Inleiding tot het thema
Complexiteit en contrastiviteit
De aanleiding om te kiezen voor het thema Complexiteit en contrastiviteit werd in eerste instantie gevormd door het verschijnen van een interessant proefschrift, dat onze aandacht had getrokken omdat het een tot dusver nog controversieel onderwerp in de taalkunde aansneed: de auteur Wouter Kusters vraagt zich er onder meer in af of je talen met elkaar kunt vergelijken wat betreft hun grammaticale complexiteit.
Vanzelfsprekend is dit een onderwerp dat studenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten aan moet spreken: zij zijn dagelijks in de weer met het verwerven van een vreemde taal, en vergelijken die daarbij bewust of onbewust met de andere talen die zij al kennen. Sommigen zijn overtuigd dat het Nederlands makkelijker, anderen juist dat het moeilijker is dan - in het geval van onze Praagse studenten - het Tsjechisch.
Natuurlijk is men zich er dan van bewust dat zo'n idee niet erg objectief is. Immers, de kennis die je al hebt van andere talen speelt een rol bij het leren van een nieuwe taal, en aangezien de meeste Tsjechische studenten al sterk aan het Nederlands verwante talen zoals Duits of Engels beheersen, kost het leren van het Nederlands hen waarschijnlijk minder moeite dan bijvoorbeeld het Chinees of zelfs Spaans of Italiaans.
Toch blijft het een interessante vraag: is het Nederlands misschien écht minder complex dan het Tsjechisch? En zo ja, hoe kun je dat onderzoeken? Waardoor wordt eigenlijk bepaald of een taal ‘moeilijk’ of ‘makkelijk’ is? In de eerste taalkundige bijdrage van deze bundel gaat Wouter Kusters uitgebreid op deze problematiek in. Hij vraagt zich daarbij ook af of talen in de loop van de tijd minder complex kunnen worden, en of bijvoorbeeld het Nederlands een kans maakt ‘eenvoudiger’ te worden in de toekomst.
De andere bijdragen gaan gedeeltelijk over contrastiviteit, een onderwerp dat veel raakvlakken heeft met complexiteit. Jan Pekelder betoogt in de tweede bijdrage dat het feit dat talen verschillen in bijvoorbeeld het aantal benamingen voor (schijnbaar) hetzelfde begrip, het gevolg is van verlies dat optreedt binnen het proces van conceptualisatie en grammaticalisatie. Hij laat daarbij zien dat er waarschijnlijk meer stappen in dit proces moeten zijn dan tot nu toe wordt aangenomen.
Guy Janssens bespreekt een interessante periode in de geschiedenis van België: de periode waarin Willem I tracht het Nederlands tot enige officiële landstaal te maken, ten koste van het Frans en Duits.
De laatste twee bijdragen van Eva Bayerová en Marketa Ć krlantová bespreken verschillende aspecten van vertaalproblematiek: respectievelijk juridische terminologie in de Nederlandse en Tsjechische rechtspraak, en