat in dit geval niet het Beloofde Land van de Heiligen maar Newfoundland. Dit alles betekent natuurlijk niet dat in de Navigatio zonder meer wordt verteld dat Brandaan Amerika bereikte via de noordelijke Atlantische route, zoals Severin die verkende. Severin is niet zo onvoorzichtig die conclusie te trekken. Hij schrijft: ‘[...] there was no longer any practical objection to the idea that Irish monks might have sailed their leather boats to North America before the Norsemen, and long before Columbus.’Ga naar voetnoot14 En inderdaad, als de Navigatio berust op Ierse verhalen over zeereizen over de noordelijke Atlantische oceaan, is het niet ondenkbaar dat een uit de koers geraakt schip op de Amerikaanse kust is geland. Dit ‘niet ondenkbaar’ is ook eigenlijk alles wat er na Severins indrukwekkende onderneming te concluderen valt. Ook bij weglating van alle mogelijke uitbreidingen en herhalingen in de tekst kan de Navigatio niet probleemloos gelezen worden als een routebeschrijving naar Amerika. Sommige Navigatio-episoden laten zich zonder meer inpassen in Severins etappes, maar andere helemaal niet, en de goed-passende episoden bevatten vaak details die niet of alleen met enig wringen thuisgebracht kunnen worden. Bovendien verloopt de tocht in de Navigatio | |
[pagina 4]
| |
in cirkels, waarbij zeven jaar lang de christelijke feestdagen telkens op dezelfde plaatsen worden gevierd. Severin geeft als verklaringen dat de Navigatio een mengsel is van geografie en literatuur, en daarnaast een samenklontering van een aantal reisverhalen, over verschillende tochten van Brandaan en over die van anderen.Ga naar voetnoot15 Is nu de kern van de Navigatio de beschrijving van een of meer Ierse reizen richting Amerika? De suggestie die uitgaat van Severins opvatting over een raamwerk van verschijnselen uit de realiteit, overwoekerd door literaire versieringen, is dat de geografische beschrijvingen de realiteit van de Navigatio zouden uitmaken. Het verhaal zoals we het kennen, zou dan het gevolg zijn van een reeks misleidende en vervormende verzinsels die er afgeschraapt zouden kunnen worden om zo tot de historische kern van de tekst te komen. Die vermeende kern lijkt ver af te staan van de in de tekst opgeroepen werkelijkheid. Het typerende van de Navigatio is niet zozeer de vermenging van geografie en literatuur, of van waarheid en fictie, maar van het bovennatuurlijke en het alledaagse. Zoals W.P. Gerritsen het formuleert: ‘Het aardse en het hemelse liggen vlak bijeen, raken elkaar en gaan zelfs natuurlijkerwijs in elkaar over’.Ga naar voetnoot16 De Navigatio is vervuld van het magische en het heilige. Brandaan wordt bij zijn vertrek gedreven door een brandend verlangen naar het paradijselijke Beloofde Land van de Heiligen. Voordat hij daar komt, ziet hij voorbeeldige monniken, een heilige kluizenaar en helse bergen. De vogels op het vogeleiland, voor Severin misschien een van de eilanden van de Faeröer, zijn engelen die met Lucifer uit de hemel vielen. Omdat ze geen kwaad beraamden, zijn ze niet naar de hel verbannen en tijdens hun verblijf op het vogeleiland zingen ze onophoudelijk psalmen. Verderop wordt een monnik bij een vuurspuwende berg weggevoerd door duivels.Ga naar voetnoot17 Severin schrijft hierover: ‘As for the monk seized by “demons” and set alight, perhaps this was the fate of a crew member burned in a lava flow or who rashly trod on the thin crust of surface rock and broke though to the scalding steam underneath.’Ga naar voetnoot18 Dat kan. Het is zelfs helemaal niet onwaarschijnlijk. Maar hier wordt zichtbaar wat er gebeurt als men de Navigatio te lijf gaat met moderne vragen naar de ‘realiteit’: ontdaan van zijn engelen en demonen blijft van de tekst een kaal geraamte over waarin de wereld die in de tekst wordt opgeroepen nauwelijks meer te herkennen is. De versmelting van ‘werkelijkheden’ in de Navigatio is al aan het begin van het eerste hoofdstuk zichtbaar. Het verhaal begint met de zin: ‘Sint Brandaan, de zoon van Finlug, die een afstammeling van Alte was, behoorde tot het geslacht van de Eoganacht die bij het meer van Léin in Munster wonen.’Ga naar voetnoot19 Vervolgens wordt verteld over het bezoek van de monnik Barinthus, afstammeling van Nial, die Brandaan vertelde dat vlakbij ‘mons lapidis’ [d.i. Slieve League in Donegal] het ‘insula deliciosa’ ligt, het verrukkelijke eiland.Ga naar voetnoot20 Vandaar voer hij in een uur door de mist naar het Beloofde | |
