Praagse Perspectieven 6
(2010)– [tijdschrift] Praagse Perspectieven– Auteursrechtelijk beschermdHandelingen van het colloquium van de sectie Nederlands van de Karelsuniversiteit te Praag
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||
Praagse hoogtepunten
| ||||||||||||||||||
1. SpionVictor Sackville is spion van de Engelse koning George V en behalve hoofdpersoon ook de naamgever aan de serie waarvan deel zeven en acht handelen over de Tsjechoslowaakse nationalist Pavel Strana. Deel zeven speelt in Praag en wel in het Praag van 1917, het jaar waarin de Eerste Wereldoorlog nog volop woedt. Daarmee valt het verhaal in dezelfde periode als dat van De lotgevallen van de brave soldaat Švejk (1921-1923) van Jaroslav Hašek, maar hoe anders gedraagt zich de hoofdpersoon. Weet Švejk zich met grappen en grollen en door net te doen alsof hij van niets weet zich aan de schermutselingen te onttrekken, Pavel Strana is de dappere nationalist die met zelfopoffering zijn | ||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||
doel aan het thuisfront nastreeft: verzet tegen de Oostenrijkse overheersing en het voorbereiden van de zelfstandige staat Tsjechoslowakije, wat in 1918 ook lukt. Voor Tsjechoslowakije was dit een elementaire periode en nadien in positieve zin alleen vergelijkbaar met de ontwikkelingen in het najaar van 1989. Daar dringt zich dan meteen de volgende overeenkomst op. Pavel Strana is filosoof, professor, acteur en een briljant schrijver van onder andere het boek Faust of Mephisto? Bovendien is hij niet het land ontvlucht zoals zoveel Tsjechen dat gedaan hebben, maar zit hij zijn gevangenisstraf in Praag uit. Dit alles doet denken aan Václav Havel die zichzelf weliswaar geen filosoof noemt, maar uitermate geïnteresseerd is in filosofie, ook (toneel)schrijverGa naar voetnoot1 is en jarenlang aan het toneel gewerkt heeft en net als Strana niet het land ontvlucht is maar voor de gevangenschap gekozen heeft en eveneens het zelfbeschikkingsrecht van zijn land nastreefde, zoals Eda Kriseová dat in haar biografie over Havel (1992) uitvoerig beschreven heeft. In dit opzicht is het van belang te weten dat De Praagse nacht in 1992 is uitgebracht en de gebeurtenissen van de Fluwelen Revolutie toen nog vers in het geheugen lagen en dat de wereld in de ban van het presidentschap van Havel was. Dit alles vindt plaats in Praag, de trots van de natie. Het was voor de makers van het boek, de auteurs Gabrielle Borile en François Rivière en medeauteur en tekenaar Francis Carin onmogelijk de hele stad in het verhaal te betrekken; ze hebben dan ook een keuze moeten maken. Het is interessant te zien welke gebouwen zij als decor voor hun verhaal uitverkoren hebben. In volgorde van opkomst - om maar eens een theaterterm te gebruiken - worden de volgende gebouwen en straten prominent in beeld gebracht: het panorama van de Oude Stad (Staré Město) gezien vanaf de Karelsbrug (Karlův most), zicht op de Praagse Burcht vanaf de Oude Stad, de Nerud(ov)a-straat, Hotel Paříž (Parijs), de Karelsbrug en de oever van de Oude Stad, de tuin van het Wallensteinpaleis, het Obecní dům (Representatiehuis), de Oude Joodse Begraafplaats, het Oudestadsplein, de Oudnieuw-synagoge (Staronová s.), de bibliotheek van het Strahovklooster, het Hanavský-paviljoen en het Frans-Josef I-station (tot 1919, thans gewoon Hlavni nádraží/Centraal Station), vanwaar spion Victor Sackville de trein naar Zürich neemt. Daar wordt in het tweede deel met de titel Het verdrag van Luzern (1993) het verhaal voortgezet. In het gehele stripverhaal De Praagse nacht is het Strahovklooster het meest westelijke en het Centraal Station het meest oostelijke punt van wat we van Praag te zien krijgen en dat bekend staat als het historische centrum. Hoewel dit een klein gedeelte van de gehele toenmalige stad betreft, is er toch een keuze gemaakt tussen het kwantitatief en kwalitatief grote aanbod aan monumenten, maar nog altijd te veel om in dit korte bestek te beschrijven; ik wil me dan ook beperken tot de voorplaat van deze aflevering van Praagse perspectieven. | ||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||
