Praagse Perspectieven 4
(2006)– [tijdschrift] Praagse Perspectieven– Auteursrechtelijk beschermdHandelingen van het colloquium van de sectie Nederlands van de Karelsuniversiteit te Praag
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||
De literaire roem van Tollens
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||
speelt een doorslaggevende rol bij de gang naar beroemdheid op de Parnassus, maar is die eenmaal bereikt, dan blijft de publieke opinie een onberekenbare factor. Zij bepaalt wie van de troon gestoten wordt en tot de anonimiteit of tot het belachelijk leger van onttroonde genieën terugvalt, dan wel wie er tot de onsterfelijkheid geroepen wordt. Reputaties zijn breekbaar: een slechte kritiek kan het begin van de val inzetten die onomkeerbaar blijkt. Niets is gemakkelijker beïnvloedbaar dan de publieke opinie en volgens het sneeuwbalsysteem gaat de schrijver bergafwaarts. Onverwachts blijven de uitnodigingen uit en verstomt het applaus: de glans is verbleekt en de ogen naar anderen gericht. | |||||||||||||||||||||||||
PubliekslievelingHendrik Tollens is bij uitstek de Nederlandse dichter die de hoogste hoogten van de roem en de diepste diepten van verguizing heeft bereikt, al kwam de diepte na zijn dood. Hij is geen connaisseurdichter, maar een publiekslieveling, die daarna ook de recensenten aan zijn voeten kreeg. Zijn literaire roem heeft zeker te maken met het lanceren van een nieuwe trend van gevoelige en verstaanbare poëzie in het begin van de negentiende eeuw na een periode van minder direct begrijpelijke ‘Parnastaal’ met mythologische beeldspraak, die het grote publiek koud liet. Maar bovenal wist hij precies aan te voelen aan welke toon men behoefte had in de postrevolutionaire periode en welke woorden als balsem op de vele wonden zouden zijn. Zijn keuze hiervoor leek ook niet uit berekening gemaakt te zijn, maar was eerder de belichaming van de heersende tijdgeest. Door de natuurlijke uitstraling en naïeve onbedorvenheid van zijn poëzie kreeg hij het aura van oprechte en authentieke grootheid, die een buitengewoon geloofwaardige uitstraling en aantrekkingskracht op het publiek had. Zijn public relations heeft hij ook goed verzorgd toen hij vanaf 1807 met de voordracht van ‘Een gevallen meisje’ de gehoorzalen plat kreeg. Tollens' roem steeg tot buitenproportionele hoogten, met als gevolg, dat hij alom nagevolgd werd. En al is ware originaliteit niet te imiteren, zoals de critici goed aanvoelden, toch ondermijnde een school van hele en halve navolgers zijn goede naam. Na vijftien jaar roem kreeg hij te maken met venijnige spot, die z'n uitwerking op de publieke opinie niet miste: men dempte de toon van bejubeling en wachtte af welke kant de stroom opging. | |||||||||||||||||||||||||
Kemper en de censuurDe connaisseurs stonden niet te juichen toen Tollens met zijn eerste grote bundel Gedichten naar buiten trad. (Schouwburg 1807) Slechts één blad reageert onverdeeld positief, (Algemeene Vaderlandsche letteroefeningen 1809) maar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||
