| |
| |
| |
Een dagje aan zee met Wolkers en De Kuyper
Jelica Novaković Universiteit van Belgrado
Samenvatting:
In tijden van globalisatie en nadruk op universele waarden vormt literatuur nog steeds een van de bonnen van culturele diversiteit. Door in de vroege jaren vijftig een dagje aan zee door te brengen kunnen we in dezelfde taal twee verschillende werelden ontdekken: die van Wolkus' Holland en die van De Kuypers Vlaanderen. In de aard van hun familiebanden, in hun gevoel van groepsidentiteit, en in hun wereldbeschouwing onthullen deze twee Nederlandstalige schrijvers hun manier van denken, voelen en geloven, die gedeeltelijk op individuele, maai ook op sociale, religieuze en dus culturele verschillen gebaseerd is.
V době globalizace a zdůrazňováni univerzálních hodnot reprezentuje literatura jeden ze stálých zdrojů kulturni odlišnosti. Na začátku padesátých let strávime den u Severniho moře a i když budeme mluvit jedním jazykem, poznáme dva různé světy: Wolkersovo Holandsko a De Kuyperovo Vlámsko. Tito dva nizozemsky píšící autoři nám pomocí popisu svých rodinných vztahů, pocitů skupinové identity a chápání světa odhalují dva specífické způsoby myšlení, cítění a víry, kleré jsou částečně založené na individuálních, ale také na společenských, náboženských a tedy kulturních rozdílech.
De rijkdom van ware kunst is haar veelgelaagdheid, haar vermogen om ons telkens weer opnieuw te prikkelen en tot reflectie aan te zetten. Het focussen op één enkel aspect doet daar zeker geen recht aan, maar het kan een manier van beleven belichten die tot de mogelijke interpretaties behoort van de vele seinen die van het kunstwerk uitgaan.
Bij een eerste kennismaking met een onbekende literatuur verwacht men naast de universele, algemeen menselijke waarden ook het particuliere van de cultuur die haar voedingsbodem vormt. Men wil herkennen, maar men wil ook leren en ontdekken. In een tijd van gevorderde globalisering blijkt dat particuliere aspect bijzonder aan te trekken en te fascineren. Studenten die voor een vreemde taal en cultuur kiezen, lezers die buitenlandse auteurs lezen zijn vooral op zoek naar het Andere. Van dat Andere hebben ze soms hun eigen
voorstelling, gebaseerd op gangbare stereotypen of op persoonlijke ervaringen, maar soms begeven ze zich op een terrein waarvan ze geen enkele weet hebben.
Beeldvorming over culturen en tijdperken verloopt onder andere via literaire werken. Zo is er het Indië van Couperus of Multatuli, het Zuid-Afrika van Pearl Buck of Coetzee, of dichter bij huis, het Aalst van Boon, het Antwerpen van Elsschot of Lampo, het Amsterdam of Zeeland van Nescio, het
| |
| |
West-Vlaanderen van Claus. Samen met de visuele beelden die in ons tijdperk domineren vormen ze de mentale filter van onze beleving.
Nemen we de Noordzee. Voor een lezer uit de Balkan is er weinig verschil tussen het strand bij Katwijk en dat bij Oostende. Als landschapsbeelden zijn ze even ruig en vreemd, en toch blijkt er een wereld van verschil in te schuilen afhankelijk van de schrijver die je bij de hand neemt om je in tijd en ruimte te verplaatsen. In het verhaal Dominee met strooen hoed neemt Jan Wolkers ons mee naar zee bij Katwijk. Aan zee bij Oostende zijn we met Eric de Kuyper. In beide gevallen gaat het om jeugdherinneringen uit de vroege jaren vijftig.
Bij de lectuur van deze twee verhalen komen drie cultuurkringen bijeen: de Hollandse van Wolkers, de Vlaamse van De Kuyper en de culturele achtergrond van de lezer. In het geval van Belgradose studenten Nederlands is dat de Servische waarbinnen men misschien wel iets afweet van Holland, maar zich meestal geen enkel beeld kan vormen over Vlaanderen. Vandaar dat voor hen de Nederlandstalige literatuur een belangrijke bron is van landeskundliche informatie.
| |
Familiale verhoudingen
Het gezin, de unwerseelste hoeksteen van elke samenleving, kent vele tijd- en cultuurgebonden variaties. In de jaren vijftig overheerste in heel Europa nog het autoritaire, patriarchale model. Voor de verschillen zorgden naast individuele factoren vooral de godsdienstige achtergrond en de economische situatie.