2. Identificatie
De Praagse nacht, Borile
Op die voorplaat (zie ook hierboven) prijkt de paginagrote afbeelding zoals die in het boek De Praagse nacht op bladzijde 3 staat afgedrukt en de eerste tekening van het stripverhaal vormt. Het betreft het panorama vanaf de Oude Stad op de zuidzijde van de Praagse Burcht en daarbij wordt tevens een deel van de Oude Stad getoond. Vanaf welke plek precies we dit te zien krijgen is nauwkeurig vast te stellen: vanuit de zuidoosthoek van de Oude stad, op de hoek van de straat Perlová en Uhelný trh (Kolenmarkt) waar het viersterrenhotel Perla (1) staat, en wel vanuit een zolderraam of dakterras. De auteurs en de tekenaar hebben ervoor gekozen geen brede, maar een smalle en hoge afbeelding te maken. Toch valt er veel te zien, om te beginnen is tegenover het hotel waar de tekenaar over de stad kijkt, een school (2). Rechts van de school is op de plaat de toren van de sv. Jiljí kerk (Sint-Aegidiuskerk, 3) te zien. In het midden zijn de twee torens en de koepel van de Sint-Salvatorkerk (4) die op de hoek staat van de Karlova-straat en het Křižovnické náměstí (Kruisherenplein). Daarachter is de duidelijk herkenbare koepel van de Kostel sv. Františka Serafinského (de kerk van Sint Franciscus Seraficus, ook genaamd de kerk van Sint Fransiscus van Assisi, 5) die aan de noordzijde van de rechteroever van de Vltava (Moldau) staat, ofwel schuin tegenover de Sint-Salvatorkerk. Naast de kerk staat de bruggentoren van de Karelsbrug en omdat de Karelsbrug aan beide zijden van de oevers een bruggentoren heeft, wordt die op de rechteroever de Bruggentoren-Oude stad (6) genoemd. Helemaal links is nog net de torenspits van de Kostel sv. Tomáše (Sint-Thomaskerk, 7) te zien. Daarboven strekt zich | ||||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||||
als een kroon op dit alles het complex uit dat Hradčany (Praagse Burcht; 8) genoemd wordt. | ||||||||||||||||||
3. Afzonderlijke gebouwenDe lijnen die in de tekening van gebouw naar gebouw lopen, hebben de vorm van een spiegelbeeldige Z. De tekenaar leidt onze blik van linksonder via het dak naar rechts. Daar begint de diagonale lijn met de kerk. Schuin omhoog gaat het dan naar de twee torens, een kleine en een grote koepel en de bruggentoren. Via de torenspits van de Sint-Thomas gaat het oog naar boven naar de Praagse Burcht die zich van links naar rechts over de hele breedte van de tekening uitstrekt. In de volgorde van deze spiegelbeeldige Z wil ik de gebouwen nader beschouwen. Op de voorgrond, ofwel onderaan de tekening, zien we de voorzijde van het dak van het pand dat schuin tegenover het hotel staat van waaruit de tekenaar over de stad kijkt. Het dak behoort toe aan de Základní škola (Basisschool, 2) die aan de Uhelný trh op huisnummer 4 staat. Aan de neobarokke gevel hangen reliëfs die vier Tsjechische geleerden voorstellen, waaronder de pedagoog Comenius. Het leistenen zadeldak met de dakkapellen leidt het oog naar rechts waar de blik blijft hangen bij de gotische Sint-Aegidiuskerk (3) in de Hus(ova)-straat, waarvan de ranke spits op de voorplaat in de roze hemel priemt. Deze kerk verrees (1339-1371) op de restanten van een romaanse kerk en maakte deel uit van het Dominicanenklooster. In 1420 kwam dat in handen van de hussieten. Pas in 1620 kregen de dominicanen hun kerk en klooster weer terug, waarna een verbouwing in barokstijl volgde. Vooral het interieur werd grondig onder handen genomen; de toren met de knik in het dak bleef dan ook gotisch. (Burian 1992: 68-69) Ook de zuidgevel heeft nog gotische spitsbogen. Vanaf de Husova is te zien dat deze kerk eigenlijk twee torens