over het algemeen is de teneur, dat deze dichter zich vertilt zich aan zware onderwerpen, waardoor hij bombastisch wordt. (Schouwburg 1809a). Vanuit de maatschappij echter komen opmerkelijke geluiden. Niet zo bijzonder is, dat Tollens' uitgever Immerzeel deze aantijging te gortig vindt en reageert met een tegenkritiek, waarin hij afdingt op de kwalificatie van het werk als ‘bombastisch’.Ga naar eindnoot1 (Schouwburg 1809b). Opmerkelijk is wel een open brief in een landelijk tijdschrift in 1811. Enkele negatieve opmerkingen in een overigens positief getoonzette recensie bleken verkeerd gevallen te zijn bij een bepaalde lezersgroep. De criticus had terecht erkend dat de grote traditie van het zeventiende-eeuws gelegenheidsgedicht van Vondel, Hooft, Huygens, en Dirk Smits doorklonk in Tollens' gevoelige werk en hij had even terecht daarin een oorspronkelijk Nederlandse traditie teruggezien, maar ook had hij vastgesteld, dat voor dit lieflijke, eenvoudiger type poëzie niet veel kunstzinnigheid nodig was. Die toevoeging werd opgevat als een regelrechte belediging van het nationaal gevoel. (Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek 1811) Daarmee raakte men in de zwaarste periode van de Franse overheersing aan de fundamenten van het getergde nationale bewustzijn, waarvan Vondel, Hooft en Huygens nog als lichtende voorbeelden overeind stonden. De discussie over Tollens begint nu in het vaarwater te komen van het opkomende verzet tegen de Napoleontische willekeur, waarin men na het verdwijnen van Lodewijk Napoleon was terecht gekomen. In de open brief in een landelijk tijdschrift in 1811 werd de criticus verweten volslagen onkundig te zijn om aan te voelen wat er leeft onder het publiek. (Recensent 1811) De ondertekenaar K.p. is waarschijnlijk de Leidse hoogleraar Kemper geweest, die zich juist in de zwaarste jaren van de Franse onderdrukking deed kennen als een onderdaan die niet met zich liet spotten door de Fransen.Ga naar eindnoot2 (Huygens 1972: 144-149) In 1812 hield hij opwekkende dan wel opruiende redevoeringen zogenaamd over de invloed van de tijdgeest ‘op de beoefening der letteren en der wetenschappen’, maar in feite over de noodzaak tot nationaal gevoel. (Kemper 1814) Toen twee jaar later de gardes d'honneur werden geworven, spoorde Kemper de studenten onder hen openlijk aan geen gehoor te geven aan de oproep. Kemper is het geweest die eind 1813 snel naar Amsterdam afreisde om daar de gemoederen voor een terugkeer van de prins van Oranje te peilen en de weg nader te plaveien. En na de Franse tijd was hij een voorname steunpilaar van het Koninkrijk, die zich in Brussel geen moeite genoeg
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||
Het lijkt een literaire discussie, maar duidelijk is dat Kemper door de censuur niet kan zeggen wat hij eigenlijk beoogt te zeggen. Er is een nieuwe dichter opgestaan die een puur vaderlands aura vertoont, dat bij het getergde volk herinneringen oproept aan bijna verloren tijden toen de Republiek nog een machtige natie was met dichtgenieën van de hoogste rang. Wie dat geluid niet opvangt, ontbreekt het ronduit aan vaderlands gevoel, zo is zijn boodschap. Er is dus een broeinest van vaderlands gevoel ontstaan, met name in Leiden, waar een grote schare lezers zich verenigd weet in een gemeenschappelijke Tollens-bewondering. In de laatste zware jaren van de Franse tijd, -en het zwaarste moet nog komen- is Tollens tot verzetspoëet gebombardeerd, omdat men in diens gevoelige, intieme toon juist de essentie van het typisch vaderlandse meent te herkennen, dat nu de steeds minder verdeelde natie weer samenbindt. In de literaire kritiek, met uitzondering misschien van de Vaderlandsche Letteroefeningen zijn de geluiden van die beweging niet te beluisteren. | |||||||||||||||||||||||||