[pagina 5]
| |
Land van de Heiligen. Daar had hij geen voedsel nodig, geen kleren en geen slaap. Bij terugkomst bespeurden de thuisblijvers in zijn kleren de geur van het paradijs. Uit dit begin is op te maken dat het paradijs vlak bij Brandaans klooster ligt, al zal de heilige er daarna zeven jaar over doen om er te komen. Brandaan en Barinthus worden met de gegevens over hun herkomst verankerd in de Ierse geschiedenis, en ze zijn net zo reëel als het paradijselijke land waar ze heen varen, als neutrale engelen, als demoneneilanden, of als kluizenaars. De werkelijkheid van de Navigatio wordt voorgesteld als één, ondeelbaar, en dus zo vanzelfsprekend waar, dat er geen woord wordt vuilgemaakt aan de eventuele geloofwaardigheid van het verhaalde. Het hele werk heeft eenzelfde laconieke en tegelijkertijd verheven stijl, waaruit een onwrikbaar geloof spreekt in de aanwezigheid van het bovenaardse in het aardse. Vermoedelijk zouden Brandaan en een groot deel van het middeleeuwse publiek diep teleurgesteld zijn geweest als de geur in Barinthus' kleren die van Amerikaanse appels was geweest, en het Beloofde Land van de Heiligen gewoon Newfoundland zou blijken te zijn. En als dat zo zou zijn, zou een groot deel van het publiek vermoedelijk wensen dat Brandaan onmiddellijk weer zou vertrekken om het ‘echte’ Beloofde Land van de Heiligen te gaan zoeken.
Als in de twaalfde eeuw de versie van het Brandaanverhaal ontstaat die bekend is als de Reis van Sint Brandaan, is de kijk op de wereld veranderd. Voor de schrijver van de Reis was het Beloofde Land van de Heiligen geen aanvaardbaar gegeven meer. De vanzelfsprekendheid van Brandaans onderneming is verdwenen en de geloofwaardigheid van het verhaal moet op alle mogelijke manieren verzekerd worden. De Reis begint met een opeenhoping van waarheidsbetuigingen. De schrijver vraagt in de proloog: ‘Moge de Heilige Geest mijn mond openen, zoals hij ook Bileams ezelin spraakvermogen gaf.’ De ezelin van de profeet Bileam was een bekende verschijning in twaalfde-eeuwse teksten. Volgens het Oude Testament werd de profeet Bileam, die tegen Gods wil op zijn ezelin was vertrokken om de Israëlieten te vervloeken, op een smalle weg de doorgang versperd door een engel met getrokken zwaard. Bileam zag de verschijning niet, maar de ezelin ging op de grond liggen en begon door Gods toedoen als een mens te spreken. Daarop werden Bileam de ogen geopend.Ga naar voetnoot21 Zoals de ezelin als spreekbuis fungeert voor de goddelijke woorden, wil de schrijver van de Reis een instrument zijn voor het vertellen van Gods waarheid. Daarvoor roept hij de hulp in van de Heilige Geest. Een schrijver die zó begint, maakt het zijn publiek bij voorbaat onmogelijk geen geloof te hechten aan zijn verhaal. Hij gaat nog verder. Na de aanroeping van de Heilige Geest volgt een geraffineerde inleiding, waarin verteld wordt dat Brandaan een boek waarin hij over allerlei wonderbaarlijke verschijnselen van de schepping las, in het vuur | |
[pagina 6]
| |
gooide uit ongeloof over het beschrevene. Op goddelijk bevel maakte hij vervolgens een zeereis om met eigen ogen te zien wat waar is en wat gelogen. Met het boek had hij de waarheid verbrand. Wat hij onderweg onder ogen kreeg, moest hij opschrijven en zo moest hij het verbrande boek herstellen. Hij ging op reis en zag de wonderbaarlijke verschijnselen waarover hij gelezen had, en nog vele andere. Alles wat hij zag, schreef hij tijdens de reis in een boek en dat legde hij bij zijn terugkeer in Ierland op het altaar. De suggestie die hiervan uitgaat, is dat het verhaal dat wij te horen (of te lezen) krijgen, Brandaans boek is: het boek dat Brandaan zelf schreef of een getrouw afschrift daarvan. En dat boek is een afspiegeling van de wonderen van de schepping die Brandaan ten onrechte niet wenste te geloven. Een toehoorder die het verhaal van Brandaans wederwaardigheden niet accepteert, kan hetzelfde lot tegemoet zien als de boekverbrandende