Pogen. Jaargang 2
(1924)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
Eerste toneelBronwater - Hilde - Jaak.
Bronw.
(poogt Hilde, die voorovergebogen stilletjes snikt, op te beuren)
Nou, kindje, nou... Je weet toch als ik iets doe, dat het voor jullie goed is...
Jaak.
(zich omkerend, met hartstocht)
Dat u handelt voor ons goed is nog geen bewijs, dat u goed handelt...
Bronw.
(recht, haalt de schouders op)
Je weet toch, dat ik altijd veel van Braak gehouden heb...
Jaak.
U spreekt in de verleden tijd!...
Bronw.
En nóg als je wilt...
Jaak.
Niet als ik wil: wilt u nog?
Bronw.
Je kent mijn pozisie: je weet, dat ik niet doe, wat ik wil...
Jaak.
Goed: maar zij?
Bronw.
Je weet, hoe de mensen zijn in een kleine stad?
Jaak.
Eng - 't Is wonder: hoe kleiner de stad, hoe kleiner de zielen!
Bronw.
Wel dan? Je geeft je toch rekenschap, dat ik de plicht heb te waken op de belangen van mijn kinderen en ze desnoods te beschermen tegen hun eigen zelf...
Jaak.
Maar meent U niet, dat Hilde op haar leeftijd het recht heeft haar eigen gang te gaan?
Bronw.
Het recht!... Een goed kind gebruikt zo'n woorden niet...
Jaak.
Dan vat u ongeveer zo de familie op: de rechten voor de ouders, de plichten voor de kinderen?
Bronw.
En jy misschien omgekeerd?
Jaak.
Niet precies: maar toch eer dan het tegenovergestelde!
Bronw.
Ik zou wel willen weten waarom?
Jaak.
Omdat de ouders de kinderen op de wereld brengen... U vergeet dit: ouders blijven steeds ouders; kind ben-je maar enkele jaren. Weet u nog wat u me gezegd hebt, na de oorlog, hier op diezelfde plaats? U hebt me toen gezegd: Je bent een man... Van heden af ga-je je eigen weg... Aanzie me als een oudere broer. Dat geldt ook voor Hilde...
Bronw.
Jawel. En ik houd het staande: ik betrouw op jullie redelikheid...
Jaak.
Op ons niet - op onze redelikheid... Als ik redelik word, blijf ik dus mezelf niet?
Bronw.
(schouderophalend)
Woorden, jongen, allemaal woorden in de wind... Je moet rekening houden met de werkelikheid...
Jaak.
En wat is dat, de werkelikheid?
Bronw.
Het-leven-zoals-het-is!
Jaak.
En wat is dat, het-leven-zoals-het-is? | |
[pagina 416]
| |
Bronw.
(geërgerd)
Neem je me een eksaam af?
Jaak.
Ik antwoord eenvoudig op wat u komt te zeggen: woorden, allemaal woorden... Ik plaats alleen een vraagteken achter woorden waar u een uitroepingsteken achter plaatst: er licht een hele levensbeschouwing tussen beide punctuasies...
Bronw.
(woedend)
Neem me niet kwalik!...
Hilde.
(onderbrekend, angstig)
Vader, in godsnaam... Wat baat het?
Bronw.
(weer zacht)
't Is waar... (opflakkerend)
Ik moet me soms weerhouden als ik met jou redetwist...
Jaak.
(kalm)
Ik altijd!...
Bronw.
(woedend)
Ben-je niet beschaamd voor een kind?...
Jaak.
(koud)
Begrijp toch een ogenblik, dat ik hier niet spreek als uw zoon...
Bronw.
Nee, je spreekt als mijn vader!...
Jaak.
Ik heb het u al gezegd... Ik ben een kind geweest, nog uw zoon, maar ook een man... Er is een grens...
Bronw.
(onderbrekend)
Je hebt je grens met prikkeldraad omzet!
Jaak.
U beweert toch niet, dat u hier handelt als vader?
Bronw.
Nee?
Jaak.
Nee...
Bronw.
Dat zal je laatste theorie zijn: er zijn geen ouders meer!
Jaak.
Waarom wilt u, dat Hilde met John afbreekt?
Bronw.
(haalt de schouders op)
Hilde.
(snikkend)
Jaak...
Bronw.
(wijzend op Hilde)
Heb-je dan geen hart?
Jaak.
Laat er ons het gevoel buitenhouden...
Bronw.
(tot Hilde)
Hoor-je?...
Jaak.
(dof)
Wat doet u met haar hart?
Bronw.
?
Jaak.
U legt er zelf de nadruk op, dat u uitsluitend optreedt in haar belang... Om redenen van praktiese aard... Dat Hilde zooiets kon bezitten als een hart schijnt u niet te vermoeden... Ik wed, dat u er niet eens ernstig aan gedacht hebt... dat ze wel eens van John kon houden?...
Bronw.
(uit zijn lood)
Wat?...
Jaak.
Het is een loutere hypothezis, natuurlik... U hebt ze niet eens in aanmerking genomen... U is u bewust, dat u het recht hebt haar hart eenvoudig te negeren - de praktiese oplossing - omdat de verhoudingen tusschen ouders en kinderen wettelik, prakties, zó geregeld zijn, dat niks zich daartegen verzet...
Bronw.
(onderbrekend)
Nee. Als de verhoudingen tussen ouders en kinderen wettelik geregeld en bepaald zijn, dan is het omdat er slechte kinderen zijn...
Jaak.
En slechte ouders?
Bronw.
(woedend)
Insinueer-je?...
Jaak.
(kalm)
Ik had hetzelfde kunnen vragen!... Ik wijs er enkel op, dat de banden tussen ouders en kinderen wederzijds van bindende kracht zijn.
Bronw.
Zo? En al wat een vader voor zijn kinderen doet, telt dat voor niks?
Jaak.
Vader, u eist het: laat ons de balans opmaken...
Hilde.
In godsnaam, schei toch uit!...
Jaak.