VerzetauraHoe heeft zich dit vaderlands verzetaura van Tollens kunnen ontwikkelen? Tollens eerdere werk, een bundel sentimentele verzen en korte verhalen en een paar Frans-classicistsiche toneelstukken zullen deze groep bewonderaars niet in extase gebracht hebben. Maar in de Bataafsche Maatschappij (van Kunsten en Wetenschappen) was Tollens al 10 jaar actief, en herhaaldelijk heeft hij opgetreden met zijn versvertelling ‘Het gevallen meisje’.Ga naar eindnoot3 (Huygens 1972: 77) Bekend is, dat hij furore maakte met dit liedje over het ongehuwde zwangere meisje dat verstoten door haar vroegere speelgenoten ondanks haar ellende beginnende trots en waardigheid begint te ontlenen aan haar moederschap, waarover God als beschermende vader waakt. Samen met andere verzen over geboorte, feestdagen en dood roept dit gedicht van Tollens bij het publiek een nationaal bewustzijn wakker via de herinnering aan bekende gelegenheidsgedichten over de dood van een kind of echtgenote in de gedichten van Vondel, Hooft en Huygens. Na de bevrijding van de Fransen komen de emoties pas echt los. Zoals maar zelden gebeurde, moest er een herdruk komen van het eerste deel van de Gedichten van Tollens.Ga naar eindnoot4 Wie daar negatief over geschreven had, kon maar beter het puntje van zijn tong afbijten. Bladen werpen zich nu op als de stem des volks en in een aparte recensie van de herdruk wordt Tollens geëerd als degene die voor de bevolking een levendig aanschouwelijk beeld van de vaderlandse zeden heeft gegeven. (Boekzaal 1814a) De bevrijding en het herstel van de oude orde schrijft men voor een niet gering deel op het conto van diegene, die het typisch vaderlandse ongeschonden wist te bewaren in een tijd, waarin de zedeloosheid alom toesloeg. Het was natuurlijk een ietwat passieve bevrijding geworden met | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||
maar weinig helden om echt te bejubelen, en zodoende kreeg Tollens' heldendom een nog steviger basis. Van nu af aan wordt Tollens in het zadel gehesen als dichter des vaderlands en het algemeen gevoelen is, dat zijn huiselijke taferelen de potentie hebben het moreel van de uitgewoonde staat weer op te vijzelen tot vroegere grootheid. (Boekzaal 1814b) Maar, waar is deze Dichter voortreffelijker, dan bij de schildering van eigen huisselijk geluk? Waar vindt men verjaardagen plegtiger, en nuttiger gevierd, dan in het huis van Tollens? Waar wordt de uitvaart der verstorvenen treffelijker bezongen, dan in zijne Gedichten? Waar de onderscheidene gaven der huisgenooten liefelijker en geestiger afgemaald, dan door hem? zingt de Vaderlandse Letteroefeningen in bevrijdingsroes. De volgende vijftien jaar zal Tollens ‘roem’ bijna onaantastbaar zijn. | |||||||||||||||||||||||||
Weg naar de topTollens' weg naar de top kan kort behandeld worden. Het tweede deel van zijn gedichten krijgt nu een bijna unanieme lofzang in de pers, hij wordt vergeleken met Hollandse fijnschilders als Gerard Dou. In 1817 zou Tollens' derde deel Gedichten al uitverkocht zijn voor er besprekingen van verschenen, terwijl bladen er melding van maken, dat ‘het grootst gedeelte der lezende wereld’ zou vallen voor dichters als Tollens. (Letterkundig Magazijn 1819) Ook critici maken nu op grote schaal een knieval voor Tollens en bekennen dat alom het hart naar Tollens uitgaat of verklaren zich zelfs tot ‘tolken van het volksgevoel’. In 1818 betitelt men hem als Volksdichter, (Boekzaal 1818) in de literatuurgeschiedenis van 1821-1826 van Van Kampen wordt hij behalve Volksdichter ook ‘Lievelingsdichter der natie’ genoemd, en aan het hoofd van een