had, maar een is door brand of oorlogshandelingen aan de bovenzijde zwaar beschadigd geraakt en nooit meer helemaal hersteld. Overigens bevindt zich in de Husova ook het bekende stamcafé van de schrijver Bohumil Hrabal: De gouden tijger. Van de Sint-Aegidiuskerk gaat de blik schuin omhoog naar de kerk met twee torens en een meerhoekige koepel. Dit is de Sint-Salvatorkerk (4), het eerste gebouw van wat het kloostercomplex Klementinum ging worden. De bouwperiode strekte zich uit van 1578 tot 1729, waardoor twee architecten elkaar moesten aflossen. Dat betrof F. Caratti en F.M. Kaňka. In de periode 1655-1660 werkte architect Carlo Lurago met meester-stucadoor Giovanni Bartolommeo Cometta en beeldhouwer Jiři Bendl aan de straatgevel van de kerk, waarvan de voor de kerk geplaatste arcade in de vorm van een triomfboog een opvallend element is. De meerhoekige koepel is de eerste barokke koepel (1638) van Praag. Deze kerk behoort dan ook tot de vroege barok. (Kotalík 2001: 64-65) In tegenstelling tot veel kerken bevinden de torens zich niet aan de | ||||||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||||||
straatzijde maar aan de oostzijde, waar ze nagenoeg aan het oog onttrokken worden door de Sint-Clementinuskerk en de Vlašská-kapel. Dit is juist zo opmerkelijk omdat de Sint-Clementinus een al bestaand deel van het Dominicanenklooster was en in 1711-1713 verbouwd werd. De koepel van de Sint-Salvatorkerk overlapt op de tekening deels de monumentale koepel van de kerk van Sint Franciscus Seraficus. Van de Sint-Franciscus Seraficus (5) is op de tekening alleen de koepel te zien, dat is begrijpelijk, maar jammer omdat dit het eerste volledige barokke gebouw van Praag is. De kerk staat op de hoek bij de Karelsbrug op de plaats waar voor 1252 een soort ziekenhuis moet hebben gestaan; in 1252 werd met de verbouwing daarvan tot een gotische kerk begonnen. De kerk was aan het begin van de zeventiende eeuw zodanig vervallen dat het wederom een verbouwing moest ondergaan, nu door Giovanni Domenico Orsi. Na zijn overlijden gaf aartsbisschop Johann Friedrich von Waldstein zijn Franse privéarchitect Jean-Baptiste Mathey opdracht de verbouwing voort te zetten. Ook die wist het niet tot voltooiing te brengen, zodat Domenico Canevale vervolgens de opdracht kreeg. In 1685 was de kerk klaar, wat niet verhinderde dat er nog tot 1724 aan de decoratie van de binnen- en de buitenzijde gewerkt werd. (Kotalik 2001: 70-71) De kerk heeft de plattegrond van een Grieks kruis wat een compacte vorm tot gevolg heeft. Dit staat bekend als centraalbouw en is evenals een ovale koepel kenmerkend voor de barok. De ovale koepel van de kerk van Sint Franciscus Seraficus is beeldbepalend in het Praagse panorama en de eerste koepel in Praag van een dergelijke monumentaliteit. Een ander opvallend kenmerk is het vooruitgeschoven middendeel van de voorgevel aan het Křižovnické náměstí (Kruisherenplein) en de holle hoeken. Deze lopen over de gehele hoogte van de gevel door en met deze plasticiteit wordt mede het pittoreske karakter van het plein bepaald, waarvan ook de bruggentoren-Oude Stad deel uitmaakt. Een stukje verder naar links staat de bruggentoren-Oude Stad (6) die te herkennen is aan het wigvormige dak en de vier hoektorentjes. Hij dateert uit het einde van de veertiende eeuw en is van Peter Parler; waarschijnlijk is ook de decoratie aan de toren van hem. Rond 1370 was de begane grond af en was men begonnen met de eerste verdieping. Zo'n tien jaar later waren deze verdiepingen af en werd aan de decoratie begonnen. Uiteindelijk was de gotische toren rond 1520 voltooid en kon het als verdedigingsbouwwerk dienen, maar uiteindelijk kreeg het vooral een ceremoniële taak te vervullen, omdat het een tussenhalte vormde voor de kroningsoptochten naar de Sint-Vituskathedraal op het areaal van de Praagse Burcht. (Benešovská 2001 A: 80-81) De decoratie op de toren heeft alles met deze rituelen te maken. Zo staan er in de nissen beelden van keizer Karel IV (opdrachtgever tot de bouw van de Karelsbrug) en zijn opvolger koning Václav IV. De brug brengt ons naar de linkeroever van de Moldau (Vltava). | ||||||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||||||