heilige: hij zal met eigen ogen moeten gaan zien wat waar is en wat gelogen ... ad infinitum. Brandaans boek wordt in deze inleiding voorgesteld als een door goddelijk ingrijpen tot stand gekomen werk. Bovendien schrijft Brandaan op wat hij met eigen ogen te zien krijgt. Zijn boek bevat dan ook een ooggetuigenverslag, voor twaalfde-eeuwers de waarborg voor de betrouwbaarheid van een verhaal.Ga naar voetnoot22 Voor de toehoorders is er geen ontkomen aan: de Reis is het geloofwaardige verslag van ware gebeurtenissen, die Brandaan zelf heeft gezien en opgeschreven. Voor moderne lezers zal deze waarheidsclaim moeilijk te aanvaarden zijn. Brandaan ziet onderweg weinig realistisch lijkende zaken als Judas op een rots in zee, een vliegend hert dat een zeeslang verdrijft, of monsters met zwijnskoppen en hondenpoten die beweren dat ze gevallen engelen zijn. Met Brandaans route in de Reis zou Tim Severin in de problemen komen. De aanduidingen zijn nauwelijks navolgbaar. Af en toe staat er dat Brandaan noordwaarts gaat of naar het oosten, maar de reisroute blijft tot het einde onduidelijk. Ook de boot die Brandaan aan het begin van de Reis laat bouwen, zou zelfs met veel goede wil niet na te maken zijn. Hij wordt beschreven als een tamelijk groot schip voor tachtig man, met een mast en zeilen, gebouwd naar het voorbeeld van Noachs ark. W.P. Gerritsen schreef: ‘[men zou] aan een hulk of een kogge kunnen denken’, ware het niet dat op afbeeldingen van die schepen nooit riemen te zien zijn, terwijl het schip van Brandaan vaak geroeid wordt. Hij komt tot het oordeel: ‘De dichter van de Middelnederlandse Brandaan geeft keer op keer blijk van onbevarenheid [...]. Ik verdenk hem ervan een landrot te zijn geweest.’Ga naar voetnoot23 Dat is geen compliment, en het maakt ook duidelijk dat de realiteitswaarde van de Reis gering is. De Reis is niet bruikbaar als een routebeschrijving, zoals de Navigatio tot op zekere hoogte nog wel kan zijn. De waarheid waarop de schrijver van de Reis zich met zoveel nadruk beroept, kan nauwelijks gelegen zijn in het realisme van de verschijnselen die beschreven worden, en wie het verhaal probeert te lezen als een werkelijkheidsgetrouw verslag, kan niet anders dan zich bekocht voelen. Hoe Brandaan, en daarmee zijn publiek, de waarheid van de schepping moet benaderen, wordt duidelijk gemaakt in een van de laatste epi- | |
[pagina 7]
| |
soden van de Reis. Daarin vertelt een piepklein mannetje op een blad Brandaan dat hij met behulp van een griffel en een napje de zee probeert te meten. Wanneer Brandaan uitroept dat dat onbegonnen werk is, zegt het mannetje: ‘Evenmin als ik voor de dag des oordeels de zee kan meten, kun jij alle wonderen Gods zien. Ga naar huis, waar je monniken op je wachten!’ De uiteindelijke boodschap van de Reis lijkt te zijn: de schepping is wonderbaarlijk, God is overal aanwezig, en Zijn grootheid en almacht gaan het menselijk bevattingsvermogen ver te boven. Het heeft geen zin de werkelijkheid te onderzoeken. Waar het op aankomt is geloof in Gods aanwezigheid. Of het publiek van de Reis zich hier nu zonder meer bij heeft neergelegd, valt te betwijfelen. In de tijd dat de Reis ontstond, werd de wereld groter. Europeanen gingen vaker en verder dan voorheen op reis, onder andere vanwege de kruistochten. Daarmee kwamen natuurlijk ook de vragen los over wat er in die verre landen overzee dan te zien was. Mensen met hondenkoppen, zoals in de boeken stond? Reuzen? Het paradijs? De gebruikelijke hulpmiddelen om de verschijnselen van de schepping te interpreteren, de lezing van de Bijbel en de symbolische uitleg, boden lang niet altijd uitkomst, en bovendien nam niet iedereen hier genoegen mee. De discussies over het afwegen van bronnen en het toetsen van getuigenissen namen toe in aantal en hevigheid. Een beroemd voorbeeld van het eerste is Abélard die in zijn Sic et Non strijdige uitspraken van gezaghebbende schrijvers naast elkaar zette, maar ook - of: vooral - voor auteurs in de volkstaal was de betrouwbaarheid van bronnen een heet hangijzer. Beroemd is het voorbeeld van Benoît de Sainte-Maure, de schrijver van de Trojeroman van omstreeks 1165. In de proloog van deze roman schrijft Benoît dat Homerus een