(dof)
Nog een beetje moed, zusje... Het is best, dat we eens voor goed afrekenen... Je begrijpt toch... na zo'n diskussie... dat er een | |
[pagina 417]
| |
eindbeslissing moet vallen, in de éne zin of in de andere... We moeten klaar zien... Het spijt me. Maar als vader er een berekening maakt, reken ik mee, omdat ik meetel!...
Bronw.
Ik begrijp je heus niet...
Jaak.
(zakelik)
U hebt voor ons gewerkt, toen we jong waren: zullen we voor u niet werken, als het nood doet?
Bronw.
(bitter)
Zeg dan maar, dat wij quitte zijn op voorhand!...
Jaak.
Nee. Zo stelt u de kwestie als u zich nu voor uw moeite met onze vrijheid wilt betalen.
bronw.
Zeg dan liever, dat ik ondankbaar ben!
Jaak.
Nee. Maar ouders kunnen het zijn, evengoed als kinderen...
Bronw.
Zie-je wel...
Jaak.
U hebt me toch niet op de wereld gebracht uit 'n spekulatief oogpunt? Daarvoor hadt u niet méér het recht er iemand op te brengen dan er iemand af te helpen... En in dit geval mag u alleszins niet klagen, dat u miskend wordt: dan hebt u zich eenvoudig misrekend...
Bronw.
(ontmoedigd)
Ik heb kinderen gewild omdat het mijn plicht was...
John.
Ik ben er van overtuigd. Maar wat hebt u 't innigst gevoeld toen ik gekomen ben: vreugde, omdat ik leefde of fierheid, omdat ik uw vlees was? Was ik mismaakt geweest, hadt u er geen persoonlike vernedering door geleden?
Bronw.
(het hart in)
Nog eens; je opvoeding, je geleerdheid, mijn werk, wat doe-je daarmee?
Jaak.
Zelfs dit, was nog méér voor u dan voor mij. U hebt me opgevoed volgens uw stand, zoals uw maatschappelike pozisie het vergde. Had ik niet willen opgroeien volgens uw zin, de wereld had me een ondankbare geheten...
Bronw.
(met de tranen in de ogen - Hilde snikt weer harder)
Dan heb ik ongelijk gehad voor jullie mijn leven lang te wroeten?
John.
(ook diep ontroerd en stokkend)
Nee, vader... Ik heb me slechts een poosje - als zoon - op het standpunt gesteld, dat u inneemt als vader... (zacht) Ik hoop, dat u zal voelen hoe hatelik het is...(poosje stilte)
Bronw.
(eerst half in zichzelf)
Het is hetzelfde niet... (opfiakkerend) Ik heb u toch zo niet opgevoed...
John.
(moedeloos)
Als u het dan toch wilt... Nee, u hebt me zo niet opgevoed: u hebt me zelfs in het geheel niet opgevoed...
Bronw.
(verontwaardigd)
Ga-je me nu nog verwijten...?
Jaak.
Begrijpt me goed. U hebt alles gedaan wat u moest en wat u kon om me te schenken wat men heet: een goede opvoeding... Maar u hebt me zelf niet gevormd...
Bronw.
Ik had ander werk...
Jaak.
Ik weet het. U hebt mijn vorming moeten toevertrouwen aan pedagogen, konstrukteurs van middelmatige mensen, vakmannen, die breinen in série vervaardigen...
Bronw.
Is dat al de dankbaarheid, die je koestert voor je meesters?
Jaak.
Later het gevoel. Laat ons eerst voort afrekenen. Als we de jaren van diskretie of verstand bereikt hadden, - 't is te zeggen, als een kind stilaan zou gaan kunnen indiskrete vraagjes stellen - werden we in de kostschool gestopt... Daar werden we afgezonderd in klassen | |
[pagina 418]
| |
en gekweekt als jeraniums in potten. Geleerdheid, princiepen, levensbeschouwing, vooroordelen. het werd ons daar allemaal ingelepeld, wijselik gedozeerd, volgens gestalte en ouderdom... De fokkers hebben sindsdien de methode toegepast op de veeteelt, met hetzelfde verblijdend rezultaat: je bekomt aldus waarlik een verzorgd en prezentabel doorsneetype... Als je kweektijd uit was verscheen-je voor de keurraad en als je dan voldeed aan de eisen van de geijkte middelmaat, dan was-je klaar: je was gevormd... Dit was zo: je brein stond gegoten in een bepaalde traditionele vorm: de burgerlike mentaliteit. Je ziel lag geregen in het keurslijf van je middenpréjugés... Je was een trouwe sociale reduksie van je vader: met de jaren, de ondervinding, het geld zou-je gedijen tot zijn trouwe voortzetting-in-de-maatschappij... Zo was het wel, niet waar?
Bronw.
(bitter)
Ja, zó had het kunnen zijn: of zijn we soms niet goed genoeg meer voor jullie?
Jaak.
Hier wou ik u juist brengen, vader: alles was dus goed, zolang ik ik uzelf bleef en niet mezelf wou worden... (zachter) En alles was wellicht zo gebleven, was de oorlog er niet gekomen...
Bronw.
(werktuigelik)
Ja, de oorlog...
Jaak.
(gelaten)
Hij is er geweest... Jaren heb ik op mijn schouders de last gevoeld, die deze die hem opleggen sociale orde, en deze die hem dragen sociaal onrecht heten. U hebt steeds het leven van boven naar beneden beschouwd: ik heb de maatschappelike ladder van beneden naar boven leren bekijken... En geloof me, het is een heel andere kijk...
Bronw.
En wat doe-je met je stand?
Jaak.
Dat is het juist: voor u is het een kwestie van stand, voor mij louter van standpunt... (met spanning) En nu vraag ik u, in geweten, vader: ik ben jaren uit mijn midden gerukt, meegesleurd een wereld in, waar u geen flauw vermoeden van hebt in uw konfortabel milieu... Mijn geest werd platgedrukt, vermorzeld, vertrapt onder de loden hiel van de tucht. Is het zijn schuld, dat hij zijn oude vorm kwijt is?
Bronw.
Is het de mijn?
Jaak.
Moet het absoluut iemands schuld zijn: is het zo al niet erg genoeg?
Bronw.