Uit deze bundeling van invloeden is het niet altijd even makkelijk om de specifieke culturele factor te destilleren. De dominante vader bij Wolkers bijvoorbeeld is een product van psychologische eigenschappen van zowel auteur als ook van zijn model, verder van christelijke stereotypen over sekserollen én van het feit dat in Nederland in die tijd de vader nog steeds enige kostwinner was. Het hoofdkenmerk van deze mannelijke autoriteit is een onbuigzame, bijna oudtestamentische strengheid waarvoor zich ook de willoze moeder buigt. Hun begrip van ‘ouderlijke liefde’ betekent in de eerste plaats opvoeden tot ontzag door een calvinistisch zondebesef. De dreiging van straf en boete is daar onlosmakelijk mee verbonden.
‘Ik knikte een paar keer terwijl ik hem onbevreesd aankeek, als had mijn bekentenis de kans op straf verkleind [...].
Hij duwde me voor zich uit naar de openstaande deur. Op het stoepje gaf hij me een trap tegen mijn achterwerk. Ik vloog het gazon op.’ (Wolkers 1981/93)
| |
| |
‘Dit is het dal der schaduwen des doods, dacht ik. Hier gebeurt het kwaad dat in de middag verwoest, waarover vader gisteren nog uit de bijbel voorgelezen heeft.’ (Wolkers 1981/114)
Geboden worden uitsluitend tot verboden, en voor de kinderen betekent dat vooral verbod op 101 en spel.
‘We waren klaar voor vertrek. Zwempakken en handdoeken hoefden niet mee, het was zondag, we mochten alleen maar pootjebaden.’ (Wolkers, 1981/91)
‘“Houden jullie er rekening mee dat het vandaag de dag des Heren is”, zei vader.’ (Wolkers 1981/92)
‘“Laat dat, daar krijg je kanker van”, gebood vader.’ (Wolkers 1981/109)
De houding van de kinderen ten opzichte van hun ouders getuigt van getrainde eerbied en gehoorzaamheid. Het twijfelen aan en rebelleren tegen opgelegde normen is alleen voor de moedigsten weggelegd, en dat is in het oevre van Wolkers het personage van de oudere broer.
‘“Je mag ook nooit wat van die ouwe”, zei mijn broer.’ (Wolkers 1981/98)
Opvallend zijn eveneens de van warmte gespeende verhoudingen tussen de kinderen onderling. Een van de meest hatelijke personages uit de naoorlogse Nederlandstalige literatuur is de oudere zus uit Wolkers vroege verhalen. Dit zeer in tegenstelling tot de Servische literaire traditie waarin de zus-broerverhouding de meest tedere en loyale is.
In de familiale wereld van De Kuyper is autoriteit in handen van vrouwen. Op zich ook wel een algemeen herkenbare situatie, aangezien de tweede wereldoorlog in heel Europa een enorme disbalans tussen mannen en vrouwen had veroorzaakt. Toch is het ook tekenend voor een katholieke cultuur waarin het vrouwelijke in de vorm van de Mariaverering een centralere rol toebedeeld heeft gekregen dan binnen het protestantisme. Vanzelfsprekend moet men ook rekening houden met een sterk persoonlijk karakter die de twee hoofdfiguren in dit verhaal siert. Het hoofdkenmerk van deze vrouwelijke autoriteit is een warme, zorgzame strengheid. Er wordt opgevoed maar ook geknuffeld en gespeeld.