bewonderenswaardige geleerde was. Maar omdat Homerus meer dan honderd jaar na de beschreven gebeurtenissen leefde, is zijn verhaal niet zo betrouwbaar als dat van Dares. Die heeft het volgens eigen zeggen immers allemaal zelf gezien.Ga naar voetnoot24 De Phrygier Dares, weten wij nu, schreef zijn bericht over de Trojaanse oorlog pas in de zesde eeuw na Christus, naar een ouder Grieks voorbeeld. Omdat hij zijn verhaal echter presenteert als een ooggetuigenverslag, gold het in de middeleeuwen als authentiek en betrouwbaar. En hoe had Benoît de Sainte-Maure beter moeten weten? In de twaalfde eeuw was Dares nog niet ontmaskerd als een leugenaar.Ga naar voetnoot25 Benoît verkiest hier, in de geest van zijn tijd, de ooggetuige boven de autoriteit. Een principieel verdediger van onderzoek in plaats van geloof op gezag is de twaalfde-eeuwse filosoof Willem van Conches, die over zijn tegenstanders zegt: ‘Maar omdat zij zelf niets van de krachten van de natuur afweten, willen zij niet dat dezen [Willem van Conches' geestverwanten] iets onderzoeken, opdat ze allen als bondgenoten in hun onwetendheid hebben; ze willen dat we als boeren geloven en de reden niet onderzoeken. [...]. Maar wij zeggen dat de reden achter alles moet worden gezocht. [...]. Als zij [...] echter horen dat iemand onderzoek verricht, noemen ze hem een ketter, waarbij ze meer vertrouwen stellen in hun monnikskap dan in hun wijsheid.’Ga naar voetnoot26 Dat is een houding die aanstuurt op kritische waarneming van de werkelijkheid als een middel om het waarheidsgehalte van een bewering te toetsen. | |
[pagina 8]
| |
Willem van Conches zal niet de enige zijn geweest die door de boodschap van het mannetje op het blad in de Reis niet overtuigd kon worden. Het beroep op geloof in deze episode maakt op een al te simpele manier een einde aan een tocht vol verbazingwekkende verschijnselen. Ook onder een diepgelovig twaalfde-eeuws publiek zullen er toehoorders zijn geweest die zich hebben afgevraagd of het ècht allemaal deel uitmaakte van Gods schepping, de vliegende herten, eilandvissen en neutrale engelen. Brandaan zelf is het voorbeeld bij uitstek van deze nieuwsgierigheid. Door van Brandaan iemand te maken die een boek verbrandt, omdat hij niet wil accepteren wat erin staat, en het vervolgens zelf gaat bekijken, wordt de geloofwaardigheid van het vertelde het centrale punt. Het kan verbazing wekken dat de schrijver uitgerekend Brandaan als hoofdpersoon heeft gekozen voor een verhaal waarin geloofwaardigheid zo'n grote rol speelt. De heilige had geen onbesmette reputatie. Al omstreeks 1100 gaat de onbekende dichter van een satirisch gedicht te keer over fabeltjes die over Brandaan verteld worden. Hij windt zich op over het verhaal dat Brandaan zeven jaar achtereen Pasen op een vis zou hebben doorgebracht, maar het toppunt is voor hem wel dat in de Brandaanverhalen het paradijs wordt voorgesteld als een ‘kaal land met steentjes’ en niet als het hemels paradijs.Ga naar voetnoot27 In de dertiende eeuw wenst Vincent van Beauvais in zijn de Speculum Historiale de ‘pelgrimage’ van Brandaan niet op te nemen wegens ‘apocrypha [...] deliramenta’, ketterse waanideeën. Jacob van Maerlant volgt in de Spiegel Historiael zijn oordeel.Ga naar voetnoot28 In de dertiende-eeuwse Duitse Pfaffe Amis is het verhaal te vinden over een prediker die rondtrekt met als relikwie Brandaans schedel. Op de schedel wijzend zegt hij geld in te zamelen voor een kerk, zoals Brandaan hem gebiedt. Maar giften van vrouwen die hun man bedriegen, kan hij niet in ontvangst nemen. De vrouwen haasten zich hem hun geld toe te stoppen en de prediker vertrekt met gevulde zakken. Een soortgelijk avontuur komt voor in de zestiende-eeuwse Tijl-Uilenspiegelverhalen.Ga naar voetnoot29 De titel van Sebastian Francks Weltbuch, een ‘spiegel van de gehele aarde’, gedrukt in 1534, belooft informatie over nieuw ontdekte werelden, niet uit Sint Brandaans historie of dergelijke fabels, maar uit werken van geloofwaardige auteurs.Ga naar voetnoot30 | |
[pagina 9]
| |
