Praagse Perspectieven 1
(2003)– [tijdschrift] Praagse Perspectieven– Auteursrechtelijk beschermdHandelingen van het colloquium van de sectie Nederlands van de Karelsuniversiteit te Praag
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Piet Verkruijsse
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
BontekoeHet Iovrnael ofte gedenckwaerdige beschrijvinghe vande Oost-Indische reyse van Willem Ysbrantsz. Bontekoe van Hoorn verscheen in 1646 voor het eerst in druk bij de Hoornse boekverkoper Jan Jansz Deutel. De dramatische avonturen van schipper Bontekoe en zijn bemanning op hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
reis naar Oost-Indië hadden zich al zo'n twintig jaar eerder voorgedaan. Op 28 december 1618 was het schip de Nieuw Hoorn vertrokken uit Nederland. In het eerste deel van de reis werd het schip geteisterd door een storm, maar het verdere verloop van de reis verliep tot Kaap de Goede Hoop voorspoedig. Na de ronding van de Kaap werd de Nieuw Hoorn echter getroffen door ziekte aan boord. Bontekoe besloot om te verversen op het eiland Maskarenas (het tegenwoordige Réunion) en later nogmaals op het eiland St. Maria. Op 8 september 1619 werd begonnen aan het laatste stuk van de reis. Twee maanden later, toen de Nieuw Hoorn haar bestemming naderde, sloeg het noodlot toe. Een vuur aan boord van het schip, ontstaan door de onvoorzichtigheid van een koksmaat die brandewijn tapte, bereikte de kruitkamer en veroorzaakte een enorme explosie. Bontekoe overleefde de ramp op wonderbaarlijke wijze en keerde na vele omzwervingen terug naar zijn geboortestad Hoorn.Ga naar eind8 Het Journaal van Bontekoe past uitstekend in de traditie van de rampreizenGa naar eind9, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoewel het de andere reisteksten in populariteit verre heeft overtroffenGa naar eind10. Het was onmiddellijk na de eerste druk een enorm succes. Nog in hetzelfde jaar (1646) verscheen een herdruk van het boek en nauwelijks een jaar later verschenen de eerste roofdrukken in Rotterdam en Utrecht. De oorspronkelijke uitgever, Jan Jansz. Deutel, reageert daarop in 1648, wanneer hij een aanmerkelijk goedkopere herdruk op de markt brengt. In een voorwoord beklaagt hij zich over de papegaaien ‘die alleen kunnen napraten wat een ander reeds heeft gezegd’. Deze herziene druk van Deutel is het begin van een ware Bontekoe-rage in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Tal van uitgevers geven één of meer edities van het Journael uit, waarbij het boek in de loop der jaren een typografische metamorfose doormaakt. Deze ontwikkeling bereikt een hoogtepunt in de uitgave van de Amsterdamse boekdrukker Gillis Joosten Saeghman uit 1663. Hij bekort de tekst en past de typografische vormgeving aan de wensen van een breed publiek aan. Het Journael bleef een bestseller in de achttiende eeuw, waarbij de verschillende drukken steeds op een goedkopere wijze werden gepubliceerd om telkens weer nieuwe segmenten van de markt aan te boren. Hoewel de vormgeving van het boek niet wezenlijk meer veranderde, ging de kwaliteit van het drukwerk en van het gebruikte papier sterk achteruit. Om de kosten van de uitgaven laag te houden, werd voor de illustraties bovendien gebruik gemaakt van houtblokken die al in de zeventiende eeuw waren gemaakt. Soms - als de originele houtblokken niet meer beschikbaar zijn - worden zelfs houtblokken die helemaal niets met de tekst te maken hebben te bestemder plaatse ingevoegd. Tekenend voor deze ontwikkeling is ook het portret van Bontekoe, dat in de loop van de jaren steeds verder komt af te staan van het eerste gegraveerde portret uit 1646. In de grove houtsneden uit de achttiende-eeuwse drukken kan nog slechts met moeite de trotse zeeheld worden herkendGa naar eind11. Omstreeks 1810 verschijnt in Amsterdam de laatste uitgave van het Journael in de traditie van de reisjournalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom is deze tekst zo populair geworden? Geconstateerd moet worden, dat het Journael natuurlijk niet het originele scheepsjournaal is: dat is met het schip in de lucht gevlogen. De reconstructie achteraf is doorspekt met spectaculaire verhalen die een godsvruchtige strekking hebben: wie op God vertrouwt, overleeft de meest barre omstandigheden. Die combinatie van ramp en godsvrucht heeft van de ‘brokkenpiloot’ Bontekoe een held gemaakt en heeft ertoe geleid dat tientallen drukkers-uitgevers hieraan een aardige boterham hebben verdiend. Het is curieus te zien dat zelfs in 1830 een uitgever van een centsprent met de heldendood van Van Speyk voor een afbeelding van het ontploffende schip teruggrijpt naar een houtblokje met het schip van BontekoeGa naar eind12. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op dit soort uitgeversstrategieën moeten de filoloog en de boekhistoricus bedacht zijn: tekst en afbeelding kunnen een totaal afwijkende route volgen door de tijd heen. Zo zijn er bij het onderzoek naar het Journael van Bontekoe in de periode 1646 tot begin negentiende eeuw achttien illustratiereeksen gevondenGa naar eind13, maar welke weg de tekst gevolgd heeft in die ruim zeventig drukken is nog niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
duidelijk. Welke uitgever heeft van welke andere uitgever nagedrukt? Om dat helder in beeld te krijgen, zal ooit nog eens minutieus tekstanalytisch onderzoek gedaan moeten worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
HooftZal de tekst van het Journael van Bontekoe grotendeels buiten hem om tot stand zijn gekomen, nl. in de kring van Hoornse rederijkers, die van het reisjournaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Arnout Hooft is eigenhandig door hem opgeschreven. Ze bevat het verslag van een zogenaamde ‘grand tour’ die de zoon van de bekende dichter Pieter Corneliszoon Hooft heeft gemaakt in de jaren 1649-1651. De bedoeling van een dergelijke educatiereis was de gegoede opvoeding en de academische opleiding af te sluiten met een bezoek aan de bronnen van de toenmalige beschaving: Frankrijk en ItaliëGa naar eind14. De reis van Arnout gaat via Duitsland naar Italië, waar hij de meeste tijd verblijft, en terug via Zwitserland en Frankrijk.
De vormgevingsprincipes van dit soort reisteksten blijken voor een belangrijk deel vast te liggen in de geschriften van theoretici op dit terrein zoals Philips van Marnix van St. Aldegonde (Ratio instituendae juventutis, ca. 1583), Justus Lipsius (Epistola de fructu peregrinandi et praesertim in Italia, 1578) en Thomas Erpenius (De peregrinatione Gallica utiliter instituenda tractatus, 1631)Ga naar eind15. De meeste reisdagboekenGa naar eind16 worden dan ook gekenmerkt door de korte en wat onpersoonlijke aantekeningen die zij bevatten, zoals ook die van vader en zoon HooftGa naar eind17. Beiden noteerden met name feitelijkheden, zoals de afgelegde afstand, de gevolgde route, welke herbergen wel en niet goed waren, en wie en wat men gezien heeft. Niettemin komen toch ook de eigen voorkeuren en indrukken wel regelmatig naar voren. Het publiek voor een dagboek kan niet erg groot zijn. Het diende waarschijnlijk vooral om het thuisfront te bewijzen dat er serieus werk was gemaakt van het ‘educatieve’ element van de reis. Zo stuurde Constantijn Huygens jr. zijn vader in Den Haag al halverwege zijn grote tour een deel van zijn dagboek. Ook voor latere reizigers kon een reisverslag met afstandstabellen, routes en aanbevolen logeergelegenheden nut hebben. Uit veel van de overgeleverde dagboeken blijkt dat de hoge doelen van Marnix, Lipsius en Erpenius in de praktijk niet altijd werden nagestreefd. Op vele reizen prevaleerde het vermaak boven de lering, zelfs zodanig dat de educatieve grote tour in de loop van de achttiende eeuw steeds meer verwerd tot een ‘sukkelreisje’Ga naar eind18. Wanneer we het dagboek van Arnout Hooft wat nader bekijken, blijkt er aan het publiek voor een aantal van dit soort teksten een problematische kant te zitten. Zo bevat zowel het dagboek van Hooft als dat van Huygens jr. een aantal passages in geheimschrift. Het geheimschrift van Huygens is inmiddels ontcijferdGa naar eind19 en blijkt vooral betrekking te hebben op de meer frivole onderdelen van de reis: contacten met hoeren. Het ligt dus voor de hand om ook bij de passages in geheimschrift in het manuscript van Hooft die kant uit te denken, maar de vraag blijft waarom er überhaupt van geheimschrift gebruikgemaakt wordt. Het kan toch niet zo zijn dat het thuisfront bij lezing van het dagboek niet geïnformeerd zal hebben naar de achterliggende betekenis. In het geval van Hooft zal zeker zijn moeder (zijn vader was in 1647 overleden), die - zo weten we uit het dagboek - via een zeer frequente briefwisseling de vinger aan de pols en op de portemonnaie van de reiziger heeft gehouden, met belangstelling naar het verslag uitgezien hebben. Ook Hoofts toekomstige echtgenote, met wie hij al op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