‘Bij hen was er nooit een spoor van chaos en paniek. Zijn moeder, zo klein als ze was, baande zich een weg door de menigte, recht op haar doel af... Vooraf had ze gecontroleerd of allen hun koffers en tassen bij zich
| |
| |
hadden. Zelf droeg ze niets omdat ze een zwakke rug had, maar zorgde voor een of andere kleuter, die het niet moest wagen zeurderig te worden.’ (De Kuyper 1997/10)
‘Julienne en Jeannot zwaaiden met autoritaire vanzelfsprekendheid de scepter op ‘Petst Paris’. Er werden geen uitzonderingen geduld. De kinderen stonden 's morgens op, werden gewassen of wasten zichzelf, gingen aan tafel voor het ontbijt en daarna meteen naar het strand. Tussen de middag kwamen ze terug van het strand: het eten stond klaar.’ (De Kuyper 1997/12)
‘De muggenjacht was steeds een jolige aangelegenheid die de kinders nogal opwond en er werd door zijn moeder dan ook radicaal een eind aan gemaakt.’ (De Kuiper 1997/11)
‘'s Avonds stond de pot in een hoek, waarop de kleinste kleuter onder streng toezicht van zijn moeder plaats moest nemen, totdat het gebeurd was. Eén nichtje was erg pot-vijandig. Maar zijn moeder, die al meer kinderen in haar leven had weten te temmen - was ze daarom zo geliefd bij kleine kinderen? - was onverbiddelijk. Soms werd de potganger vanaf de tafel aangemoedigd en werden zijn inspanningen begeleid met advies.’ (De Kuyper 1997/13)
Deze familietaferelen waar kinderen en ouderen intens aan deelnemen hebben iets weg van de stereotype voorstellingen die men over kinderrijke Italiaanse families heeft: het gaat er vooral vrolijk, luidruchtig en gezellig aan toe. Het opvoeden tot volwassenheid geschiedt in een liefdevolle sfeer van warmte en geborgenheid.
‘Hij was niet bang van volwassenen. “Dat hoef je ook niet”, zei zijn moeder, “als je maar beleefd blijft.”’ (De Kuyper 1997/18)
| |
Emotionaliteit/Sensualiteit
In een opvoedingsmodel waar straf centraal staat overheersen emoties als vrees en schuldgevoelens. Men vreest de straf van de aardse vader, maar vooral van de hemelse. Het Memento mori wordt van kindsaf aan tot levenshouding ingeprent.
‘Je denkt dat het leven een lolletje is, dat er geen eind aan komt. Maar het is een damp, het vliegt voorbij.’ (Wolkers 1981/123)
‘Jij durft je stem tegen je ouders te verheffen. Je handen zullen boven het graf uit groeien.’ (Wolkers 1981/124)
| |
| |
De nadruk op tucht en opvoeding blijkt weinig ruimte over te laten voor tekens van tederheid. Kinderen worden niet vertroeteld. Daardoor wordt aanhankelijkheid niet als doel op zich beschouwd maar als rationeel middel om iets te bereiken:
‘Toen ik er zeker van was dat vader sliep, ging ik naast moeder zitten en vlijde mijn hoofd tegen haar vlezige bovenarm.
“Wat wil je?” vroeg ze.’(Wolkers 1981/110)
Uitsluitend de allerjongsten kunnen op uitgesproken affectie en tederheid rekenen, maar ook daarbij valt een moeilijk vertaalbare uitdrukking op die het ouderschap elk plezier ontzegt.
‘“Die schat”, zei moeder. “Je hebt geen kind aan hem.”’ (Wolkers 1981/102)
In zo'n strenge, beheerste wereld behoren ongehoorzaamheid en lichamelijkheid tot de hoofdzonden. Vandaar ook een heel neurotische houding ten opzichte van seksualiteit. Op genot staat straf.
‘Hij zal het wel acht keer per dag doen, dacht ik. Hij heeft al ruggemergtering zoals in het boekje “Stomme Zonden” stond dat ik thuis stiekem uit de boekenkast had gehaald en doorgekeken.’ (Wolkers 1981/117)
Deze constante onderdrukking van lichamelijkheid en de daaruit voortvloeiende frustratie leiden tot agressieve fantasieën, waarbij geboeidheid door leed en dood een prominent kenmerk is van Wolkers werk. Daarvan getuigt in dit verhaal een hele reeks scènes waarin krabben, hagedissen en egels het met hun leven moeten ontgelden.
Hoeveel sensueler is de wereld van Julienne en Jeannot! De waardering voor de geneugten des levens wordt al duidelijk uit de manier waarop het hele verhaal door rijkelijk gegeten en gesnoept wordt. Sterker nog, niet alleen het eigen zinnelijk genot is een behoefte maar ook het trakteren op genot:
‘Zij, de kinders, begrepen ook meteen, wanneer er in het Engels beslist werd dat tante Jeannot de behoefde voelde om op ijsjes te trakteren. Dat gebeurde een paar keer per week. Tante Jeannot was de generositeit en de gulzigheid in één persoon verenigd.’ (De Kuiper 1997/16)
Zoenen en knuffelen behoren tot de opvoedingsmethoden:
| |
| |
‘Er werd veel gezoend in de familie. Niet-zoenen was een teken van onmenselijkheid.’ (De Kuyper 1997/50)
Zinnelijkheid en lichamelijkheid hebben geen bijsmaak van schuld en schaamte, ook niet als het om (homo)erotische fantasieën gaat. Erotiek maakt een natuurlijk deel uit van het Oostendse strandleven. Ook hier wordt geknipoogd naar de Italiaanse cultuur met haar nadruk op schoonheid, spontaniteit en passie.