We verzeilen neven de kwestie, jongen - als altijd...
Jaak.
We zitten integendeel in het hart van de kwestie, vader - als altijd... Alles komt hier op neer, dat u niet begrijpt, niet duldt, dat we mannen zijn van een verschillend geslacht... U vergeeft me niet, dat ik andere gedachten heb dan u, en de reden, die u opgeeft is: ik ben je vader...
Bronw.
Nou? Ben ik soms je vader niet?
John.
Ja; maar u zijt de vader van mijn gedachten niet...
Bronw.
Je bent in alle geval de zoon naar mijn gedacht niet...
Jaak.
(zacht)
Waarom zou ik het zijn? Tint uw vaderschap op uw eigen gedachten af? Wat verband kan er dan bestaan tusschen uw vaderschap en mijn gedachten?
Bronw.
Wat wil ik daar op antwoorden, jongen? Dat verandert toch niks aan de feiten...
Jaak.
(door dit laatste woordje als opgeschrikt - smartelik)
Ja, de feiten, de brutale toestanden... tot daar herleidt u alles... Welaan, dan | |
[pagina 419]
| |
zal ik u volgen op dit terrein (op een smekend voorkomend gebaar van Hilde)... Het hoeft zo, zusje: er baat niks anders... (kalm) Met de feiten staat het anders gesteld dan u waant, vader... Wat ik u zoëven voorhield als een loutere hypothezis is werkelikheid: Hilde houdt van John... (ondanks een laatste desperaat gebaar van Hilde): ze zijn verloofd...
Bronw.
(bleek van woede, stikkend)
Met die...
Hilde.
(simultaam, met onzeggelike angst en smart)
Jaak!...
Jaak.
(bezorgd)
Vader, om godswil...
Bronw.
(buiten zichzelf)
En dat slinger-je me zo tussen de benen, na me eerst een half uur overdonderd te hebben?... Mij, je vader?
Jaak.
(verblekend)
Vader!...
Bronw.
(gebiedend)
Zwijg!... Ik heb genoeg latijn verspeeld aan een snotneus, die...
Jaak.
(recht zich op, doodsbleek, onwillekeurig de vuisten gebald)
Hilde.
(werpt zich om haar vaders hals)
Vader!...
Bronw.
(schor)
Ja... Ik ging wat ver... (Hilde strelend en haar tegen zich aandrukkend, als om haar te beschermen) Je bent een goed meisje, jij... Je begrijpt... (zich geleidelik opwindend) op die wijze... Het is een uitdaging... (weer in woede onstoken, met een vuistbons op de tafel) Ik ben hier ten slotte toch nog de meester... Ik sta in voor haar geluk!...
Jaak.
(onverbiddelik ijzig)
Het zal Dubois zijn... dat geluk... Een meneer, die al tien jaar met een maîtresse leeft...
Hilde.
(slaakt een gil, wil weg)
Bronw.
(half stotterend)
Dat zijn geen dingen om te zeggen voor een deftig meisje...
jaak.
(op dezelfde toon)
Het zijn misschien dingen om haar te verbergen?... (Hilde bij de mouw vattend) Nee, zusje, je moet alles horen, je zal oordelen...
Bkonw.
(zwak gebaar. dat ze zoo gaan)
Jaak.
(onwrikbaar)
Nee: blijf!... (Op dit ogenblik wordt aan de deur geklopt - heel zachtjes. Onwillekeurig schrikken ze alle drie op en doen hun best om een normale houding aan te nemen. Poosje intense stilte. De deur gaat stilletjes op een kier: Hansen steekt voorzichtig het hoofd binnen)
| |
Tweede toneelDezelfde - Hansen
Hans.
(heel zijn tronie één glimlach)
Ik dacht wel, dat ik hier hoorde praten... Het is zo helemaal het ogenblik voor een intiem babbelpartijtje: vin-je niet, die atmosfeer?... (loden stilte) Luister es: je hoort de mikroben keuvelen... (naar het venster toe - geleidelik moeiliker zijn lachtlust bedwingend) A, de natuur Bronnetje... de na... tuur... de nat... (barst onweerstaandbaar los in een schaterlach)
Bronw.
(heeft hem eerst verbauwereerd aangestaard - haalt dan woedend de schouders op en trekt er uit, zonder een woord)
Jaak.
(na wat aarzeling eveneens af)
| |
[pagina 420]
| |
Derde toneelHansen - Hilde
Hans.
(lachend)
Verduveld, heb-je die sortie gezien?... Deftig, absoluut deftig... In de Comédie Française doen ze het niet beter!...
Hilde.
(verontwaardigd)
Hoe kan-je!...
Hans.
(ernstig)
Asjeblieft: ik verzeker-je, het is absoluut onweerstaanbaar... Voor jou natuurlik minder, omdat je ten slotte maar figurante bent... Dat is nooit leuk... Maar voor mij! (appreciérende mimiek)
Hilde.
(half misprijzend)
Je hebt geen hart, Hansen!...
Hans.
(somber)
Inderdaad: ik ben het kwijt...
Hilde.
(kijkt op, verrast door die toon)
Hans.
(zichzelf weer meester)
Ik heb het bij een meisje gelaten... Dat is een ouwe historie: oud als de wereld... Verbeeld-je, dat ik een meisje lief gehad heb... (op een skeptiese beweging van Hilde) ... in de tijd toen ik nog een hart had... en dat ze er niks van gemerkt heeft...
Hilde.
(een beetje dromerig)
Dan had-je ze niet goed lief...
Hans.
(verblekend, maar met spot in de stem)
Meen-je?
Hilde.
(zacht, hoofdschuddend)
Nee... Zoiets ontgaat een meisje niet...
Hans.
(luchtig)
Nou, je kan het best weten... En, à propos: comment vont les amours?
Hilde.
(weer schreiensgereed)
Je hebt het daareven gehoord...
Hans.
(bezorgd)
Was het daarvoor, dat ze het aan de stok hadden?
Hilde.
Jaak heeft alles uitgebracht...
Hans.
