| |
| |
| |
Divergentie Noord-Zuid in uitspraak en woordenschat
Femke Simonis
Erasmushogeschool Brussel
Samenvatting
Sinds 1980 en het nieuwe VRT-taalbeleid in 1998 is er meer aandacht voor een eigen Belgische taalvariant van de Nederlandse standaardtaal. De Nederlandse Taalunie (op taaladvies.net) erkent de standaardtalige Belgische taalvarianten, wat blijkt uit een woordenschatonderzoek in 2005. Tegelijkertijd ontwikkelt zich in de uitspraak in Nederland het Poldernederlands en in Vlaanderen een Brabants-Antwerpse ‘tussentaal’. Ondertiteling wordt noodzakelijk om eikaars omgangstaal in fictieprogramma's te begrijpen. De divergentie in de uitspraak verzwakt ook de positie van het Nederlands in de Europese Unie en bemoeilijkt de communicatie met anderstaligen die Nederlands geleerd hebben.
Od r. 1980 a zavedeni dozorii nad jazykem v rámci Vlámslého rozhlasu a televize v r.1998 se vĕnuje vice pozornosti belgické variantĕ spisovného standardu nizozemštiny. Nizozemská jazyková unie (na stránkách taaladvies.net) uznává standardni belgické jazvkové varianty, což vvplyvá z vyzkumu slovni zásoby z r. 2005. Současnĕ se ve vyslovnosti vyvýji model “Poldernederlands” v Nizozemsku a ve Vlámsku varianta Antwerpsko-Brabantská. Pro vzájemné pochopeni mtuveného jazyka je nutné nĕkteré programy opatřit titulky. Odchylkv ve výslovnosti oslabuji pozici nizozemš]tiny v rámci Evropské unie a znesnadňuji komunikaci s nerodilymi mluvčimi. kteři se nizozemštinu naučili.
| |
1. Inleiding
Bij het tienjarig bestaan van de vakgroep Nederlands aan de Karoli Gaspar Protestantse Universiteit in Boedapest heb ik in mei 2005 een eerste maal het thema behandeld van de divergentie in het taalgebruik tussen Nederland en Vlaanderen (Simonis 2005). De aanleiding daartoe waren een studiedag van Vlaamse neerlandici aan de Universiteit Gent en een onderzoek van de Nederlandse Taalunie (NTU) bij Nederlandse en Vlaamse spraakmakers naar specifiek Noord-Nederlands of Belgisch-Nederlands woordgebruik. De resultaten van het NTU-onderzoek zijn in oktober 2005 bekendgemaakt en na te lezen op de NTU-website taaladvies.net. Uit het onderzoek blijkt dat de NTU een 750-tal Belgische taalvarianten erkent. En onlangs nog pleitte Johan Taeldeman, emeritus hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Universiteit Gent, ervoor om de Belgische variëteit van de Nederlandse standaardtaal meer
| |
| |
groei- en bloeikansen te geven. De VRT wil al sinds 1998 een ruimere inbreng van Belgisch Nederlands in de standaardtaal (zie Taaicharter op vrttaal.net).
Intussen is in Vlaanderen het fenomeen ‘tussentaal’ niet meer te stuiten, als een variant tussen dialect en standaardtaal, met specifieke verschillen in woordenschat, uitspraak en syntaxis ten opzichte van de standaardtaal. In Nederland wijst Jan Stroop, voormalig hoofddocent Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam, op het fenomeen van het Poldernederlands (www.ianstroop.nl). een specifieke uitspraakvariant met een daling van de onderkaak bij de uitspraak van klinkers en tweeklanken.
Door al die varianten groeit de divergentie Noord-Zuid in uitspraak en woordenschat en wordt de communicatie bemoeilijkt tussen Nederlandstaligen onderling en ook met anderstaligen die Nederlands (willen) leren. Op de televisie worden trouwens steeds meer fictieprogramma's - met - informeel taalgebruik ondertiteld, zowel in Vlaanderen (o.a. de Nederlandse serie Baantjer) als in Nederland (o.a. de Vlaamse serie Flikken). De vraag rijst wat de oorzaken en gevolgen zijn van deze divergentie Noord-Zuid.