intieme voet stond toen hij de reis begon, zal wel nieuwsgierig geweest zijn naar de handel en wandel van Arnout tijdens diens langdurige afwezigheid. Er zijn dan twee mogelijkheden denkbaar. Voor de meest direct betrokkenen worden de passages in geheimschrift geopenbaard, althans voor zover daarop nog werd aangedrongen, want iedereen wist natuurlijk: geheimschrift is pikant, dus niet verder doorvragen. den dergelijke houding zou dan impliceren dat er in de maatschappelijke situatie van toen geen aanstoot aan genomen werd dat de jonge reiziger op zijn educatiereis ook seksuele ervaring opdeed. Integendeel wellicht. Voor een ruimere kring van belangstellenden voor het reisverslag - toekomstige reizigers die informatie wilden over routes, bezienswaardigheden of logeeradressen - bleef het geheimschrift inhoudelijk ontoegankelijk. De locaties van Italiaanse hoeren zijn immers minder stabiel dan die van erebogen en paleizen. Het geheimschrift van Huygens is een simpel lettergeheimschrift: de boodschap zit verborgen in de even letters (met af en toe een verschrijving blijkbaar), bijvoorbeeld:
Hoogwouw seijt dat hij haer Ibrorrmsltjgens pgsenvpoieqlnt rhoand [= borstg[e]n gevoelt had] maer daernae vonden wij dat het niet en was.Ga naar eind20
Het cijferschrift van Hooft geeft een geheel ander beeldGa naar eind21:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De enige enigszins vruchtbare oplossing lijkt naar de context te kijken waarin het geheimschrift voorkomt. We kunnen in ieder geval constateren, dat het geheimschrift te maken heeft met avondlijke en nachtelijke ontmoetingen met naar alle waarschijnlijkheid dames: enkele keren is er de grammaticale structuur ‘de avond bij x en de nacht bij y’. Waar na ‘en de’ geheimschrift volgt, zouden we kunnen proberen daar ‘avondt’ (Arnout spelt dit woord echter consequent met dt) of ‘nacht’ in te vullen. Op fol. 89r, 92r, 93r, 100r en 102r treffen we dan steeds een combinatie van tien cijfers aan (een nul aan het begin niet meegerekend), hetgeen voer ‘nacht’ twee cijfers per letter oplevert:
De ‘h’ levert tweemaal dezelfde waarde op (48); het getal 20 kan zowel ‘c’ als ‘n’ zijn. Als we de zo gevonden waarden proberen in te vullen in de rest van het geheimschrift, dan levert dat min of meer herkenbare vrouwennamen op als Antonia, Johanna, Jolanda of Conchita. De conclusie ten aanzien van Arnouts geheimschrift kan zijn, dat hij zich wel erg veel moeite getroost heeft om een aantal namen van lichte vrouwen te verdoezelen met ingewikkelde codes. Naar de betekenis van de codes die niet in cijfers zijn uitgedrukt, de omega-achtige tekens in verschillende posities (rechtop, ondersteboven en zijdelings), kunnen we slechts gissen: verschillende standjes die hij heeft uitgevoerd met de dames? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
PraagHet moge duidelijk zijn dat er allerhande interessante en zeer diverse aspecten aan reisteksten zitten, niet alleen van inhoudelijke, maar juist ook van formele aard. Het zal geen verwondering wekken dat de inwoners van Praag niet voorkomen in het journaal van Bontekoe. Dat ze evenmin voorkomen in het dagboek van Hooft is een veeg teken, want Hooft vermeldt zeer regelmatig buitenlanders als hij hen tegenkomt. Hij noemt slechts één keer een Duitser in Italië die van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Praag komtGa naar eind22. Het lijkt mij voor Tsjechische neerlandici een uitdaging om de bibliotheken en archieven in te gaan op zoek naar reisteksten van Nederlanders die in Praag en omstreken geweest zijn, of van Tsjechen die naar de Nederlanden zijn afgereisd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|