(binnensmonds)
De idioot... (luchtig) Mijn kompliment: je bent een echte femme fatale, om zo de mannen tegen elkaar op te jagen...
Hilde.
(half verwijtend)
Tracht toch te begrijpen, hoe droef het is voor me... Het gaat ten slotte om mijn geluk: en ik vermag niks voor mezelf... niks... Ik word heen en weer geslingerd als een speelbal, van Jaak naar vader, van vader van Jaak...
Hans.
Omdat je wel wilt...
Hidde.
(somber)
Ik kan... ik mag aan mezelf niet denken...
Hans.
Ja... Dat is het lot van de verliefden...
Hilde.
(terneer geslagen)
Het is een ellende...
Hans.
(dof)
A qui le dis-tu?
Hilde.
Scherts toch niet altijd, Hansen... (rillend) Toch met zo'n dingen niet!... Je moet niet denken, zoals Jaak, zoals vader, zoals alleman, dat ik geen karakter heb... omdat ik de wilskracht heb me te bedwingen... (schier onhoorbaar) me op te offeren voor hen... Ik weet niet hoe ik het uithoud... (zich rechtend) Honderdmaal heb ik gereed gestaan om er tussen te springen... Om hun te zeggen, dat ik ook nog meetel... om hun te zeggen, wat ik wil... wat ik voel... Maar... (ze haalt ontmoedigd de schouders op)
Hans.
Waarom doe-je het niet? Waarom spreek-je niet?
Hilde.
(hoofdschuddend)
Het gaat niet... Er zijn dingen, die je best niet aanraakt... Het baat niks... Ik hoef dat niet te zeggen: zij zouden dat moeten voelen... Er zijn gevoelens, zie-je, die je niet bloot geeft: dat is de pudeur van de ziel...
Hans.
Een mooi woord... Maar je begrijpt, dat je het niet ver brengen zal, als je met zo'n delikaat goedje verzeilen moet tussen kleppers als je ouwe heer en je broer... Dat is net, of je tussen een lorrie van | |
[pagina 421]
| |
zes ton en een verhuiswagen wou springen... om de botsing te verzachten. Je geraakt vertrappeld, vermorzeld... en de gevaarten merken er niks van... Ze varen je over het lijf... en ze voelen het niet eens... Meen-je heus, dat ze iets vermoeden, van wat je daar zo mooi hebt gezegd?
Hilde.
Nee: ik hoop het voor hen... Het is nog best zo... Liever dat, dan...
Hans.
(heftig)
Dan wat?... (woest) Je denkt toch geen ogenblik, dat ik je voort ga laten vertrappen door die twee bruten?... Je zoudt toch niet willen?... Dat is niks voor jou, meisje: laat mij die farizeeërs eens onder handen nemen...
Hilde.
(verschrikt)
Asjeblieft Hansen: nu niet, nu niet!
Hans.
Waarom niet?...
Hilde.
Ze zijn zo al verbitterd genoeg...
Hans.
(tierend)
Wat kan me dat verdomd vertikken?...
Hilde.
(smekend)
Nee, Hansen: je moet het mij beloven... Nu niet: later... als je werkelik meent, dat je iets voor me doen kan...
Hans.
(brommend)
Nou dan, later... (schouderophalend) ... als je waarlik nog voor een tijdje op je vrijwillig martelaarschap gesteld bent...
Hilde.
(kust hem - glimlachend)
Je bent eigenlik toch nog een beste kerel...
Hans.
(bitter)
Een goeie jongen, niet? (haar afwerend) Verduveld), wat is dat nu?... Het spookt hier vandaag...
| |
Vierde toneelHilde - Hansen - Jaak - Mevrouw Bronwater
Mevr.
(van in de gang)
Je zal niet... Nee, je mag niet...
Jaak.
(opkomend, de hoed op het hoofd en een valiesje in de hand)
Laat me, moeder... Ik verzeker-je: het zal best zijn voor een tijdje...
Mevr.
(Hilde en Hansen bemerkend)
Helpt me... Hilde... Hansen... Hij wil ons verlaten...
Hilde.
(klampt zich dadelik vast aan Jaak)
Hans.
(ontfutseld hem flegmatiek zijn hoed)
Jaak.
(dadelik, imperatief)
Mijn hoed!
Hans.
(steekt hem achter zijn rug)
Jaak.
(op hem toe, dreigend)
Mijn...
Hans.
(reikt hem sierlik over, met een buiging - tot Mevrouw, die wezenloos te snikken staat als een oude vrouw)
Maak u maar niet verder bezorgd Mevrouw: het was niet gemeend... Hij houdt nog aan zijn hoed: dat is een geruststellend simptoom... Dat is als die kerels, die zich willen verzuipen, en eerst met hun tenen voelen, hoe koud het water is... Het water is altijd te koud...
Jaak.
(staat paf bij die tirade - gooit zijn hoed in een hoek en zijn valiesje er naast)
Hans.
All right... Toch niks breekbaars er in?... Nou: dan is alles in orde.
Mevr.
Het is toch ongelukkig... Ze kunnen geen vijf minuten meer bijeen zijn, zonder te kibbelen... En altijd voor nietigheden...
Hans.
Natuurlik... De ernstige redenen liggen er zo maar voor het grijpen niet... Denk er maar eens aan, hoe hopeloos plat het leven zou zijn, als we alleen maar om billike oorzaken elkaar in het haar vlogen!
Jaak.
Jij zal het wel zeggen! | |
[pagina 422]
| |
Hans.
Natuurlik, vrindje... Ik zie wat er hier omgaat en blij objektief... Jij voelt het en bent partijdig...
Mevr.
Hij weet niet, hoeveel verdriet hij ons aandoet... Alleman ziet toch, dat vader veroudert met de dag...
Iaak.
(heftig)
Heb ik daar schuld aan?
Mevr.
Je weet toch, dat hij schrikt en beeft om je ideeën... Je bent er je toch wel van bewust, dat je soms rare dingen vertelt... Ik wil wel aannemen, dat je dat er zo maar uitflapt. Maar vader gaat het aan het hart... (met een zucht) ik begrijp niet, hoe jullie om zulke kinderachtigheden een huishouden wilt overhoop zetten...