Uit deze getuigenissen komt Brandaan naar voren als een figuur die bij uitstek geschikt was voor verhalen waarvan de geloofwaardigheid in het geding was. Het lijkt erop dat de dichter van het satirische gedicht van omstreeks 1100 zich vooral heeft gestoord aan elementen die in zijn ogen het juiste gedrag in geloofszaken ondermijnden. Daartoe rekende hij verhalen over Brandaan die een mis zou hebben opgedragen op de rug een vis, in plaats van zijn plichten als abt ten opzichte van de monniken in zijn klooster te vervullen, of over zijn zoektocht naar een paradijs op aarde dat eruitzag als een kaal land met steentjes (vermoedelijk een minachtende benaming voor edelstenen), in plaats van naar het hemelse paradijs. Ook Vincent van Beauvais' oordeel wijst op een afwijzing van religieuze voorstellingen in Brandaanverhalen en de episode in Pfaffe Amis op leugenachtige gewiekstheid in religieuze zaken van Brandaanvereerders. Pas in Francks Weltbuch heeft de reputatie van Brandaan vermoedelijk geen betrekking op geloofszaken, maar op de betrouwbaarheid van de beschreven wonderen of reisroute. De kritische uitingen hebben echter tenminste een deel van het publiek niet van de Brandaanteksten afgehouden. Vertalingen en bewerkingen van de Navigatio en de Reis zijn in de vijftiende en zestiende eeuw nog herhaaldelijk gedrukt, al werd in enkele uitgaven rond 1500 van de Nederduitse Der Hilligen Levent aan de erin opgenomen Navigatio-vertaling wel de volgende waarschuwing voor de lezer toegevoegd: ‘De grote lerer Vincencius dede vele hystorien beschrift, schryfft nicht vele van desseme Brendano. [...]. Men [maar] dat id war scal wezen, alze syne hystorie hijr vor ghescrevn ludet, wyl he nicht loven.’Ga naar voetnoot31 Voor de twaalfde-eeuwse schrijver van de Reis was Brandaan kennelijk de aangewezen persoon voor een geschiedenis over twijfel aan de waarheid van vertelde wonderen. De schrijver zelf moet van de waarheid van zijn eigen verhaal overtuigd zijn geweest: hij heeft immers de hulp van de Heilige Geest ingeroepen. Deze waarheid kan niet anders dan betrekking hebben op Gods almacht en alomtegenwoordigheid. Maar het is de vraag of hij toehoorders die méér wilden weten over de realiteit van het verhaalde, tevreden heeft gesteld.
Voor de verteller van Marco Polo's Divisament dou monde is de betrouwbaarheid ervan misschien niet de eerste, maar wel een belangrijke zorg geweest. De Divisament bevat het verhaal van de reis van Marco Polo door Azië. Tussen 1271 en 1295 zou hij met zijn vader Niccolò en zijn oom Maffeo over land van Perzië naar China zijn gereisd, en verder naar onder andere India, Sumatra en Ceylon. Per schip zou hij zijn teruggegaan naar Venetië. In een gevangenis in Genua, waar hij beland was in de oorlog tussen deze stad en zijn geboorteplaats Venetië, zou hij in 1298 zijn verhaal hebben laten opschrijven door ene Rustichello van Pisa, die vermoedelijk ook de auteur was van een aantal Arturverhalen.Ga naar voetnoot32 De Divisament bevat een groot aantal uitvoerige beschrijvingen van | |
[pagina 10]
| |
plaatsen, gebieden, gewoonten en voorwerpen. Dit zijn de wetenswaardigheden die in de eerste regels genoemd worden als de bijzondere attractie van het boek. In de proloog wordt gezegd dat het verhaal gaat over ‘de verschillende soorten mensen en de verschillen tussen de verschillende streken van de wereld [...]. Hier zult u alle hoogst wonderbaarlijke zaken en de grote verscheidenheden van het grote Armenië vinden en van Perzië en de Tartaren en Indië en vele andere provincies.’ En even verderop: ‘want het zou erg jammer zijn als hij [Marco Polo] niet alle merkwaardige dingen liet optekenen die hij heeft gezien of als waar heeft gehoord, opdat de andere mensen die ze niet zagen of kennen, ze door middel van dit boek leren kennen.’Ga naar voetnoot33 Marco Polo's boek gaat dus over allerlei verbazingwekkende verschijnselen die in vreemde landen te vinden zijn, en hij heeft ze gezien of vernomen uit betrouwbare bronnen. Over dat laatste wordt in de proloog ook nog gezegd: ‘Zoals het boek u zal vertellen [...] zoals mijnheer Marco Polo [...] vertelt zoals hij het met eigen ogen zag. Maar er is iets wat hij niet zag, maar hoorde van betrouwbare mannen die de waarheid spreken. En daarom zullen we de geziene zaken als gezien optekenen en de gehoorde als gehoord, opdat ons boek eerlijk en waarheidsgetrouw