Het prieel der gheestelicker melodiie(1617)–Anoniem Het prieel der gheestelicker melodiie– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] ☞ Een ander, Op de wijse: Alsoo ‘t beghint. VVIlt ontspringhen lof-sanck singhen, Onsen Heer’ ghebenedijt, Want hy doet ons groote dinghen, Hier af looft hem met iolijt: En wilt v van quaet bedwinghen, Sijn weldaet ghedachtich zijt. En wilt, etc. Ingheseten// wildy weten Wat den Heer’ ons heeft ghedaen: Door zijn goetheyt onghemeten, Gheeft hy ons sijn lichaem saen, [pagina 98] [p. 98] Voor een spijse om te eten: Wilt hem weerdelijck ontfaen. Voor, etc. Proeft v sinnen, wel van binnen, Eer dat ghy ontfanghen sult, Desen grooten schadt der minnen, Die hemel end’ aerde vult: Eer dat ghy dit sult beghinnen, Shreeckt ootmoedelick v schult. Eer, etc. Wat mocht Godt ons meerder gheuen Dan dit lieffelijck present, Sijn vleesch ende bloet verheven, In het Heylich Sacrament: Op dat wy in’t eewich leuen Souden komen ongheschent. Op dat, etc. Dese spijse groot van prijse Liefd’ in onse sielen straelt: Wt des hemels paradijse Is voor ons ghedaelt: Looft hem met d’Enghelsche wijse, Van dees spijse onghefaelt. Looft, etc. Glorie, lof, hoocheydt, eere Sy die hooghe Triniteyt, Die ons arme menschen teere Dese spijse heeft bereyt: V louen wy onsen Heere, Nu en inder eeywicheyt. V louen, etc. Vorige Volgende