Jaak.
Kinderachtigheden?...
Mevr.
Dat brengt toch allemaal niks in huis... Je hebt gezien, hoe Meneer Braak er mee gevaren is... Je weet ook, dat je vader moet voorzichtig zijn... Je weet hoe precis Dubois is in dit soort van dingen...
Jaak.
Laat hem er buiten!
Hans.
Pardon: je bewijst, dat je er niks van kent, als je dat zegt... Heb-je nog niet gesnapt, dat je ouwe heer maar een pop is in het spel en dat eigenlik onze goeie vrind Dubois achter de schermen de touwtjes trekt?...
Jaak.
(kijkt op - verrast)
Hans.
Is het mogelik, dat je daar niks van gesnapt hebt? Het is toch limpied... Dag in, dag uit kapittelt hij je ouwe heer... En hij doet het met overtuiging: in zijn hoedanigheid van voorstander van de orde en paladyn van het gezag, acht ie het zijn plicht je vader te waarschuwen tegen je vooruitstrevende gedachten en verderfelike theorieën... (de verbauwereerde uitdrukking van Jaak bemerkend) Ja, jongen: dat is zijn nieuw repertorium; zijn woordenschat groeit aan met zijn andere schatten... Als je het wilt nagaan, dit is een normaal verschijnsel...
Jaak.
Die farçeur!
Hans.
Om geen cent: er loopt geen overtuigder en bewuster apostel onder de zon... Die kerel is zo 'n perfekt komediant. dat hij begonnen is met zijn eigen zelf eerst beet te nemen...
Jaak.
Weet-je wat vader van Hilde eist?
Hans.
Laat horen...
Jaak.
Dat ze afbreekt met John!
Hans.
Verwondert je dat, als je weet, wie er achter zit?
Mevr.
(tot Jaak)
Ik heb je al gezegd, dat het niet waar is...
Jaak.
Wat dan?
Mevr.
Hij vraagt enkel nog wat... overweging... wat beraad...
Jaak.
Het komt op hetzelfde neer!
Hans.
Inderdaad.
Jaak.
Wel?
Hans.
(knorrig)
Wel? Wie heeft het uitgelokt, meen-je?
Jaak.
Wie?
Hans.
Jij, en niemand anders...
(op een protest-gebaar van Jaak) Wat had ik je gevraagd? Je met niks te bemoeien! En je eerste zorg is geweest er alles uit te flappen... Je ziet waar we staan, na een paar dagen van jouw diplomasie... (wijzend op Mevrouw en Hilde) Straks verzuipen we hier in een tranenvloed... (duidend op zijn valiesje en zijn hoed)
| |
[pagina 423]
| |
Pas maar op, dat je boeltje niet onderspoelt... En waarom? Omdat jij en je ouwe heer enkel speelt voor de galerie... Jullie botst tegen mekaar aan als twee rammen... Maar zo breek-je geen koppen. De zwakke plaats van het hoofd ligt hier... (legt zijn hand op het hart - Jaak staart hem verbluft aan - Hansen zet een borst op) Dat verwondert-je van mij, he, zo 'n beeld? Ja, vrindje: je suis poète à mes heures... (Loopt enkele passen heen en weer: blijft plots voor Jaak staan) Hoe dikwels heb-je aan haar gedacht, terwijl je krakeelde met je vader?
Jaak.
(staart Hilde zwijgend aan)
Hans.
Heb-je vroeger die zwarte randen rond haar ogen gezien? En ben-je d'r zeker van, dat je daar geen greintje schuld aan hebt?
Jaak.
(gaat naar Hilde toe en kust haar, zwijgend)
Hans.
Hoe dikwels heb-je haar spraak gehoord - terwijl jij met je vader aan 't razen was?
Jaak.
(schor)
Ja... (kust haar nogmaals: Hilde ziet er gelukkig uit)
Mevr.
(hem schuchter bij de hand vattend)
Nou, mijn jongen, beloof me... dat je nog wat geduld zal oefenen. Doe het voor me: ik bekom meer van jou dan vader, omdat ik beter tot je hart weet te spreken... 't is toch ongelukkig, dat jullie karakters niet beter bij mekaar aanpassen... Je moet de redelikste zijn. Je vader wordt alle dagen een dag ouder... en we hebben zoveel last gehad om jullie allemaal groot te brengen... Wees redelik: spiegel-je aan Hilde...
Jaak.
(steigert bij dit woord en kijkt Hilde in de ogen)
Hilde.
(zwak)
Doe ook iets, Jaak. Nog... enkele dagen...
Jaak.
Nou dan...
Mevr.
(gelukkig - kust hem)
Ik wist wel, dat het nog zou overdrijven... (met een zweempje haast) Nu ben ik weer gerust... Het was toch weer maar een misverstand... Waarachtig, met mannen in je huis heb-je evenveel last als met kinderen... (glimlachend) Het zijn toch maar grote kinderen eigenlik... Nou: dan laat ik jullie nog wat voortpraten... Kom-je Hilde?
Hilde.
(neemt haar onder de arm)
Mevr.
Wacht even... (ze raapt het valiesje en de hoed op) Ik zal ze op hun plaats leggen. Het salon ziet er hier anders zo wanordelik uit en er mocht iemand binnenkomen... Wilt u geen glaasje port, Hansen?
Hans.
Dank u: ik laat me niet omkopen...
Mevr.
Wees nu weer niet mal... En als vader komt, plaag hem weer niet: je bent waarlik zijn kwelgeest...
Hans.
Ja: als zijn geweten hem maar kwelde, moest ik het niet doen...
Mevr.
U zult zich nooit beteren... (wandelt af, met Hilde aan de arm)
| |
Vijfde toneelHansen - Jaak
Jaak.
(moedeloos)
Wat wil-je doen, als je dat hoort?
Hans.
Niks - zoals je trouwens heel verstandig doet...
Jaak.
(in dezelfde stemming - half voor zich uit)
Je weet zo goed als ik, | |
[pagina 424]
| |
dat het hier louter een gedachtenkonflikt geldt: al wat moeder daarin ziet is inkompatibiliteit van karakters...