mag zijn zonder enige leugen. En allen die dit boek mogen lezen of zullen horen, moeten het geloven, aangezien het allemaal waar gebeurde dingen zijn.’Ga naar voetnoot34 De vraag is: hoe waar? Er zijn middeleeuwse getuigenissen bekend waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat niet iedereen Marco Polo geloofde. Zowel hijzelf als zijn boek zijn bekend onder de bijnaam Il milione (een miljoen). Middeleeuwse verklaringen luiden dat dit betrekking zou hebben op Marco's grote rijkdom, of op de overdrijvingen in zijn verhaal. Marco Polo, de opschepper, met andere woorden.Ga naar voetnoot35 Bovendien is er het bericht dat Marco Polo op zijn sterfbed door zijn vrienden gevraagd werd zijn boek te corrigeren en het overbodige erin te herroepen. Marco Polo weigerde met de verzekering: ‘Ik heb nog niet de helft geschreven van wat ik heb gezien.’Ga naar voetnoot36 Daar staan positieve oordelen tegenover: arts en astronoom Pietro d'Abano (c. 1250-c. 1316) noemt Marco Polo een ijverig onderzoeker, van wie men vele geografische en kosmografi- | |
[pagina 11]
| |
sche gegevens te weten kan komen. Hij beroept zich op een persoonlijk gesprek met de auteur. De Florentijnse geschiedschrijver Villani (gest. 1348) beveelt Marco Polo's boek allen aan die zich willen informeren over de Tartaren.Ga naar voetnoot37 De discussies over de betrouwbaarheid van Marco Polo's boek zijn nog altijd niet ten einde. In 1995 verscheen een boek van Frances Wood, hoofd van de Chinese afdeling van de British Library. De titel Did Marco Polo go to China? belooft niet veel goeds voor de reputatie van de Chinareiziger. Wood betoogt in dit boek dat Marco Polo nooit in China is geweest en veronderstelt dat hij niet verder kwam dan de Zwarte Zee. Zij baseert haar oordeel op eigen onderzoek en bouwt daarbij voort op al lang bestaande twijfels.Ga naar voetnoot38 Wood behandelt de redenen voor die twijfels stuk voor stuk: Marco Polo's route is, zodra hij Perzië achter zich heeft, moeilijk, zo niet onmogelijk letterlijk na te volgen. Marco Polo komt nergens in Chinese bronnen voor. Er zijn in het boek verdacht weinig verwijzingen naar de Polo's zelf. Vele Chinese plaats- en eigennamen zijn niet thuis te brengen, en als ze wel kunnen worden thuisgebracht zijn ze niet te verenigen met wat erover uit andere bronnen bekend is. De meeste namen zijn in het Perzisch. Het is mogelijk dat dit de taal was die vreemdelingen in het Mongolenrijk gebruikten, maar Frances Wood vindt het onbegrijpelijk dat Marco Polo er niet in slaagde tijdens zijn jarenlange dienst bij de Mongolen ook maar een paar Mongoolse of Chinese woorden op te pikken. Maar het meest verbaast haar wel wat hij niét vertelt: Marco Polo zegt niets over theehuizen of thee, over het Chinese schrift, over het afbinden van vrouwenvoeten, en, het verbazingwekkendste van alles, hij zegt niets over de Chinese muur.Ga naar voetnoot39 Tegen de strekking van Woods bezwaren zijn al eerder argumenten aangevoerd. Het kan natuurlijk zo zijn dat Marco Polo de thee, de afgebonden voeten en de Chinese muur gewoon niet gezien heeft, niet heeft willen zien of goede redenen heeft gehad ze niet te noemen. Het kan zijn dat Marco Polo sommige gegevens, zoals afstanden, niet goed onthouden had, omdat hij daar misschien niet zoveel waarde aan hechtte. Het kan zijn dat zijn naam wel degelijk voorkwam in Chinese geschriften, maar onherkenbaar is geworden. Afgezien daarvan kunnen uit wat er niet in kronieken genoemd wordt, geen conclusies worden getrokken over Marco Polo's eventuele afwezigheid.Ga naar voetnoot40 Het is mogelijk dat de vertelwijze van het boek tot verkeerd begrip van Marco Polo's bedoelingen heeft geleid.Ga naar voetnoot41 En misschien moet de Divisament niet beschouwd worden als een reisverslag, maar als een encyclopedische verhandeling, waarin alle mogelijke wetenswaardigheden over Azië werden verzameld.Ga naar voetnoot42 | |
[pagina 12]
| |