zogenaamde Rotterdamse dichterschool geplaatst. (Van Kampen 1821-1826) In 1822 komt er als vierde druk een goedkope volkseditie van Tollens' Gedichten met tienduizend exemplaren op de markt, een boekhistorisch unicum in die tijd. De uitgever wijst op massale verzoeken zowel uit Noord als Zuid Nederland en zelfs uit Duitsland. Dat de vierde druk ook een groot succes was, blijkt onder andere uit verkoopgegevens van boekhandel Van Benthem, die van elk deel honderd exemplaren afnam en ook verkocht lijkt te hebben, en uit de fondsveiling van Immerzeel, waarbij een fondsrestant van slechts 800 exemplaren onder de hamer kwam. (Dongelmans 1986) Als er na -op zichzelf al ongewoneherdrukken (de tweede en derde) toch nog zo'n massale afname van de volkseditie komt, kan gesproken worden van literaire roem van de eerste orde. Van discrepantie tussen de kritiek en het lezerspubliek blijkt weinig. Wel ontstaat er grote onvrede over een groot aantal Tollens-imitatoren, die evenwel Tollens' | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||
dichterschap niet aantast. Kan roem nog verder stijgen? | |||||||||||||||||||||||||
Een nieuwe generatie aan zetDe euforie over de herrezen staat is bij de nieuwe generatie die kort na 1800 is geboren en inmiddels tegen de twintig loopt niet zo vanzelfsprekend als bij hun ouders. Zij hebben de Franse tijd alleen als kind meegemaakt en waren jong in de eerste jaren van de bevrijding: zij hebben weinig boodschap aan nationale helden en vergelijken de Nederlandse literatuur met buitenlandse Romantische voorbeelden. Toejuichingen van Tollens als ‘Volkszanger’, ‘de huisselijke dichter bij uitnemendheid’ en ‘de oorspronkelijkste onder de oorspronkelijken’ worden nu met ironie gebezigd, en met het dichtwerk van deze volksheld maken zij korte metten. (Nederlandsche Mercurius 1828) In hoeverre tast de venijnige spot van kleine blaadjes van anonieme jongeren Tollens in 1828/1829 aan? Zij noemen zonder omhaal het genre ‘huiselijke poëzie’ kleingeestig, en steken de draak met de verdediging van dit soort poëzie. Ze trekken het serieuze dichterschap van Tollens in twijfel. Zij prijzen moderne romantische poëzie aan als een beter alternatief. Zij plaatsen een vraagteken bij het volksdichterschap van Tollens, met name omdat zij het volksdichterschap aan eisen van diepzinnigheid en kunstzinnigheid verbinden. Maar: de aanval kwam uit een klein hoekjesGa naar eindnoot5 (Huygens 1972: 205) en er is gesuggereerd, dat misschien slechts één mededichter, Adriaan van der Hoop, verantwoordelijk is voor alle recensies. (Vriend des Vaderlands 1830) Er zijn scheurtjes in het beeld ontstaan, maar daar staat tegenover dat Tollens op plechtige wijze de hoogte in werd gestoken toen een bekend letterkundige in het najaar van 1829, in zijn oratie aan het Athenaeum Illustre, de Nederlandse letterkunde als typisch huiselijk betitelde. (Van Kampen 1830) Van Kampen noemt Tollens niet bij name, omdat hij over de Nederlandse literatuurgeschiedenis spreekt, maar dit soort poëzie is boven alle twijfel verheven, nu het in de hoogste nationale traditie geplaatst wordt. Over een periode van 20 jaar heen reikt Van Kampen aan Kemper de hand. | |||||||||||||||||||||||||