Hans.
(lachend)
Dat komt waarschijnlik, omdat ze van weerskanten de weer-bots van jullie humeur ondergaat. Jij krijgt het aan de stok met je ouwe heer: maar jij bent haar zoon en hij is haar man en ten slotte is het haar huishouden, dat jullie overhoop zet...
Jaak.
Daar is iets van aan, Maar wil-je me geloven, dat ze me zoëven smeekte - het was haar eerste woord - dat ik niet zou afbreken... Ik afbreken...
Hans.
Wees gerust. Nu is ze al bezig met aan je vader juist hetzelfde te vragen, omdat ze maar één ding wil: de breuk te voorkomen... Dat is vrouwelik: van onze hartstochten maken ze haar gevoelens... Je hebt ondervonden, dat het nog zo dwaas niet is...
Jaak.
(staart dromerig voor zich uit)
Hans.
En wat vertelde ze nog zoal? Nou, da's ook een vraag: tranen, niet waar? We hebben er een staaltje van te genieten gekregen...
Jaak.
(knikt)
Hans.
Ganz richtig... Een vrouw begrijpt de dingen niet zoals wij, zie-je, omdat ze alles al lang doorvoeld heeft, eer ze tijd had om het te begrijpen. Dat is haar macht...
Jaak.
Aan argumenten zou-je nog weerstaan...
Hans.
Natuurlik: omdat je er betere vindt of slechtere: maar in alle geval zijn het je eigen...
Jaak.
(dof)
Maar voor stom verdriet bezwijk-je...
Hans.
Verdriet is de welsprekendheid der moeders. Maar zeg eens: waarom probeer je niet eens zakelik en bezadigd te praten met je vader, zoals met mij hier. Jullie houdt toch in de grond van elkaar... Als je nu eens genoeg zelfbeheersching hadt...
Jaak.
Dat is het juist: de zelfbeheersing... Ik heb het dikwels genoeg beproefd... Hoe dikwels heb ik mijn woorden niet op voorhand gewikt en gewogen en me zelf in de intimiteit geweld aangedaan om ze voorzichtig te kiezen... Zolang gaat alles goed... Je hebt je speechje voorbereid, met al wat je zeggen en aanraken wilt netjes in rijtjes en geordend - zoals het publiek in een kinema... Ik kan geen betere vergelijking vinden... Maar begin er mee... Laat je één woordje ontglippen, dat misplaatst klinkt of verkeerd begrepen wordt. De vertoning is uit... De tover is gebroken... De kontrool over je ideeën ontglipt je... Zoals het publiek in de kinema, na de vertoning, storten ze zich alle tegelijk naar de uitgang en verdringen er mekaar... De eerste de beste drommen buiten en verspreiden zich... Je vader zet er één bepaald achterna... Je volgt hem... Zo verdool-je van zijstraatje naar zijstraatje, van het doel af... en het wordt de oude, oude historie, hopeloos kibbelen en kibbelen, over bijzaken, naast de kwestiè, zonder uitkomst... Je mag het voorzien... Je mag nóg zo vast besloten zijn je niet te laten meesleuren... Je kan niet, je kan niet... ik ben er niet zo zeker van, dat het over een paar uren niet weer hetzelfde zal zijn, weer ellendig hetzelfde - de oude, oude historie van alle mısverstanden...
Hans.
(getroffen)
Wil-je geloven, dat het hier een raar boeltje is... Jij met | |
[pagina 425]
| |
je kinema... Je moeder met haar inkompatibiliteit... Hilde met haar pudeur - haar pudeur van de ziel, asjeblieft... Nee maar: als je ouwe heer er zo ook nog een stokpaardje op berijdt, dan neem ik graag aan, dat jullie elkaar niet verstaat... Jullie raast hier allemaal in monologen... Een kakofonie van monologen is het hier... Weet je wat er hier nodig is, amice: een flink orkestleider!... (gaat geleidelik aan het lachen) Verdomd, we zullen hier nog lachen... Jullie bent werkelik onbetaalbaar... Jullie draait hier het heerlikste filmpje af... in epizoden... dat zich denken laat...
Jaak.
(droog)
Ik zie niet goed in...
Hans.
(zich in de handen wrijvend)
Dat zou er nog bij ontbreken, in deze tijd van detektieven en misteriespelen... We zijn nog lang bij de ontknoping niet... we moeten eerst nog rillen en sidderen... (vergenoegd) Verdraaid, we gaan ons nog verkneukelen: en let wel: in alle eer en deugd: het echt familiespektakel...
Jaak.
(geërgerd)
Waar zou jij niet mee lachen?...
Hans.
(theatraal)
Zo wordt de wijsheid dan gewaardeerd... (een elektriese bel rinkelt in huis) ... Ik ben zeker, moest er me morgen een autobus de benen van onder het lijf rijden, dat je zou zeggen: 's jongens, wat moet ie daar pleizier aan beleven... (ernstig) Er zijn twee methoden om het leed te doven: huilen en lachen... Ik kies de meest filantropiese: zou je er beter bij varen moest ik hier ronddraven, met het gezicht van een lijkbidder! (grinnikend) Stel je mij eens voor met het fotogenies uiterlik van een Hollands Stadhouder... (gierend) of met de tronie van één van die kerels uit de les van anatomie van Rembrandt... (met wat woestheid) Laat me lachen, vrindje, laat me lachen: ik laat je ook je zin hebben...
(Er wordt op de deur getikt)
| |
Zesde toneelDezelfde - Een dienstmeisje
Hans.
Binnen... Dienstmeisje - (op met een kaartje)
Jaak.
Van wie is het?...
Hans.
(met de familiariteit van een intieme)
Laat es kijken... (Hij neemt het kaartje - erg in zijn nopjes) Sapperloot: onze vrind is gesteld op etiket. Is ie altijd zo?... (reikt het kaartje over aan Jaak)
Jaak.
(bekijkt het - verbleekt - staat een poosje in beraad, verlaat daarop de plaats zonder een woord te uiten)
Hans.