In de manier waarop Marco Polo's boek is ontstaan en geschreven zitten een paar elementen die het moeilijk maken de betrouwbaarheid ervan te beoordelen. Volgens de proloog liet Marco Polo zijn verhaal in de gevangenis opschrijven door Rustichello van Pisa. Het is niet bekend hoe dat proces verlopen is. Onbekend is bijvoorbeeld of Marco Polo uit het hoofd vertelde, of aan de hand van aantekeningen. Er lijken bovendien aanwijzingen te zijn dat de tekst niet in één ruk geschreven werd. Misschien waren er meer schrijvers bij het boek betrokken, Marco Polo zelf of anderen. Een bijkomende complicatie is, dat de oorspronkelijke tekst niet is overgeleverd. De tekst die het dichtst bij het origineel staat, is waarschijnlijk een verkorte versie.Ga naar voetnoot43 Van lang niet alle toevoegingen en details in latere versies is duidelijk of ze van Marco Polo en zijn schrijver stammen, of van latere kopiisten. Al die omstandigheden maken het moeilijk te beoordelen wat de oorzaak is van de verwarrende vertelwijze van het boek. Vaak is onduidelijk wie er eigenlijk aan het woord is, en wie wat gezien of gehoord heeft. Onderwerp is beurtelings ik (Marco Polo of Rustichello), hij (Marco Polo), wij, of, heel vaak, ‘de reiziger’.Ga naar voetnoot44 Dat laatste zorgt voor de objectieve stijl van een reisgids, maar tussen die reisgidsachtige gedeelten door is af en toe ‘ik, Marco’ aan het woord, wat meer aan een ooggetuigenverslag doet denken.Ga naar voetnoot45 Door deze versnipperde vertelwijze wordt weliswaar niet de indruk gegeven van een doorlopende reisweg, maar het op verschillende plaatsen opduikende ‘ik, Marco Polo’ wekt wel degelijk de suggestie dat Marco Polo tenminste op verschillende punten van de beschreven route geweest is. Het belangrijkste probleem bij de beoordeling lijkt te schuilen in het ontbreken van onderscheid tussen de informatie van verschillende herkomst. In de proloog wordt gezegd dat Marco Polo beschrijft wat hij met eigen ogen zag, of wat hij hoorde ‘van betrouwbare mannen die de waarheid spreken.’ Dat opent de deur naar het vertellen van eigen ervaringen en die van anderen, maar ook van gangbare verhalen over zaken die niemand heeft waargenomen. Niet alleen is uit de tekst lang niet altijd op te maken wat Marco Polo zelf zag en wat hij van anderen hoorde, maar ook is er geen duidelijke afbakening van kennis die berust op ervaring en van kennis die afkomstig is uit overlevering. De Divisament bevat een aantal verhalen die tot het traditionele repertoire over wonderen van het Oosten behoorden, zoals die over de drie koningen, de Priester Johannes (in een andere dan de in West-Europa gangbare variant) en de Oude man op de berg.Ga naar voetnoot46 | |
[pagina 13]
| |
Hartstochtelijke verdedigers van Marco Polo's oprechtheid zien ook in het opnemen van deze traditionele verhalen geen leugenachtigheid, maar beschouwen het als bewuste ingrepen van een reiziger die zich geconfronteerd zag met een publiek voor wie zijn verhalen zó schokkend nieuw waren, dat de traditionele elementen moesten dienen om de bittere pil te verzachten.Ga naar voetnoot47 In deze gedachtegang voortgeredeneerd zou Woods verwijt dat Marco Polo veel verbazingwekkende zaken niet vermeldde, wonderwel aansluiten bij de aan zijn doodsbed opgetekende zin dat hij nog niet de helft zou hebben geschreven van wat hij had gezien, alsof Marco Polo begrepen had dat al te zeer van het bekende afwijkende kennis alleen maar op verzet zou stuiten. Het is de vraag of de Divisament zo bewust is opgezet. Als de tekst er speciaal op gericht zou zijn de toehoorders te overtuigen van de waarheid van het verhaalde, is het onbegrijpelijk waarom hij zo onduidelijk is in het scheiden van eigen en andermans informatie. Uit middeleeuwse commentaren als die van d'Acqui is niet op te maken waaraan de critici nu twijfelden; de positieve reacties hebben echter vooral betrekking op de juistheid van gegevens, niet op de vraag of Marco Polo zelf al dan niet China bereikt heeft. Titels van latere afschriften en bewerkingen lijken erop te wijzen dat de Divisament in de middeleeuwen niet in de eerste plaats gelezen is als een reisverslag, maar veeleer als een ‘wonderenverzameling’.Ga naar voetnoot48 Niet eerder dan in de vijftiende eeuw begint de ontwikkeling waarin het aspect van het reisverslag door een ooggetuige op de voorgrond treedt, een lezing die in de twintigste eeuw de boventoon lijkt te voeren en die uitmondt in Woods titel Did Marco Polo go to China?.