‘Julienne en Jeannot waadden zo tussen de twee golfbrekers - ongedwongen, met ontblote dijen; zich schamen deden ze niet, net zo min als Silvana Mangano zich schaamde in de rijstvelden van RISO AMARO, de film die toen zo veel mensen choqueerde.’ (De Kuyper 1997/23).
| |
Materiële waarden
Nog een domein waar cultuurverschillen tot uitdrukking kunnen komen is de verhouding tot geld. De stereotypen van noordelijke zuinigheid - waarvan bij Wolkers de meegenomen boterhammen en limonade getuigen - tegenover zuidelijke gulheid worden in deze verhalen bevestigd, bij De Kuyper zelfs expliciet.
‘Nog nooit had hij mensen zuinig met geld zien omspringen. Zijn moeder had geen cent, “des te gemakkelijker”, zei ze. Het was dus ook niet de moeite waard om iets wat je niet had te sparen. Zijn tante was een en al van “laat maar rollen, dat geld”.’ (De Kuyper 1997/32)
‘Maar hoe dan ook - kwam het door de vage herinneringen aan een verre Hollandse achtergrond, waarvan ze het juk nu met des te meer opluchting afschudden? - de boekhouding werd dagelijks bijgehouden en dagelijks terzijde geschoven: tenslotte waren ze niet hier aan zee gekomen om rekeningen op te maken en uit te rekenen hoeveel de vis, de boter en het brood hadden gekost...’ (De Kuyper 1997/33)
| |
Groepsidentiteit
Bij het definiëren van de Ander kan de lezer zich laten leiden door zijn eigen culturele achtergrond maar ook door de auteurs zelf. Via hun personages geven die hun opvattingen van groepsidentiteit weer.
Bij Wolkers vormt godsdienst dat wil zeggen confessionele ‘toebehorigheid’ de basis van een zeer exclusief groepsgevoel. Deze exclusiviteit vervult de hoofdpersoon soms met ontzag en trots, maar vaker nog met schaamte en ongemak. Wat de hoofdpersoon blijkt te waarderen is de
| |
| |
eenvoud, oprechtheid en standvastigheid van geloof die met weinig woorden treffend worden geschetst in het tafereel van de psalmen zingende ouders:
‘Beneden speelde vader op het harmonium. Hij zong erbij met een lage warme stem. Vanuit de keuken zong mijn moeder mee. In de gang ontmoeten hun stemmen elkaar en stegen op naar boven.’ (Wolkers 1981/126)
Wat hij echter hekelt is de zelfopgelegde apartheid die een integratie met anderen onmogelijk maakt.
‘Ik schaamde me voor de massale uittocht en moest steeds denken aan wat jongens op school soms tegen me zeiden, “Nou, jouw vader kan er wat van, hoor!” Of, “Wanneer komt jullie elftal uit tegen een andere club?” Waren we maar niks, dacht ik, dan konden we gewoon met de stoomtram naar Katwijk, zoals iedereen. Maar ja, de hel die dan onherroepelijk na dit korte leven zijn gloeiende poorten voor me zou ontsluiten. En ik trachtte me te troosten met de woorden van mijn vader, “Wat baat het de mens als gewon hij de hele wereld en hij leed schade aan zijn ziel”.’ (Wolkers 1981/94)
De zelfingenomenheid van deze selecte protestantse groep laat weinig plaats over voor begrip en respect voor anderen, zoals uit de verhouding tegenover katholieke dorpsgenoten blijkt. Tolerantie wordt herleidt tot noodgedwongen dulden.
‘“Kijk, die smerige roomsen zijn er altijd vroeg bij”, hoorde ik vader zeggen. “Die hebben wel wat over voor hun dwaalleer.”’ (Wolkers 1981 /94)
Gelijk de vader geven ook de jongens blijk van hun godsdienstig geïnspireerde antipathie door katholieke meisjes te pesten of als wellustig dus minderwaardig te bestempelen (Wolkers, 1981/94). Met weinig woorden wordt het beeld geschetst van de verzuilde Nederlandse samenleving in de jaren vijftig.