Finest hour?Voor de poëzievernieuwers gooit de Belgische opstand roet in het eten. Het getij was niet gunstig voor kritiek, schreef (waarschijnlijk) Van der Hoop in het Amsterdamsch letterlievend maandschrift (1838) bij zijn terugblik op de tijd na de Belgische Opstand.Ga naar eindnoot6 Iedere verwijzing naar onderlinge onenigheid over het volkskarakter staat in die tijd gelijk aan een staatsondermijnende activiteit en de publieke opinie is zeer negatief gestemd over schrijvers die nu het vaderlands gevoel belachelijk maken. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||
De stemming in het land is angstig en bezorgd, en weer is het Tollens, die de gevoelens het beste onder woorden weet te brengen. Er is geen plechtige bijeenkomst in het land of Tollens' verzen maken er deel van uit. Zijn ‘Volkslied’, geschreven in 1816 krijgt nu pas op grote schaal weerklank en raakt ieder hart met het gebed om behoud van het vaderland. Ter gelegenheid van een algemene bededag tijdens de belegering van de citadel van Antwerpen weet hij weer de gevoelige snaar te treffen met zijn ingetogen vers ‘De algemene bededag (2 december 1832)’, dat als los gedicht in Rotterdam uitgegeven wordt. Oude tijden herleven als er vijfduizend exemplaren van verkocht worden. Deze voltreffer zou hem roem tot ver over de landsgrenzen bezorgen door vertalingen in niet minder dan veertien talen. (Huygens 1972: 220) Als het niet wrang zou zijn zo te spreken over tijden van angst zou je kunnen zeggen, dat Tollens in feite zijn finest hour beleefde, nu zijn roem nog eenmaal naar grote hoogten steeg. Nog bijna dertig jaar later zal Bakhuizen van den Brink, zoals Huet interpreteert, Tollens met name oprecht kunnen prijzen, omdat Bakhuizen nog zo helder voor de geest staat hoe groot de invloed van Tollens op de Nederlandse samenleving èn op hem persoonlijk was tijdens de Belgische Opstand. Tollens blijft een groot publiek houden, dat nog tot zijn dood in 1856 zijn bundels met graagte afneemt, en hij heeft een kring van vurige bewonderaars die alles verzamelen wat de meester vervaardigt. Zijn losse gedichten doen het onveranderd goed als bedelteksten voor charitatieve instellingen: fl.600,- voor de Bedelbrief (Rijswijkse armenkas), fl.1800,- Goede nacht van de armen aan de rijken (Dorcas Rotterdam), fl.375,- voor De Pleegzuster (Vereeniging van ziekenverpleging), fl.750,- voor Uitroep (Cholera) enzovoort, enzovoort, voor die tijd opmerkelijke bedragen. (Huet 1886-1887) De letterkundige kritiek was inmiddels een kwartslag gedraaid. In 1835 dacht men bij het begrip volksdichter aan een dichter voor het grote, literair zwak ontwikkelde publiek. Deze nieuwe visie is ontstaan onder invloed van de generatie reeensenten die midden jaren dertig de toon aangaf, en die de blik op de buitenlandse literatuur gericht hield, op Engeland en Frankrijk, en geen boodschap meer had aan de innigheid van de sfeer van het jonge koninkrijk. | |||||||||||||||||||||||||
Beets neemt hem als mens de maatTwee jaar na Tollens' dood in 1856 bracht Nicolaas Beets in 1858 voor het Utrechtse Nutsdepartement onder woorden wat hem eigenlijk niet zinde in Tollens' werk en levensopvatting. (Beets 1858) De toonzetting van bewondering was niet verdwenen, maar Beets betwijfelt of de roem voor Tollens zo bestendig zal zijn als zijn bewonderaars geloven. Het lijkt of Beets speciaal het bastion van het verlichtingsdenken, het Nut, heeft uitgekozen om zijn eigen gereserveerde gevoelens ten opzichte van die verouderde ideologie onder woorden te brengen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||