Aan de overzijde van de rivier, hier op de tekening links van de bruggentoren-Oude Stad weergegeven, zien we de torenspits van de Sint-Thomaskerk (Kostel sv. Tomáše, 7). Deze kerk werd in 1379 in gotische stijl gebouwd, maar werd tijdens de hussitische opstand (plm. 1420) door brand zwaar beschadigd. Keizer Rudolf II (plm. eind zestiende eeuw) liet de kerk herstellen en er meteen een grafkerk voor vooraanstaande leden van het hof van maken, zoals voor de Nederlandse hofbeeldhouwer Adriaen de Vries. De Vries heeft alle beelden gemaakt die in de tuin van het Wallensteinpaleis staan, maar waar nu alleen de kopieën te zien zijn omdat de originelen na de plundering van Praag (1648) in Zweden terecht zijn gekomen. In 1723 werd de kerk door de bliksem getroffen en door niemand minder dan Kilian Ignaz Dientzenhofer in barokstijl herbouwd. (Kotalik 2001: 94) De toren met de knik in het dak is het enige oorspronkelijke gotische restant van de kerk. Als de blik aan de linkerzijde van de tekening beland is, wordt die onweerstaanbaar naar boven getrokken, naar de Praagse burcht. | ||||||||||||||||||
4. De Praagse Burcht (Hradčany)Het Praagse burchtcomplex (8) ligt in het noordwesten van het historische centrum en bevat behalve een kathedraal ook kerken, kloosters, paleizen, verdedigingswerken en al wat het leven aan het hof aangenaam maakt, zoals tuinen en wijngaarden. Na 1918 werden aan de westzijde de presidentiele verblijven ingericht. Op de voorplaat van Praagse perspectieven begint de Praagse Burcht met het silhouet van de Sint-Vituskathedraal. In werkelijkheid zijn we dan al op het derde burchtplein, maar dat de kathedraal hier aan de linkerrand opdoemt is begrijpelijk omdat het een accent vormt in deze ruimte; de toren priemt dan ook boven de horizon uit, die zich ongeveer op de helft van de tekening bevindt. De Sint-Vitus was een van de vele opdrachten van koning Karel, de latere keizer Karel IV. Door zijn opvoeding aan het Franse hof was hij vertrouwd met en onder de indruk geraakt van de gotische bouwkunst en voerde deze stijl dan ook in Praag in door de Fransman Matthias d'Arras opdracht tot de bouw van de kathedraal te geven. Op 21 november 1344 legde koning Karel de eerste steen. Als we beseffen dat op deze plaats al in 925 met de bouw van een Sint-Vitusrotonde begonnen was en dat pas op 28 september 1929 de bouw van de kathedraal als voltooid beschouwd werd en ingewijd kon worden, kunnen we spreken van een bouwgeschiedenis van wel 1000 jaar. Al in een vroeg stadium haperde de bouw. Slechts acht kapellen en de aansluitende kooromgang wist Matthias te voltooien. Na zijn dood kreeg Peter Parler opdracht het werk voort te zetten, maar ook hij overleed en wist slechts het hoogkoor, de Wenceslauskapel (Václavská kaple) en het zuidportaal af te krijgen. Zijn zoons namen de opdracht over, totdat de hussietenoorlogen (1420) uitbraken en de bouw stagneerde. Nadien werd herhaaldelijk het werk ter hand | ||||||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||||||