Heel anders staat het met de groepsidentiteit van De Kuypers personages. In tegenstelling tot de confessionele van Wolkers gaat het om een volledig geseculariseerde, eerder op ‘staatstoebehorigheid’ gebaseerde identiteit. Hoewel het om Nederlandstaligen gaat en hoewel het woord nooit valt zou men gerust van een Belgische identiteit kunnen spreken die niet terugschrikt van meertaligheid en multiculturaliteit.
‘De taalverschillen verhinderden niet dat iedereen lustig door elkaar heen kakelde in meertaligheid.’ (De Kuyper 1997/16)
| |
| |
Toch bestaat ook hier enige antipathie, en wel tegenover de Hollandse mentaliteit. Men is uiteindelijk wat men is door het verschil met de Ander. De taalgemeenschap als bindmiddel blijkt onvoldoende, evenals in het geval van Serviërs en Kroaten: misschien is het wel één taal, maar het zijn in ieder geval twee verschillende culturen.
‘Niet-zoenen was een teken van on-menselijkheid. Meer nog bij de uit Holland stammende tak van de familie dan bij de Vlaamse tak. Alsof de Noorderlingen in het Zuiden opgelucht en bevrijd van hun calvinisme “het Noorden uit het zicht verloren hadden” en zich naar hartelust zuidelijker gedroegen dan de Zuiderlingen zelf’ (De Kuyper 1997/50)
De antipoden Noord en Zuid lijken in deze twee verhalen bevestigd evenals de stereotypen die daarmee gepaard gaan. Het voordeel is echter dat het op een artistieke, literaire manier gebeurt en daardoor ook overtuigender ons mozaïekbeeld van de Ander vormt.
Hoe herkenbaar of hoe bevreemdend is voor de lezer nou het beeld dat van deze twee Nederlandssprekende gezinnen uitgaat? Voor een doorsnee Servische lezer is de identificatie met weduwe Julienne en haar familie makkelijker vanwege de emotionaliteit en sensualiteit die ervan uitgaan. Aan de basis van deze herkenning ligt het feit dat de orthodoxie in haar beleving en expressie dichter bij het katholicisme ligt dan bij het protestantisme.
Moeilijker te beantwoorden is de kip-en-ei-vraag of cultuurverschillen ouder zijn dan confessionele verschillen. Kiest men voor een bepaalde confessie omdat men zo is of wordt men zo omdat men voor een bepaalde confessie heeft gekozen? Zeer waarschijnlijk allebei.
Nog belangrijker is echter de vraag naar de dynamiek van cultuurpatronen. Wat verandert er mettertijd en wat blijft er over? Om op deze vraag te kunnen antwoorden moet men met een ander stel auteurs in een andere tijd een dagje aan zee doorbrengen.
| |
Bibliografie
Berry 1992 - J.W. Berry, Y.H. Poortinga, M.H. Segall & P.R. Dasen: Cross-cultural psychology. Cambridge: Cambridge Univesity Press, 1992. |
|
Boomsma 1983 - G. Boomsma: Over Jan Wolkers I. 's Gravenhage, 1983. |
|
Claes 1988 - Paul Claes: ‘Eeg fenomenologie van het strandleven’. In: NWT 5 (1988), p. 69-71. |
|
Elliott 1978 - J. Elliott, J. Petzer & C. Poore (ed.): Stereotyp und Vorurteil in de Literatur. Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik Beiheft 9. Göttingen, 1978. |
|
Fisher 1988 - G. Fisher: Mindsels. The Role of Culture and Perception in International Relations. Yarmouth: Intercultural Press, 1988. |
| |
| |
Goedegebuure 1995 - J. Goedegebuure: ‘Literatuur als katalysator van identiteit’. In: Sporen en spiegels. Beschouwingen over geschiedenis en identiteit. Tilburg: Tilburg University Press (1995), p. 97-102. |
|
Kuyper 1997 - Eric De Kuyper: ‘Aan zee’. In: In de zon uit de schaduw. Sun/Kritak, 1997. |
|
Wolkers 1981 - Jan Wolkers: ‘Dominee met strooien hoed’. In: Alle verholen vin Jun Wolkers. Amsterdam: Meulenhoff 1981. |
|
|