Tollens' poëzie, aldus Beets, is weliswaar doortrokken van een godsdienstig gevoel, dat zich nooit verloochent, maar volgens Beets wortelt het slecht in de ‘natuurlijke godsdienst’, waarmee hij op fysico-theologische trekken in Tollens' poëzie wees. Een tekortkoming van Tollens vindt hij, dat de ‘hoge betekenis van het menselijk leven’ Tollens niet erg duidelijk voor de geest staat. Dat wreekt zich, volgens Beets op drie punten: de betekenis van het leven lijkt voor Tollens alleen te bestaan in een dankbaar genieten, de menselijke werkzaamheid stelt hij meestal als ‘beuzelen’ voor en het menselijk lijden blijft Tollens een raadsel.Ga naar eindnoot7 Het godsbeeld van Tollens wordt gedragen door elementen als liefde, verdraagzaamheid, zachtmoedigheid, terwijl de meer rechtzinnige Beets bij Tollens het geloof in de goddelijke genade mist, en ook een besef van ‘het inwendig derven’, waarvoor Tollens te veel een levensgenieter zou zijn. De lezing geeft aanleiding tot een literaire polemiek als A. de Jager Tollens' dichterroem tegen Beets verdedigt. Het kernpunt van zijn verweer is dat Beets in feite alleen aangetoond heeft dat Tollens geen christelijk dichter was, waarmee de stelling dat hij geen eersterangs dichter was niet bewezen is. | |||||||||||||||||||||||||
Huet neemt hem de maat als manVoor het definitieve eind van de literaire roem van Tollens is Conrad Busken Huet verantwoordelijk. (Huet 1886-1887) Diens opstel ‘Tollens’ uit 1874 begint met een citaat uit Schotels studie over Tollens uit 1860, waarin beschreven wordt hoe een maand na Tollens' dood een Tollensavond in een Haagse rederijkerskamer verliep. Bij die gelegenheid werd een gouden lauwerkrans op het hoofd van Tollens geplaatst, en onder verwijzing naar de kroning van Petrarca werden de volgende dichtregels geciteerd: Maar nu hij de aard verliet: nu hem geen praal kan deeren,
Wiens stoffe daalde in 't rijk van stilte en duisternis:
Nu mogen arm en rijk, naar lust en hart, hem eeren,
Die grooter dan Petrarca is.
Al tijdens zijn leven heeft Tollens zich ongemakkelijk betoond en zich beklaagd over de veel te grootse verering die hem ten deel viel. Huet heeft er na deze opening natuurlijk weinig moeite mee zijn punt te maken. Toch wordt het geen onevenwichtige afrekening, en Huet weet vele verzen aan te wijzen die dat eigene van Tollens vertonen. Eigenlijk is volgens Huet Tollens een pop geweest waarmee het Nederlandse volk gespeeld heeft. ‘Laat ons hem voortaan de eer bewijzen, met hem af te rekenen als een man. Hij verdient het’, is zijn slotrede.
Huets visie op Tollens komt in zekere zin overeen met die van Beets, omdat beiden de mentaliteit van Tollens als die van de voorbije eeuw bestempelen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||
Huet karakteriseert Tollens' achttiende-eeuwse geloofsopvatting als een ‘onbezorgde onorthodoxe geloofsbeleving’ waar Beets van een ondiepe beleving sprak. Ze bedoelen hetzelfde: Zijne wijsbegeerte, tevens zijne godsdienst, is het deïsme van Voltaire; is het Christendom, ontdaan van zijne verborgenheden en herleid tot een kosmopolitisch geloof op eigen hand. De toon van Huet echter heeft het respectvolle van Beets achter zich gelaten. Bij Huet wordt duidelijk dat begrippen die zo hoog in waarde stonden inmiddels scherp gedevalueerd zijn. Eén van de vier kenmerken van het volkskarakter, de huiselijkheid, is inmiddels ‘huisbakkenheid’ geworden. In wat Huet ervaart als het hinderlijke zelfbehagen is nog de bij de oudere generatie heersende tevredenheidethiek te herkennen, die men in ieder gedicht opnieuw probeerde te treffen in taferelen van harmonie. De huiselijke poëzie is tot ‘burgerlijke’ poëzie