Inleiding tot het thema
Het zelfbeeld in de Nederlandse letterkunde
Een letterkundige tekst opinieert, zo was het uitgangspunt van de letterkundige sessies van dit colloquium. Met name interesseerde ons de (bewust of onbewust) geuite opinies over de nationale identiteit in Nederlandstalige letterkundige werken. Imagologie is een specialisme binnen de vergelijkende literatuurwetenschap en cultuurgeschiedenis, dat nationale beelden en de discussie over nationale stereotypen bestudeert. Voor de ontwikkeling van dit vak was met name van belang, dat de school van de literatuurwetenschapper Hugo Dyserick vanaf het eind van de jaren zestig duidelijk stelling nam tegen een essentialistische benadering van het fenomeen nationale identiteit. Door juist de opiniërende aard van het (literaire) werk tot object van onderzoek te nemen ontkwam men aan de aprioristische etikettenplakkerij die veel ouder werk over nationale identiteit kenmerkte.
De letterkundige bijdragen in deze bundel zijn in twee onderdelen te groeperen, te weten onderzoekingen van afzonderlijke letterkundige werken en algemene imagologische beschouwingen.
Zes letterkundige werken werden onder de loep genomen op het aspect van confrontaties tussen het eigene en het vreemde. Jan Oosterholt laat zien dat in Couperus' roman Eline Vere een onderscheid te maken is tussen natuurlijke en onnatuurlijke (fijne, decadente) personages. Couperus bepleit in zijn roman in feite een terugkeer naar de Nederlandse wortels, naar het ‘eigene’, die hij als een probaat middel tegen decadentie presenteert. Nop Maas bespreekt de vraag in hoeverre De Avonden van Reve ooit typisch Nederlands is genoemd en inventariseert wat Reve zelf eigenlijk ooit over het fenomeen Nederlands volkskarakter heeft gezegd. Jelica Novaković laat aan de hand van een dagje naar het strand zien welk een wereld van verschil optreedt tussen de calvinistische wereld uit de Nederlandse verzuilde jaren vijftig van de Nederlandse auteur Jan Wolkers met de Vlaamse, sensuele, zinnelijke en bijna Italiaans aandoende familie van de Vlaamse auteur Eric de Kuyper. Potgieters bekende personage Jan Salie blijkt louter voorzien van attributen uit het binnenhuis of het domein van de vrouw, wat alles te maken heeft met het door sentimentalisme en huiselijkheidsideologie veranderde manbeeld van zijn tijd, aldus Ellen Krol. Lianne Barnard laat ons zien hoe de Zuid-Afrikaanse auteur Karel Schoeman worstelt met zijn Nederlandse en Zuid-Afrikaanse identiteit, wat hem met name in gewetensnood brengt bij morele keuzes in de kwestie rond de Apartheid. Tot slot laat Veronika Havlíková zien hoe Jan Cremer zichzelf in zijn ‘onverbiddelijke bestseller’ positioneert als Wereldburger tegenover een groep beperkte, kleingeestige en jaloerse Nederlanders.