| |
2. Een Belgische variant van het Nederlands
In 1998 volgde Ruud Hendrickx de vroegere taairaadsman Eugène Berode op als VRT-taaladviseur. In samenwerking met een adviesraad van onder meer de KULeuven stelde hij een Taaicharter op met een belangrijk uitgangspunt: ‘De VRT wil de norm voor de Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal zijn en blijven. Hij hanteert daarom een aantrekkelijke, duidelijke en correcte standaardtaal die rekening houdt met en afgestemd is op de kijkers en de luisteraars.’ (zie vrttaal.net: Taaicharter). Ten opzichte van zijn voorganger betekende dat meer ruimte voor een Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal. Tot dan toe gold, op enkele uitzonderingen na zoals officiële terminologie en volkseigen uitdrukkingen, als norm de taal van het Noorden (= Nederland), onder invloed van de integrationisten die in de jaren 1960-1970 het taalbeleid in Vlaanderen bepaalden.
De NTU is meegegaan in de behoefte aan verruiming van de Belgische variant van de standaardtaal. Aan Nederlandse en Vlaamse spraakmakers uit de sociaal-culturele sector (radio- en televisiepresentatoren, journalisten, auteurs, professionele tekstschrijvers en docenten) werd gevraagd mee te werken aan een woordenschatonderzoek. De resultaten daarvan zijn in oktober 2005 gepubliceerd op de NTU-website taaladvies.net. Twee teksten geven uitleg bij het onderzoek: Wat is standaardtaal? en Werkwijze: welke varianten hebben standaardtaalkarakter?. Daarna volgen alfabetisch een 750-tal adviezen, met de vermelding of de term behoort tot de standaardtaal in België (dampkap), in Nederland (wasemkap: weinig gebruikelijk) of in het hele taalgebied (afzuigkap), volgens de criteria die beschreven zijn in de twee teksten. Andere
| |
| |
voorbeelden: de brug maken in de betekenis van ‘een of meer vrije dagen nemen of geven tussen een weekend en een officiële feestdag’ is standaardtaal in België. Hetzelfde geldt voor blokletteren, maar daar staat bij vermeld: ‘standaardtaal in het hele taalgebied is koppen‘. Onder standaardtaal in België wordt verstaan: ‘het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in het publieke domein in België, d.w.z. in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bestuur, de administratie, de rechtspraak, het onderwijs en de media. Anders uitgedrukt [...] in contacten met mensen buiten de eigen vertrouwde omgeving’.
De VRT-taaladviseur is het niet altijd eens met de visie op taaladvies.net en geeft zijn afwijkende mening op vrttaal.net, in de rubriek Taalkwesties. Het werkwoord bekomen bijvoorbeeld, in de betekenis van ‘verkrijgen’, wordt op taaladvies.net gerekend tot de standaardtaal in België, terwijl het in Nederland in die betekenis als archaïsch wordt beschouwd. Taaladviseur Ruud Hendrickx deelt die Nederlandse visie en wijst het gebruik ervan af op radio en tv, omdat de VRT in een vlotte spreektaal wil uitzenden.
| |
3. Vlaamse tussentaal met een sterk Brabants-Antwerpse inslag
Hoewel de integrationisten in de jaren 1960-1970 de taal van het Noorden als norm namen voor de standaardtaal in Vlaanderen, hebben veel Vlamingen die taal nooit echt aanvaard, ondanks de vele ABN-campagnes in de media en het onderwijs en bij de overheid. (ABN stond voor Algemeen Beschaafd Nederlands.) Toch klonk het Noord-Nederlands diezelfde Vlamingen wel vertrouwd in de oren, omdat ze in die tijd veel afstemden op de Nederlandse radio of televisie. Die situatie veranderde in 1989 met de komst van VTM, de eerste Vlaamse commerciële televisie, die het monopolie doorbrak van de toenmalige Belgische Radio en Televisie (BRT, nu VRT). Later kwamen daar nog andere commerciële en een aantal regionale Vlaamse tv-zenders bij, zodat de meeste Vlamingen nu niet meer naar programma's op de Nederlandse televisie kijken, met alle gevolgen van dien (zie paragraaf 4). Bovendien wonnen de particularisten na 1980 meer terrein tegenover de integrationisten, met de verzelfstandiging van Vlaanderen in het federale België. De particularisten ijverden voor een eigen Vlaamse taal die de Vlaming niet als een ABN-keurslijf zou knellen, maar waarin elke Vlaming zich thuis zou voelen, een supraregionale taal tussen dialect en opgedrongen standaardtaal in. ‘Kortom: ‘tussentaal’.