De middeleeuwse kritiek op Brandaan lijkt aanvankelijk vooral betrekking te hebben op geloofszaken, getuige de woede over een al te platvloerse interpretatie van het paradijs door de dichter van het satirische gedicht of Vincentius' weinig vleiende karakterisering van het Brandaanverhaal als ‘apocrypha [...] deliramenta’. Pas de zestiende-eeuwse titel van Franck doet vermoeden dat in die tijd de geloofwaardigheid van Brandaans verhaal gekoppeld is aan de geografische betrouwbaarheid van zijn reisroute. Er is een ontwikkeling zichtbaar waarin reizen niet langer fungeren als een manier om geloof te bevestigen maar als middel tot het ervaren van de werkelijkheid. Aanvankelijk is dat de werkelijkheid van een versnipperde verzameling wonderen, maar geleidelijk wordt de waarheid ingeperkt tot de betrouwbaarheid van concrete reisroutes met een duidelijk bepaald geografisch doel. De beoordeling van de geloofwaardigheid van reizigers hangt samen met de in hun verhalen heersende werkelijkheid en daarmee samenhangende autoriteit van de verteller. Voor de beoordeling van de waarheid van de Navigatio doet het reisdoel er niet zoveel toe. De waarheid ervan is gelegen in de beschreven ervaring van een wereld die vervuld is van het hogere. Gods aanwezigheid in de schepping is zo vanzelfsprekend dat de schrijver zich niet genoodzaakt | |
[pagina 14]
| |
ziet zich te verantwoorden voor de waarheid van wat hij vertelt door Zijn autoriteit in te roepen. De eventuele onbetrouwbaarheid van Brandaan in deze tekst heeft betrekking op zaken van het geloof. De schrijver van de Reis probeert een soortgelijke van het hogere doordrenkte wereld af te schilderen als die in de Navigatio. Hij beroept zich op inspiratie door de Heilige Geest en laat Brandaan vertrekken op goddelijk bevel. Ervaren van het geloof is het reisdoel geworden. Maar het nadrukkelijk beroep aan het slot van deze tekst op geloof in plaats van op onderzoek van de werkelijkheid wekt wantrouwen: in de twaalfde eeuw lijkt de kloof tussen zaken van geloof en die van de werkelijkheid te groot geworden om door dit soort simpele oplossingen te kunnen worden overbrugd. Marco Polo wordt gedreven door zucht naar kennis van de wereld en naar wat er te zien is. Het doorgeven van die kennis is, volgens de proloog, het doel van zijn boek.Ga naar voetnoot49 Hij beroept zich niet op goddelijke inspiratie. Hij schrijft op eigen gezag, en verwijst daarbij naar eigen ervaringen en verhalen van betrouwbare zegslieden. Ook zijn reisdoel en zijn waarheid liggen in deze wereld. In die wereld is er een God, maar Marco Polo heeft geen enkele poging gedaan Zijn aanwezigheid in de schepping zichtbaar te maken. Voor Marco Polo is een vogel een vogel, en geen engel. De betrouwbaarheid van de schrijvers van de Navigatio en de Reis hangt niet af van het feit of Brandaan Amerika ooit bereikte. Als Marco Polo nooit in China was, kunnen de verschijnselen die hij beschrijft wel waar zijn, maar zijn autoriteit wankelt. | |
SummaryMedieval and modern assessments of the credibility of stories about the travels of Brendan and Marco Polo are linked with views on the reality as described in the stories. A related issue is the author's appeal to authority. In the early medieval Navigatio Sancti Brendani Abbatis, reality is filled with the supernatural and faith is so self-evident that the writer did not even feel the need to invoke God's authority. In the twelfth-century Middle-Franconian Reis van Sint Brandaan the connection between reality, the supernatural and faith is more complicated. The writer tries to circumvent the problem by invoking the authority of God and the Holy Spirit. Marco Polo's late thirteenth-century Divisament dou monde deals only with reality and Marco Polo has become his own authority. This means that medieval scepticism regarding the reliability of Brendan or Marco Polo is inspired by completely different levels of consciousness.
Adres van de auteur: Vakgroep Nederlands Trans 10 nl-3512 jk Utrecht |
|