omgedoopt, en een volksdichter is nu verkeerd in een ‘rijmelaar’. Met hinderlijk zelfbehagen sloot hij zich op in den engen kring zijner huisbakken denkbeelden, en men wordt schier kregel, wanneer men een rijmelaar van die kracht door eene schaar van hovelingen tot een onvolprezen dichter ziet verheffen. [...] Een domper is Tollens geweest, die in onze neiging tot nationale zelfvergoding ons heeft gestijfd; met zijn burgerlijk ideaal van tevredenheid ons in slaap heeft gezongen; de melodien der eeuwigheid op een draaiorgel heeft gezet. Deze slotzin geeft weer wat Huet het meeste ergerde in Tollens. Met Beets heeft Huet gemeen, dat hij Tollens een in wezen triviale opvatting van het menselijk leven en lijden verweet: Hoe zou Tollens ons dan kunnen bekoren, die [...] in zijne reaktie tegen verhevenheid, diepzinnigheid en romantiek, het menschelijk leven tot een omberpartijtje herleidde, het voorregt eener goede gezondheid verheerlijkte, en het tanden krijgen bezong? Het verbaast hem hoe een man als Bakhuizen van den Brink dan tot zijn lofrede kon komen, een man die liever dan tegen zijn zin Tollens te moeten prijzen het woord aan een ander zou overlaten. De verklaring vindt Huet in de politieke situatie. Bakhuizen heeft met al het vuur van zijn jeugd de Belgische opstand beleefd en nog dertig jaar later bij Tollens' graf moet hij gevoelens gehad hebben, die alleen kunnen bestaan bij iemand die het meegemaakt had. Huet wijst op de diepe emoties die Tollens in die oorlogsdagen opwekte met de verzen ‘Wien Neerlands bloed’, ‘Konings verjaardag’, en ‘Algemeene Bededag’. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||
Tot slot slaat Huet, om Tollens beter te begrijpen, Joan Melchior Kempers Geschiedenis van Nederland in 1830 op, waarmee hij intuïtief de beste getuige oproept, die hij over Tollens zou kunnen raadplegen. Huet realiseert zich dat Tollens' volkslied ‘Wien Neerlands bloed’ niet van 1830 dateert, maar van 1816, en dat hij al in 1810, en daarna nogmaals in 1813 de vaderlandse dichters opwekte tot getrouwheid aan de vaderlandse zaak. Huet acht de visie niet houdbaar dat heel Nederland zich na de slag bij Leipzig het Franse juk van de schouders sloeg. Integendeel, men sidderde van angst dat Napoleon terug zou keren, waardoor het Nederlandse volk van 1813 zich ‘een natie van flauwe vaderlanders’ getoond heeft. Maar Tollens hoort tot een half dozijn mannen, die moedig in bezielde taal den dageraad eener betere toekomst predikten. Zo ziet Huet dan ook de betekenis van ‘Wien Neerlands bloed’: Een danklied voor de verlossing uit het vreemde diensthuis, eene waarschuwing tegen binnenlandsche partijschapppen, een gebed om het behoud van na veel leed en diepe vernederingen onverdiend teruggeschonken voorregten, -dit zijn de grondtoonen van Tollens dichtstuk. Huet rekent met Tollens af als een man, en plaatst hem waar hij thuis hoort. Zijn leven lang heeft Tollens het aura behouden van de dichter die de toon wist te treffen waar de natie behoefte aan had: een samenbindende toon in de zwaarste jaren van de Franse tijd, een dankbare toon in de eerste jaren van de bevrijding, een verzoenende toon bij oplaaiende partijschap en tot slot opnieuw bemoedigend in de bange dagen van de Belgische opstand. Huet zegt het zo: het was de tijd, dat Tollens vers: Bewaar, o God! Den koning lang
En 't lieve vaderland
‘ten hemel stijgen zou met de kracht van een nationale noodkreet.’ | |||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||
|
|