genomen; door oorlogen en geldgebrek konden alleen fracties verwezenlijkt worden. In 1770 sloeg de bliksem in de hoofdtoren in, die in renaissancestijl was ontworpen; herbouw vond plaats in barokstijl. J. Mocker en J. Kranner kregen in 1861 opdracht om de kathedraal nu eindelijk definitief te voltooien, wat leidde tot de neogotische torens aan de westzijde met een voorgevel waarin drie ingangsportalen zijn aangebracht en een kolossaal rozet. De bouwtijd van 1000 jaar, waardoor van verschillende bouwstijlen gebruik gemaakt werd, verstoort de harmonie van het geheel echter niet. (Benešovská 2001 A: 58-60) Wat wel opmerkelijk is dat de tekenaar van De Praagse nacht de kathedraal presenteert zoals die nu te bewonderen is, terwijl die in 1917 nog niet voltooid was. In 1917 had men nog twaalf bouwjaren te gaan, waarin natuurlijk veel gedaan kon worden, maar wellicht toch niet zoveel waardoor de kathedraal in 1917 vast nog heel andere contouren gehad moet hebben. De torens zullen er in hun hoofdvorm al wel ongeveer geweest zijn, maar het feit dat de kathedraal als silhouet afgebeeld is, heeft mogelijk te maken met andere bouwdetails die op deze wijze weggemoffeld konden worden. Daarnaast is er is sprake van een ander aspect dat in elk geval wel geheel in overeenstemming is met de werkelijkheid van 1917. Tegen de gekleurde hemel steekt de kathedraal donker af; dit effect was mogelijk omdat er toen nog geen schijnwerpers op de gevels gericht stonden. Op de voorgrond van de kathedraal is nog een stukje van de stadsvleugel te zien, zo genoemd omdat het vensterfront naar de stad gekeerd is. Het dient nu als archiefruimte. Rechts daarvan ligt het Oude Koninklijke Paleis met de karakteristieke dwarsgeplaatste Ludwigsvleugel met de Stadhouderszaal, gebouwd door Benedikt Ried in 1502-1509. Hoewel hij de interieurs van gotische gewelven voorzag, was hij de eerste die in Praag een gevel renaissancistisch uitvoerde door pilasters en halfzuilen in zijn ontwerp te gebruiken. (Benešovská 2001 A: 62) Het Oude Koninklijke Paleis was het resultaat van een ingrijpende renovatie en uitbreiding van het vervallen paleis van koning Přemysl Otakar II (gest. 1278). Toen de aanstaande keizer Karel IV in 1333 in Praag aankwam, werd meteen met de werkzaamheden begonnen. Peter Parler voltooide later grote delen van het paleis. Het paleis wordt rechts afgesloten met de Allerheiligenkapel. In 1185 stond hier al een vorstenkapel, maar Peter Parler verbouwde het ingrijpend en de laatste ingreep volgde in de periode 1753-1755 in barokstijl. (Benešovská 2001 A: 56-57) Rechts van het Oude Koninklijke Paleis, op de tekening in het midden, bevindt zich de Theresiaanse vleugel. De vleugel is genoemd naar keizerin Maria Theresia die delen van de in verval geraakte Praagse Burcht liet restaureren (1753-1775). In haar opdracht werd onder andere aan de westzijde van het complex een nieuwe ingang gemaakt. Op de vootplaat is van al haar initiatieven die lange Theresiaanse vleugel te zien, waarin drie binnenhoven zijn. Hierin was het Stift voor adellijke dames gevestigd dat eveneens ontstond tussen 1753 en 1755 door de verbouwing en uitbreiding van het Rožmberský-paleis. | ||||||||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||||||||
Zoals de naam al zegt diende het als tehuis voor adellijke dames, verarmde adellijke dames wel te verstaan. (Benešovská 2001: 55) Daar moeten er veel van zijn geweest, tenzij ze ruim behuisd waren, omdat deze vleugel het grootse deel van de zuidwand beslaat. De abdis was altijd een dame van het Habsburgse keizerlijke geslacht, die vanaf 1782 uitgerust werd met het recht Boheemse koningen te kronen. De zuidelijke vleugel vindt zijn einde in het Lobkowitz-paleis. Voordat ik verder ga met het Lobkowitz-paleis eerst iets over de Sint-Jorisbasiliek (Bazilika sv. Jiřího). Vanachter de Theresiaanse vleugel verrijzen de donkere silhouetten van de twee torens van de Sint-Jorisbasiliek waarvan nog steeds gedeeltes te vinden zijn uit het jaar 920. In werkelijkheid hebben de torens een lichte kleur, maar hier geldt, net als voor de Sint-Vitus, dat er in 1917 nog geen schijnwerpers op de kerk gericht stonden. Na een brand in 1142 werden door ene Verner grootscheepse veranderingen aangebracht die nog altijd de huidige vorm bepalen. Zo werden er twee zijbeuken en twee torens aan de oostzijde toegevoegd. In latere eeuwen werd er nog een en ander veranderd, onder