Welke kenmerken deze tussentaal vertoont, is duidelijk na te lezen op vrttaal.net onder de kop ‘Laat ons ne keer te goei naar onszelf luisteren’. VRT-taaladviseur Ruud Hendrickx geeft er een overzicht van vijftien slordigheden in uitspraak, woordkeus en zinsbouw. Een paar voorbeelden: da, wa, nie, goe (slotmedeklinker niet uitgesproken), elemaal, ebt (h- ontbreekt aan het begin),
| |
| |
de moment, het stad (verkeerd lidwoord), kom-de-gij? (ge/gij als informele aanspreekvorm), we gaan gaan zwemmen (2x gaan) of we gaan die mensen niet verstaan (gaan i.p.v. zullen). Zo krijg je ook constructies op basis van gallicismen: oe noem-de-gij? en wa d'uur is't?. Met een Tussentaalcampagne heeft Hendrickx in 2001 nog geprobeerd het tij te keren en de tussentaal te bestrijden via de media, maar tevergeefs. De tussentaal is gemeengoed geworden onder Vlamingen, vooral bij de jeugd. Opvallend is de Brabants-Antwerpse dominantie, ten koste van Limburgse en West-Vlaamse taalinvloeden. De laatste tijd is naast het Brabants-Antwerps trouwens het Gents in opmars, door een jonge generatie Gentse politici, presentatoren en acteurs, bijvoorbeeld in de bekende tv-serie Flikken.
In De Standaard van 7-8 juli 2007 uit Johan Taeldeman, emeritus hoogteraar Nederlandse taalkunde aan de Universiteit Gent, zijn bezorgdheid over de toenemende verspreiding van de tussentaal: ‘Tussentaal mag niet de maatstaf worden. Anders sluiten we ons op in een provincialistisch taalgetto.’ Als notoir dialectoloog pleit hij ervoor de Belgische variëteit van de Nederlandse standaardtaal meer groei- en bloeikansen te geven. Hij doet daarbij een beroep op het onderwijs en de (gesproken) media, al maakt hij zich niet te veel illusies, omdat er volgens hem uit die hoek maar weinig hoopgevende signalen op te vangen zijn. Studenten Nederlands aan de Vlaamse universiteiten vertonen een heel lauwe attitude tegenover de standaardtaal en in de gesproken media worden:
‘mensen met een (meer dan) behoorlijke moedertaalbeheersing [...] in een soort reservaat van journaallezers en presentatoren van “serieuze” programma's gestopt. Hun inbreng is beperkt tot hooguit twintig procent van de programmatie. In de overige tachtig procent van de uitzendingen kreunt het taalgebruik onder de commercialisering en - bijgevolg - onder de vermiddelmatiging’.
En dat is inderdaad het probleem. Het tv-aanbod bestaat grotendeels uit fictieprogramma's waarin een informele omgangstaal gehanteerd wordt. In de toneelopleidingen in Vlaanderen zien de toekomstige acteurs er het nut niet meer van in om standaardtaal te gebruiken, omdat ze toch meestal zullen acteren in soaps, series en familieprogramma's, kortom in fictieprogramma's waarin ze maar het best een Brabants-Antwerps regiolect spreken, tussentaal dus. Zo zijn ze in een informele context verstaanbaar voor de doorsnee-Vlaming. Is dat ook zo? Helaas wel, zoals een onderzoek naar intralinguale ondertiteling heeft uitgewezen.
| |
| |
| |
4. Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse tv
Op 6 juni 2007 hebben drie onderzoeksters van de Universiteit Antwerpen en de Hogeschool Antwerpen-Departement Vertaalkunde de resultaten bekendgemaakt van hun onderzoek naar intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie. Welke Nederlandse taalvariëteiten worden in het Nederlands ondertiteld? Het corpus voor het onderzoek bevatte 793 Nederlandstalige televisieprogramma's (in totaal 380 uur zendtijd), die in de periode januari-maart 2005 uitgezonden zijn door de publieke omroep VRT en de commerciële zender VTM. Voor het taalgebruik in deze programma's, zowel fictie als nonfictie, werden de volgende variëteiten onderscheiden: Noord-Nederlands, Belgisch Standaardnederlands, West- en Oost-Vlaams regiolect, Brabants-Antwerps regiolect en Limburgs regiolect. Binnen het Noord-Nederlands hebben de onderzoeksters geen verdere differentiatie aangebracht, omdat zij ervan uitgingen dat:
‘Vlamingen doorgaans niet vertrouwd zijn met stilistische en geografische variatie binnen het Noordelijk Nederlands en bijgevolg alle Noord-Nederlandse taalgebruik onder één noemer (“Hollands”) samenbrengen’ (Vandekerckhove 2006).