Laat maar binnen komen... (Het dienstmeisje af, verbaasd)
| |
Zevende toneelHansen - Daarna Dubois
Hans.
(gaat achterover liggen in een zetel)
Dubois.
(bijna dadelik op, met een ceremonieuse glimlach op de lippen)
Hans.
(staat recht en begroet hem met dezelfde gestereotypeerde glimlach)
Dubois.
(versomberend)
Ik dacht...
Hans.
Ja, je dacht verkeerd, als je dacht hier iemand anders aan te treffen | |
[pagina 426]
| |
dan je dienaar... Maar God is wonder in zijn beschikkingen: het wou juist lukken, dat ik je hebben moest... (op de onschuldigste toon van de wereld) Je komt even te laat: ze is juist verloofd...
Dubois.
Wie?
Hans.
Hilde.
Dubois.
(geprikkeld)
Laat me toe het te betwijfelen...
Hans.
Graag, als je dat kan troosten...
Dubois.
Wie heeft je dat gezegd?
Hans.
Zij. Dat kan bezwaarlik een sukses heten voor je diplomasie?...
Dubois.
Er is nog niks offisjeel...
Hans.
Nee. Het is zelfs daarom, dat ik je moest hebben...
Dubois.
Hein?
Hans.
(buigend)
Zoals ik de eer heb het te verklaren... (wijst Dubois, met solemneel gebaar een zetel aan)
Dubois.
(korzelig)
Asjeblieft, trek het kort... Ik ben hier voor jou niet gekomen...
Hans.
Nee, dat vermoed ik wel... Dat neemt niet weg, dat we even kunnen praten. Als je eer geweten hadt, wat ik je moet zeggen, was je misschien in het geheel niet gekomen...
Dubois.
Nog eens maak hét kort...
Hans.
(vergenoegd rechtstaand)
Ik vraag niet beter: geef je haar op?
Dubois.
Ik begrijp niet...
Hans.
(gaat schijnbaar ontgocheld weer zitten)
Zoals je wilt... (wijst hem opnieuw sprakeloos een stoel aan)
Dubois.
(gaat eindelik zitten, erg gemystifieerd)
Hans.
(schuift dadelik tot vlak onder zijn neus met zijn zetel. Dan, geheimzinnig, half-vertrouwelik) Merk-je niks aan me?
Dubois.
???
Hans.
Zie-je niet, dat ik uitgemergeld ben?... (geëksalteerd) ... dat ik lijd... (met klimaks) ... dat ik onnoemelik lijd (als een gedempte triomfkreet) ... dat ik lijd als een verdoemde... (woest op zijn borst kloppend, met met zijn vingeren tot een bek gekromd) Ik doe het nog beter dan de pelikaan van Musset: ik pik niet alleen mijn hart uit... maar ik vreet het ook zelf op!!
Dubois.
(wijkt onwillekeurig achteruit)
Hans.
(hem achternaschuivend)
Ik heb haar lief...
Dubois.
(wil rechtstaan)
Hans.
(duwt hem neer)
Je hebt niks te vrezen: ik voel niks voor het passionneel drama... Ik heb haar lief als mijn oogappel. Ik mag er niet aan denken of ik galm een psalm uit... Hoor je die rijmen en dit rythme?... Ik wil haar gelukkig maken... Overgelukkig: maar op mijn manier... Een andere moet haar in zijn armen sluiten... Een andere moet haar beminnen... Ik wil ze gelukkig maken door prokurasie!!
Dubois.
(staart hem ondervragend aan)
Hans.
(nuchter)
Alleen, om geen misverstand te wekken: die andere ben jij niet... Je bent mijn type niet... (op een gebaar van Dubois) Nee, je bent mijn type niet... 't Is spijtig voor jou... Maar je voorhoofd is te breed en je haar te blond... Je bent bepaald mijn type niet...
Dubois.
(schouderophalend)
Je bent niet serieus!...
Hans.
(instemmend)
Om geen cent... | |
[pagina 427]
| |
Dubois.
Loutere dolheid...
Hans.
Pardon: sadisme... Zuiver en integraal sadisme... Ik wil smelten van jaloersheid... barsten van nijd... ontploffen van razernij... kreveren van afgunst... mijzelf roosteren in het leed... (met walg) Je vermoedt niet hoe beu ik het ben gelukkig te zijn... alles me te zien toelachen... Ik wil wat anders... varieteit wil ik...
Dubois.
Je raaskaalt...
Hans.
Merk-je het? Daar ligt juist de bekoring...
Dubois.
(schouderophalend - zakelik)
Ik weet niet, waar je heen wilt en wat ik moet opmaken uit je gebazel... Maar veronderstel een ogenblik, dat ze werkelik trouwen... Wat gaan ze aanvangen? Hij heeft niet eens een pozisie...
Hans.
Wie?
Dubois.
(met nadruk)
De jonge Braak - als je me het toch wilt horen zeggen... (met ingetoomde woede) Want daar is het, dat je op aanstuurt, niet waar?... Ik weet wel, dat ie persona grata is bij jou...
Hans.
(woest lachend)
Bij mij... (plots ernstig) En bij haar?...
Dubois.
(haalt de schouders op)
Hans.
O, pardon... Dat heeft absoluut geen belang... Ik vergat met wie ik aan het praten was...
Dubois.
Dit had misschien zijn belang gehad als de andere een prezentabele partij was... Maar nog eens: van wat zouden ze leven?
Hans.
Wat kan ons dat schelen?
Dubois.
(geduldig)
Redeneer toch vijf minuten...
Hans.
(wuivend met de hand)
Cela ne me dit plus rien;...
Dubois.
(onverstoorbaar kalm)
Als ik niet wist, dat je vrijwillig raaskalt om je ware inzichten te verbergen, zou ik hier naar je onzin niet zitten te luisteren... (Hansen knikt goedkeurend) Ik weet dat je tegen mij bent, al was het maar om me te pesten... (Hansen krikt nog) Maar als je werkelik een beetje sympatie koestert voor Hilde: denk dan toch even na... Je weet toch, dat haar vader er slecht voorzit...
Hans.