meer door reeds genoemde Peter Parler. Rond 1670 kreeg het zelfs een barokke voorgevel, waarschijnlijk ontworpen door Francesco Caratti; in de jaren 1959-1962 werden de torens naar hun oorspronkelijke romaanse vormen teruggebracht. Ondanks al deze ingrepen bleef het karakter van het gebouw behouden en is het een van de waardevolste oorspronkelijk romaanse gebouwen van Praag. De kerk was tevens in gebruik als grafkerk voor het oude Tsjechische vorstelijke geslacht van de Přemysliden. (Benešovská 2001 B: 56) Terug naar het Lobkowitz-paleis dat de afsluiting in het oosten van de Praagse burcht vormt. Op de tekening gaat het paleis grotendeels schuil achter de toren van de Sint-Aegidiuskerk. Het was echter niet de familie Lobkowitz die opdracht gaf tot de bouw van dit paleis, maar de adellijke familie Pernštejn. Zij wensten een paleis in Italiaanse renaissancestijl, waaraan in 1570 met de bouw begonnen werd. De familie Lobkowitz liet het in de jaren 1651-1668 door Carlo Lurago in barokstijl verbouwen. In 1791 kreeg de gevel, zoals die op de voorplaat getoond wordt, zijn huidige aanzien. Tegenwoordig doet het dienst als tentoonstellingsruimte. (Kotalík 2001: 48) Degenen die wellicht de mooiste eetzaal van Praag willen bezoeken, kunnen dat doen door een concert in dit paleis bij te wonen. Nog net zichtbaar op de voorplaat is de zogenaamde Zwarte Toren, die aan de rechterzijde van de plaat het einde van de horizon vormt, maar die in werkelijkheid iets noordelijker gelegen is. De Zwarte Toren heeft een lichte kleur en behoort tot de twaalfde-eeuwse vestingwerken. (Kotzan 1991: 105) Berucht werd de vierkante toren vooral als gevangenis voor schuldenaars. Zij die zonder schulden zijn, kunnen via een trapje op een terras komen waar vandaan men een prachtig uitzicht over de stad heeft. Vanaf de toren kan via de Oude Slottrappen (Staré zámecké schody) naar de stad afgedaald worden. | ||||||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||||||
Op de voorplaat hangt boven de Zwarte Toren een tekstballon, waaruit blijkt dat daar ergens vrijheidsstrijder Pavel Strana gevangen zit. Maar mogelijk komt de tekstballon uit de vlakbij gelegen Dalibortoren (Daliborka), wat meer tot de verbeelding zou spreken omdat daar ooit ridder Dalibor z Kozojed gevangen gehouden werd omdat hij een opstandige lijfeigene van zijn buurman in bescherming had genomen. (Kotzan 1991: 106) Om zijn verdriet en eenzaamheid te verzachten vroeg hij zijn bewaker hem een viool te bezorgen. Aangezien hij niets anders te doen had, leerde hij zichzelf weergaloos vioolspelen, wat de mensen tot in de verre omtrek van de ronde toren in vervoering bracht. Ze bezorgden hem eten en drinken. De rechters beluisterden in zijn vioolspel de roep om gerechtigheid, vrijheid en waarheid en wilden de viool doen verstommen. Ze besloten hem toen maar ter dood te veroordelen. (Petiška 1995: 94-96) Niet zichtbaar op de tekening, maar in werkelijkheid aan de westzijde van de Daliborka ligt het Gouden Straatje (Alchimistengasse), om velerlei redenen beroemd, maar vooral van belang omdat hier ooit de Nobelprijswinnaar voor literatuur Jaroslav Seifert en Ottla Kafka, de zus van Franz Kafka, gewoond hebben. Seiferts huisje, vlak tegen de Dalibortoren aangeleund, bestaat niet meer. Maar dat van Ottla, waar Kafka mocht logeren, bevindt zich op huisnummer 22. Kafka werkte er dagelijks tot diep in de nacht aan verhalen waarvan de meesten in Ein Landarzt terecht gekomen zijn. Behalve de locatie is in dit verband ook de periode van belang: Kafka verbleef er van december 1916 tot en met april 1917, deels dus in de periode waarin De Praagse nacht speelt. Hij ontvluchtte zijn ouderlijk huis omdat voor de oorlogshandelingen op de vlucht geslagen familieleden bij zijn ouders onderdak vonden en hij daar niet meer in alle rust kon werken. (Pawel 1986: 394) | ||||||||||||||||||