Wat bleek in de ondertitelingspraktijk? De Vlaamse fictiekijker krijgt geen ondertiteling voor Brabants-Antwerpse tussentaal en voor ander regiolectisch taalgebruik, maar wel voor alle fictieprogramma's uit Nederland, dus voor het Noord-Nederlands. Voor de Vlaamse non-fictiekijker geldt net het omgekeerde: Brabants-Antwerpse tussentaal en ander regiolectisch taalgebruik worden er wel ondertiteld, zij het niet systematisch, maar bijdragen in het Noord-Nederlands nooit.
Deze ondertitelingspraktijk fictie versus non-fictie werd vervolgens uitgetest bij een doelgroep van 454 volwassen Vlaamse informanten uit diverse leeftijdscategorieën (van 18 tot 70 jaar), met een verschillend opleidingsniveau (van laag tot middelhoog, met een kleine minderheid universitair geschoolden), in vier provinciehoofdsteden (Antwerpen, Brugge, Gent en Hasselt). Dat doelgroeponderzoek leverde enkele opvallende vaststellingen op:
1. | ongeacht de gehanteerde taalvariëteit vonden alle informanten dat ondertiteling de verstaanbaarheid bevordert; |
2. | de vertrouwdheid met de Brabants-Antwerpse tussentaal is bij een meerderheid van de Vlamingen zo groot, dat er nauwelijks of geen sprake is van verstaanbaarheidsproblemen; |
3. | ouderen begrijpen in het algemeen beter het Noord-Nederlands, en in het onderzochte corpus dus ook het informele Noord-Nederlands, dan de jongere generatie. |
| |
| |
Die laatste vaststelling is op z'n minst verontrustend te noemen en ik denk hierbij aan de volgende anekdote die mij in maart 2007 in een VRT-journaal trof. Een lid van een Vlaamse jeugdjury die samen met Nederlandse leeftijdgenoten in Rotterdam het beste kinderboek van 2007 moest kiezen, zei tegen de VRT-journalist: ‘En nu gaan we naar Rotterdam en we gaan die mensen daar niet verstaan.’ Hoe komt een tienermeisje met voldoende opleiding om in een jeugdjury te kunnen zetelen, tot zo'n uitspraak? Ten eerste is er natuurlijk de geringere vertrouwdheid met de informele Noord-Nederlandse omgangstaal (zie Vaststelling 3) na de opkomst van de Vlaamse commerciële televisie in 1989. Tot 1989 waren de Vlamingen voor uitzendingen in het Nederlands aangewezen op de twee zenders van de toenmalige publieke omroep BRT, nu VRT. Zij schakelden daarom veel vaker over naar de drie Nederlandse zenders die zijk via hun antenne, en later via de kabel, konden ontvangen. Na 1989 nam het aanbod aan Vlaamse commerciële en regionale zenders zo sterk toe, dat de meeste Vlamingen geen enkele behoefte meer voelden om naar Nederlandse zenders te kijken. Zo komt het dat de Vlaamse jeugd steeds minder vertrouwd is met het Nederlands dat in Nederland, en vooral in de Randstad gesproken wordt. Ten tweede komt daar nog bij dat de uitspraak van het Noord-Nederlands sinds 1989 een paar gevoelige wijzigingen heeft ondergaan, onder meer te wijten aan het Poldernederlands, een uitspraakvariant die in 1998 zo genoemd en in kaart gebracht is door Jan Stroop (zie www.ianstroop.nl). Vooral jonge carrièrevrouwen blijken Poldernederlands te spreken, waarbij door een daling van de onderkaak klinkers en tweeklanken lager uitgesproken worden dan normaal. Een bekend voorbeeld is: [blaajf baaj maaj] voor ‘blijf bij mij’ (zie ook taaladvies.net: Wat is standaardtaal?). Dit uitspraakfenomeen
heeft zich sinds 1998 veralgemeend onder de Nederlandse jeugd in de Randstad, gepaard aan een steeds slechtere articulatie, door de doorsnee-Vlaming samengevat onder de noemer ‘Hollands’. En zo komt het dat Nederlandse tv-series in Vlaanderen ondertiteld worden.