Ja...
Dubois.
Geef je rekenschap: als ik haar huw, kan ik de firma weer vlot helpen en haar een toekomst verzekeren?
Hans.
De firma?
Dubois.
De firma en Hilde!...
Hans.
(Plotse gedaanteverwisseling. Hij wijkt achteruit met zijn zetel: van dit ogenblik af zijn het twee pozitieve zakenlieden, die tegenover elkaar zitten) Tot daar moest ik je krijgen... De Firma en Hilde... Voor jou is het één zaakje... één koopje... Je denkt in je eigen: als ik ér een beetje kapitaal in steek, kan de flrma nog fatsoenlik renderen... En als superdividend strijk ik een flinke meid op... Nou: de operasie lijkt me nog zo kwaad niet... op één détail na...
Dubois.
(zakelik)
En dat is?...
Hans.
(glimlachend)
Jouw persoontje... (ijskoud)... Ik heb je gezegd, dat ik haar liefheb... (op een skepties gebaar van Dubois) Ja, hoe is het mogelik, he?... Ik heb je ook gezegd. dat ik haar niet krijgen kan, al heb ik misschien evenveel geld als jij... Maar ik weet, dat ze niet te koop is... Ik heb je dat enkel gezegd, Dubois, om je aan te tonen, dat ze ook voor jou niet kan zijn...
| |
[pagina 428]
| |
Dubois.
Dat zullen we zien!...
Hans.
Nee, jongen, dat kán niet... Je begrijpt: als ze een ouwe genomen had, dan moest ik het geweest zijn... Begrijp me goed... Als jij haar kreegt, was dit een nederlaag voor me...
Dubois.
(levendig)
Waarom?
Hans.
(op dezelfde toon als zoeven)
Omdat, als ze een oude genomen had ik het moest geweest zijn... Begrijp toch dit: jij bent een konkurrent voor me... John niet... Twintig jaar geleden, was het wat anders geweest: maar nu ben ik een ouwe versleten jonggezel, net als jij... Ik insisteer niet... Als je evenveel kussen als ik, - als je ooit maar één kus - van haar gekregen hadt, zou je evenmin insisteren, mijn waarde... (zich opwindend) Dan heb ik besloten haar aan John op te solferen... Begrijp-je: dat zal mijn werk zijn... Ik pleeg als je wilt sentimentele zelfmooord... De mensen zullen me bewonderen...
Dubois.
Meen-je?
Hans.
In alle geval, ik ben tevreden over mezelf, en dat volstaat...
Dubois.
(rechtstaand)
Dan ben-je jaloers?
Hans.
Op jou? Als dat je eigenliefde kan vleien, mag je het denken.
Dubois.
Op mijn beurt: heb-je me al goed aangekeken?
Hans.
Nee... (neemt hem zorgvuldig op - dokumentair)
Nou: op dit ogenblik heb-je niks van een Adonis, hoor!... De woede gaat je niet goed af... heus...
Dubois.
Je denkt toch niet, dat ik één silbe geloof van al je prietpraat?
Hans.
(zelfvoldaan)
Natuurlik niet: het is enkel daarom, dat ik je de waarheid gezegd heb... (Dubois kijkt op - Hansen, sarrend) Je gelooft het niet... Je kan dat niet geloven: daarvoor ken je te goed jezelf... Dat krijg je er nooit in: dat ik de waarheid gesproken heb... (luchtig) Met kerels van jouw slag is er maar één weg: de eerlike... Het is ten slotte het enig terrein, waarop jullie niet best tehuis hoort... Ik heb je de waarheid gezegd, de naakte waarheid... Daarom loop ik nu gewikkeld in geheimzinnigheid, gepantserd met ondoordringbaarheid... Je kan me niet geloven... Je snapt niks van mijn bedoelingen... (op een andere toon) Dat is ook niet onontbeerlik, als je maar mijn wil kent, mijn uitdrukkelike wil, mijn laatste wil: (ook rechtstaand) Hilde wordt nooit je vrouw...
Dubois.
(tussen de tanden)
Nee?
Hans.
(de hand uitgestoken)
Wedden?
Dubois.
(haalt de schouders op)
Hans.
Ze wordt nooit je vrouw... of anders wordt jij nooit kamerlid...
Dubois.
(onthutst)
Hoe weet-je?
Hans.
Het is wellicht een tegenvallertje: maar een bed en een zetel is te veel voor één man... Kies...
Dubois.
Je gelooft toch zelf niet, dat ik me zal laten intimideren door je chantage?...
Hans.
(ijzig)
Chantage, dat is het woord: je bent nog slimmer dan ik dacht... Je voelt dadelik vanwaar de wind komt... Ik gun je één week beraad: als je dan met Hilde niet afgebroken hebt, breng ik al onze kleine histories aan het licht...
Dubois.
Je bent er in alle geval even erg aan toe als ik zelf... | |
[pagina 429]
| |
Hans.
Wat wil-je? De fiscus moet ook leven... Die kuur mag me een half miljoentje kosten... en je hele reputasie... Zo'n miljonnairsfantaisie...
Dubois.
(tussen de tanden)
Smeerlap!
Hans.
(innig)
Je hebt me eindelik begrepen: dank-je... Geneer je maar niet: ik hou van duidelike toestanden... Ik bén een krapuul: ik geef het toe... Als ik moet kabaal maken, kan me dat hoegenaamd niks schelen... Jij bent een man met princiepen: ik niet... Daar ligt mijn superioriteit... Jij wilt er een splinternieuwe zedelike façade op nahouden: luxe laat zich betalen ouwe jongen...
Dubois.
(plots)
Laat m'er uit...
Hans.
(glimlachend)
Moest je hier niemand zien? Je liet je toch voor mij zo majestaties niet aandienen?
Dubois.
Laat me'r uit, zeg ik je...
Hans.
(dadelik naar de deur toe - met een diepe buiging)
Tot je dienst... Maar denk aan je façade...
Dubois.
(wandelt hem stijf voorbij)
Hans.
(buigt tot tegen de grond, staat recht en staart Dubois na, glimlachend)
Doek
|
|