5. TekeningNa de identificatie van de gebouwen volgt nu een poging tot het vaststellen hoe dit panorama gemaakt is. Zoals gezegd gaat het om een staande afbeelding, terwijl panorama's doorgaans liggend worden afgebeeld. Het boek heeft een A4-formaat zodat de tekening gevat is in achtereenvolgens een witte rand en een zwart kader en een witte rand. De plaat is ingekleurd door Luce Leclercq. Door voor een staande afbeelding te kiezen was het mogelijk het beeld voor iets minder dan de helft met lucht en wolken te vullen. De rest bleef voor het stadsbeeld gereserveerd. In het bovenste gedeelte van de tekening is de lucht linksonder donker en - verdunnend naar rechtsboven - lichtroze weergegeven. De zwarte wolken zijn aan de linkerkant groter dan aan de rechterkant. Rechtsboven bevindt zich een tekstballon in de vorm van de karakteristieke Praagse straatnaambordjes met de afgeplatte hoeken. Van de onderste helft van de tekening is linksboven de kathedraal zwart weergegeven, de horizon gaat | ||||||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||
rechts naar beneden en heeft een laatste accent met de Zwarte Toren, hoewel de torenspits dit doorbreekt, en waar ter hoogte van de klok door de spits van de Sint-Aegidius heen nog de lucht te zien is. Praag is overeenkomstig de werkelijkheid getekend, zoals uit het bovenstaande blijkt. Het zijn slechts kleine verschillen met de werkelijkheid, zo is de toren van de Sint- Aegidiuskerk in het echt slanker dan op de tekening en zou de koepel van de kerk van de Sint Franciscus Seraficus dichter bij de Bruggentoren-Oude Stad moeten staan. Wat niet viel te traceren is het fronton met het ronde oplichtende venster rechtsonder aan de tekening. De tekenaar heeft dit waarschijnlijk zelf bedacht om hier de compositie van de tekening te begrenzen. De gebouwen zijn niet tot in detail getekend, maar nog altijd is goed te zien of een dak bestaat uit dakpannen of uit zinken platen, of een gebouw opgetrokken is uit baksteen of uit natuurstenen blokken, of dat het gestuct is. Ook kroon- en waterlijsten zijn waarneembaar. De bomen van de Kleine Zijde (Malá Strana), aan de voet van de Praagse Burcht, staan vol in blad, zodat we weten dat het verhaal zich in de vroege zomer moet afspelen. Niet alleen is het seizoen vast te stellen, ook het moment. Aangezien de tekening Praag laat zien tijdens de schemering, ofwel op het moment dat door de invallende duisternis de kleuren vervagen en de interieurs verlicht worden. Als gevolg van die invallende duisternis wordt de stad in schakeringen van één kleur uitgebeeld. In vele varianten van blauw-paars zijn de gebouwen ingekleurd. Dit donkere gedeelte krijgt accenten en diepte door de oplichtende en contrasterende geelkleurige vensters. Dat de tekenaar voor dit moment van de dag gekozen heeft, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat Praag op dat moment het meest fotogeniek en het meest magisch-mysterieus is. Maar ook gaat er een dreiging uit van de donkere stad, de donkere kathedraal en de gloeiende hemel met de donkere wolken. Het enige teken van menselijk leven komt ook nog eens uit de gevangenis. | ||||||||||||||||||
SlotZonder iets van de ontknoping te willen verraden blijkt de held van het verhaal, Pavel Strana, zich in verschillende gedaantes te kunnen openbaren. De naam Franz Kafka wordt door een van de personages genoemd, terecht, omdat ook Kafka deze periode bewust heeft meegemaakt en het decor waarin De Praagse nacht afspeelt, zijn biotoop vormde. Bovendien was Kafka vooral na de Fluwelen Revolutie een van de grootste toeristische trekpleisters van Praag. Waar anders op de wereld worden T-shirts met de beeltenis van een schrijver verkocht? Hiermee wordt de lezer iets duidelijk over het jaar 1917 maar ook over de eerste jaren na de Fluwelen Revolutie (1989). | ||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||
Bibliografie
|