Omgekeerd hebben Nederlanders moeite met de Vlaamse tussentaal in uitspraak en woordenschat. Non-fictieprogramma's vormen voor Nederlanders die afstemmen op de Vlaamse televisie, doorgaans geen enkel probleem, maar fictieprogramma's wel. En zo worden ook in Nederland Vlaamse series, zoals Flikken, ondertiteld. Is het dan nog verwonderlijk dat er in het informele taalgebruik tussen Nederlanders en Vlamingen een steeds grotere divergentie ontstaat? Vroeger vonden Nederlanders de standaardtalige uitspraak van de Vlamingen vaak mooier en zachter dan die van hen, met de harde [X]. Maar die mening wordt snel herzien als ze de Vlamingen onderling tussentaal horen gebruiken.
| |
| |
| |
5. Conclusie
Woordenschatverschillen zijn er altijd al geweest en zullen er ook altijd zijn, afhankelijk van het gebruikte stijlregister en van de context: formeel tegenover informeel, (Rand)stedelijk tegenover landelijk (in de twee betekenissen: platteland en het gehele land), expressief-literair tegenover informatief-zakelijk en andere mogelijke contexten. Tot die woordenschatverschillen horen ook varianten in de standaardtaal tussen Nederland en Vlaanderen. Maar als we alles wel beschouwen, gaat het in die laatste context maar om een heel klein corpus (op vrttaal.net iets meer dan 3200 taalkwesties en op taaladvies.net iets meer dan 750 woorden). Daar valt mee te leven, zeker in de schriftelijke communicatie, waarbij je in het uiterste geval naar het woordenboek kunt grijpen of internet kunt raadplegen. En in direct mondeling contact kun je de gesprekspartner om verduidelijking of uitleg vragen.
De uitspraakverschillen, vooral in toenemende mate bij de Nederlandse en Vlaamse jeugd, vormen een groter probleem voor de communicatie tussen Nederlandstaligen. Die divergentie in uitspraak baart me zorgen, want ze verzwakt de positie van de 22 miljoen Nederlandstaligen in de Europese Unie, waarin het Nederlands beschouwd wordt als een middelgrote taal. Bovendien schaadt de oprukkende tussentaal het imago van de Vlaamse taalgebruiker.
En hoe moeten mensen die Nederlands (willen) leren, bijvoorbeeld in Centraal- en Oost-Europa, omgaan met die divergentie? Zullen zij Nederlanders en Vlamingen nog begrijpen als die elkaar in de - tot nu toe weliswaar nog informele - onderlinge communicatie al niet meer verstaan zonder ondertiteling?
| |
Bibliografie
Simonis 2005 - F. Simonis, ‘Divergentie tussen Noord en Zuid met de Vlaamse taalvariant?’. In: Het belang van kleine talen in een nieuw Europa: verzameling van internationale bijdragen tot de neerlandistiek ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de vakgroep Nederlands. Boedapest, 279-287, 2005. |
|
Taeldeman 2007 - J. Taeldeman, ‘Het Vlaamse taallandschap verschraalt’. In: De Standaard Weekend (7-8 juli 2007), 20-21 |
|
Vandekerckhove e.a. 2006 - R. Vandekerckhove e.a., ‘Intralinguale ondertiteling van Nederlandstalige televisieprogramma's in Vlaanderen: linguïstische en extra-linguïstische determinanten’. In: Artikelen van de vijfde sociolinguïstische conferentie. Delft, 503-513, 2006. |
| |
| |
| |
Websites
Taaladvies.net, website van de Nederlandse Taalunie: Wat is standaardtaal? en Werkwijze: welke varianten hebben standaardtaalkarakter? (oktober 2005). |
Vrttaal.net, taaidatabank van de Vlaamse Radio en Televisie: Taaicharter, Taalkwesties en Tussentaal (Hendrickx 2001 - R. Hendrickx ‘Laat ons ne keer te goei naar onszelf luisteren’). www.janstroop.nl, website van Jan Stroop. |
|
|