Princesse Liet-boec
(2007)–Willem Reyers de Lange, Anoniem Princesse Liet-boec– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
[Oenone en Paris] [vertaling]Oenone schrijft tot Paris.Ga naar voetnoot166 Stemme:
Die soete coele Mey / is nu ontdaen.
Wll Paris helaes / my nu versmaen?Ga naar voetnoot167
En van sinnen dwaes
Een ander lief ontfaen /Ga naar voetnoot168
Denckt hoe ick ben belaenGa naar voetnoot169
Al door dit quaet gherucht
Een ander haelt hy saenGa naar voetnoot170
Hy is van mijn ghevlucht
Ick bidde ick niet en duchtGa naar voetnoot171
Leest mijnen brief verheven
Voor Menelaus suchtGa naar voetnoot172
Sy is van hem niet gheschreven /
Die voorwaer u leven
Heeft ghesworen claerGa naar voetnoot173
Sy comt van my benevenGa naar voetnoot174
U lief u wederpaerGa naar voetnoot175.
Weet ghy wel wat ghy spraeckt /
O Ridder vol ontrouwe?
Met u seynssen seer naecktGa naar voetnoot176
In eenen boom ghehouwen
Als Paris sijn vrouwe
Sal verlaten soet
Soo sal Xyantus vercouweGa naar voetnoot177
Loopen tegen die vloet //
O ghy Riviere goet
Wilt nu achterwaert loopen
Paris is wech onvroetGa naar voetnoot178
Dit gae ick u ontknoopenGa naar voetnoot179
Op hem was al mijn hopen
Maer nu door Venus raet
Connen dees sware tropenGa naar voetnoot180
Dat ick wert desperaet.Ga naar voetnoot181
Doen ick u laestmael sprackGa naar voetnoot182
En van u ging scheyden /
Gheen troost my en ghebrack
Ick ginck u oock gheleydenGa naar voetnoot183
Daer wy onder ons beyden
Menich troostelijck woort
Malcanderen toeseyden /
| |
[pagina 13]
| |
Alsoo dat wel behoort /
Daer en was niet bespoortGa naar voetnoot184
Dan suchten ende steenenGa naar voetnoot185
En ghy gaeft my confoortGa naar voetnoot186
U hert en gingt niet meenen /Ga naar voetnoot187
Ghy kusten my seer reenenGa naar voetnoot188
Voor mijnen rooden mondt
Den Heer wil u verleenen
Dat ick u sien ghesondt.
Ick heb dickwils ghesien
Off u Schip quam varen /
Maer eens hoort mijn bedienGa naar voetnoot189
Ick moet het u verclaren /
Sach ik u Schip naren /Ga naar voetnoot190
My docht ick was verblijt /
Maer een Vrou Jonck van Jaren
Met een fijn habijdtGa naar voetnoot191
Sach ick doen ter tijdt
In uwen schoot rusten
T'was u vreucht en jolijtGa naar voetnoot192
U mondt haer dickmaels kuste
Denckt wat my doen luste /Ga naar voetnoot193
O valsch Ridder ontrou?
Als den onghesustenGa naar voetnoot194
Kiest ghy een ander Vrou.
Is u trouwe dus lichtGa naar voetnoot195
O Paris vol oneeren?
Helenaes ghesicht
Dat gaet u nu payserenGa naar voetnoot196
Met groote tormenteerenGa naar voetnoot197
Salt u worden gheloont
Haer eyghen Man en HeereGa naar voetnoot198
Die heeft sy nu gehoont / u eerste liefde toontGa naar voetnoot199
Ick bidde u weest mijns ghenadich
So suldy zijn ghecroont / Voor een minnaer gestadichGa naar voetnoot200
Weest my dus niet versmadich /Ga naar voetnoot201
Bemint Helena niet / U mondeken succadichGa naar voetnoot202
Dat lost my van verdriet.Ga naar voetnoot203
Prince is dat sy claecht
Dat ghy haer hebt bedrogen
| |
[pagina 14]
| |
T'is schant dat zijt ghewaechtGa naar voetnoot204
Sy heeft het meer gheploogenGa naar voetnoot205
Maer ick wilt betooghen
O Ridderlijck engienGa naar voetnoot206
Gheenighe menschen ooghenGa naar voetnoot207
Hebbent van my ghesien
Laet het doch gheschien
O Paris Conincx soone
Van Helena wilt vlien En / Oenone schooneGa naar voetnoot208
Gheeft die vreugt te loone /
Als ghy eertijdts hebt ghedaen
Maer haer liefde ydooneGa naar voetnoot209
Wilt die doch niet versmaenGa naar voetnoot210
Paris antwoordt tot Oenone Op de Stem /
Wy Jonghe sinnen.
Liefste lief verheven
Ick ken mijn valsch leven
Weest met my ghedult
Het is Cupidos schultGa naar voetnoot211
T'gheen datter is bedreven
Hoop ick dat ghy benevenGa naar voetnoot212
Patientie nemen sultGa naar voetnoot213
Gods woort moet zijn vervult
Ick ben u lief ghehultGa naar voetnoot214
Maer twas Helena soet
Die Venus my oyt koudeGa naar voetnoot215
En heeft ons tween ontvoudeGa naar voetnoot216
Dat ick u liefken goedt
Eylacy nu derven moet.Ga naar voetnoot217
Ick ging u niet versmadenGa naar voetnoot218
Syt ghy lieft beladenGa naar voetnoot219
Maer door Venus raedt
Bedrijf ick al dit quaet
Laetmen u doch ontraden
In Venus badt te baden
Het amoreuse saedt
Syn vruchten wel vergaet
Maer liefken delicaetGa naar voetnoot220
Men waerschouden u wel.Ga naar voetnoot221
| |
[pagina 15]
| |
Maer Venus die Goddinne
Die doet u dus ontsinneGa naar voetnoot222
Dat ghy nu seer rebelGa naar voetnoot223
Mijn beclaecht aldus fel.
Had Jupiters persoone
Den hoochsten God ydoone /Ga naar voetnoot224
By Leda in een swaenGa naar voetnoot225
Sijn wille niet ghedaen?
Soo waer Helena schoone /
My niet ghegont te loone /
Soo soude ick seer saenGa naar voetnoot226
U liefken niet versmaenGa naar voetnoot227
Maer hoort mijn vermaen
En neemt nu toch verdrachGa naar voetnoot228
Venus gaet my berooven
Hert en sin en moet verdoovenGa naar voetnoot229
Dat ick nacht ende dach
By u niet zijn en mach.
Princesse
Princesse uyt vercoren
En gaet doch niet verloren
Blust mijn liefde seer grootGa naar voetnoot230
Of ick sterve den doot
Och waer ik niet gheboren
Soo soud ick dat niet hoorenGa naar voetnoot231
Dat ick mijn lief minjootGa naar voetnoot232
Eylacy nu verstoot / O schoone mondeken root
Dit is mijns hertsen grondtGa naar voetnoot233
Brengt u liefde ten fijne /Ga naar voetnoot234
Of doet coelen den mijne
Want u lachende mondt
Mijn herte heel doorwont.
|
|