Princesse Liet-boec
(2007)–Willem Reyers de Lange, Anoniem Princesse Liet-boec– Auteursrechtelijk beschermdEen oud liedje over graaf Floris en Geeraerdt van Velsen [editie]Wie wil er een nieuw lied horen?
Luister, ik zal voor je zingen
hoe Geeraerdt van Velsen graaf Floris heeft verraden,
het is een wonderlijk verhaal.
Graaf Floris zei tegen Geeraerdt van Velsen,
‘Geeraerdt van Velsen, je moet trouwen
met een weduwe die rijk is
en nog mooi is bovendien.‘
‘Die schande zal me nooit gebeuren!’
zei Geeraerdt van Velsen tegen zijn landsheer,
‘Ik laat me niet zoveel verdriet aandoen,
je versleten schoenen hoef ik niet.’
‘Geeraerdt van Velsen, mijn lieve neef,
had maar beter op je woorden gepast.
Al had je gezworen op je eigen leven,
je zult ze dragen, of je wil of niet.’
Het duurde niet lang of
| |
[pagina 77]
| |
Geeraerdt van Velsen trad in het huwelijk.
Graaf Floris schreef Geeraerdt van Velsen een brief
met de opdracht naar hem toe te komen.
Geeraerdt van Velsen durfde niet te weigeren,
hij deed wat zijn landsheer hem bevolen had
en reed naar zijn landstreek.
Intussen sliep de graaf van Holland bij zijn prachtige bruid.
Zij protesteerde luid, ‘Help ik word verkracht,
wat doe je nou mijn edele landsheer?
Als iemand anders me zo behandelde,
dan zou je hem met je zwaard verjagen!’
Schreeuwen en krijsen hielp haar niet,
haar eer raakte ze kwijt.
Toen hij zijn zin had gekregen,
begaf hij zich op weg naar Utrecht.
Geeraerdt van Velsen had een knappe vrouw,
haar naam was Van Woerden.
Met haar hoopte hij gelukkig te zijn,
maar ze werd het liefje van de graaf.
Toen kwam Geeraerdt van Velsen weer thuis,
waar hij gewend was zijn liefste te begroeten.
‘Wat is er met mijn lieve vrouw gebeurd,
dat ze mij niet tegemoet komt?’
Toen Geeraerdt van Velsen binnenkwam,
trof hij zijn geliefde in tranen.
‘Heeft iemand je verdriet gedaan?
zeg het me, o, mooiste vrouw.’
‘Geeraerdt van Velsen, mijn lieve man,
nu is alles verloren.
Ik kan niet meer bij je slapen,
Graaf Floris heeft me van mijn eer beroofd.’
‘Dat hij je van je eer heeft beroofd,
dat is je, allerliefste, vergeven.
Gisteren was hij mijn heer, nu ben ik hem de baas,
en dat zal hem zijn leven kosten.
Hij zette een valk op zijn hand,
alsof hij zich met jagen ging vermaken.
| |
[pagina 78]
| |
Hij maakte een sprong als een haas,
alsof hij graaf Floris wilde doden.
‘Och Geeraerdt van Velsen, mijn lieve neef,
als je me in leven laat,
dan zal ik je bastaarddochter
gravin van Holland maken.’
‘Dat doe ik nooit ofte nimmer,
ik wil haar niet aan een verrader geven.
Je hebt mijn vrouw van haar eer beroofd,
dat zal je je leven kosten.’
Dat je mijn broer hebt vermoord,
dat had ik je al vergeven,
maar dat je nu mijn vrouw van haar eer hebt beroofd,
dat zal je je leven kosten.
Hij stopte hem een paar handschoenen in zijn mond,
zodat hij niet kon schreeuwen
en voerde hem van kasteel Kronenburch
naar het Muiderslot.
's Nachts rond middernacht,
rond de klok van twaalven,
toen lag de edele graaf van Holland
stevig in de boeien geslagen.
's Morgens toen de dag was aangebroken
en de edelen daar wat zouden eten,
toen dacht de graaf van Holland,
‘God almachtig, ze zijn me vergeten.‘
Ze brachten hem daar een stuk spek,
maar dat spek was niet gebraden.
Toen dacht de graaf van Holland,
‘God almachtig, nu ben ik verraden.
Als ik een goede schildknecht had,
die mijn wonden kon verzorgen,
dan zou ik hem mijn bruine schild
en mijn stalen helm schenken.‘
Geeraerdt van Velsen schoot te hulp
en greep een waskom van de wand.
Hij waste het bloed van graaf Floris af,
‘Zeg me, graaf van Holland, hoe gaat het nu met je?’
‘Hoe het nu met me gaat?
| |
[pagina 79]
| |
Ik moet sterven!
Had ik maar een vrouw en een kind
aan wie ik mijn rijke bezittingen kon nalaten.
Ik heb nog wel een zoon die Jan heet,
maar die is ver weg in het buitenland,
die kan zijn bezittingen niet beheren
en daarvan heb ik veel verdriet.
En dan is er nog mijn bastaardzoon,
die is nog maar een paar weken oud,
maar al duurt het nog honderd jaar,
hij zal zijn vaders dood wreken.‘
Het duurde niet lang
of Geeraerdt van Velsen werd gevangen genomen,
Vaak dacht hij bij zichzelf,
‘God almachtig, nu moet ik hangen!’
Hangen was niet erg genoeg voor hem,
hij moest wel zeven keer meer lijden,
ze lieten een vat vol spijkers slaan,
waar deze edele in moest kruipen.
Ze rolden hem daar drie dagen in rond,
drie dagen voor de middag.
‘Geeraerdt van Velsen, beste man,
hoe gaat het nu met je?’
‘Hoe het met me gaat,
dat zal ik je zeggen,
ik ben nog steeds dezelfde man
die graaf Floris om het leven bracht.’
EINDE
|
|