Toneel. - Een reeks nieuwe uitgaven.
IsraëL. Twee treurspelen door L.J.M. Feber. Uitgave ‘De Schatkamer’ nr 5, 1924, bij Boosten en Stols, Maastricht.
In het modern theater ontstaat de spanning doorgaans uit het onvoorziene, het verrassende van het gebeuren. De personages hebben wel hun eigen karakter, maar ze hebben de éne of de andere inwendige strijd te leveren. Hun eigen tegenstrijdige passies slingeren hen heen en weer tussen het goede en het kwade: het zijn gewoonlik invloeden van buiten af, die hen drijven tot een besluit: ze gaan gewoonlik niet tot de uitersten, omdat de normale uitslag van de konflikten van het dageliks leven de ‘draw’ is. Vandaar een ebben en vloeden in de handeling, iets wisselvalligs in de intrigue, bij de toeschouwer belangstelling om wát er gebeuren gaat.
In het klassiek drama integendeel is de stuwkracht inwendig: de personages determinéren de gebeurtenissen door hun optreden. Het zijn mensen met radikaal karakter en onbuigzaam temperament, in de éne zin of in de andere. De spanning ontstaat juist uit het onafwendbare van de botsing: het is de gang naar de katastroof. In het klassiek drama is de onvermijdelike ontknoping de katastroof. We vermoeden van meet af wat er gebeuren moet: we trillen om hòe het gebeurt.
Dit vooropgezet, kan ik het werk van Feber niet beter karakterizeren dan met te zeggen, dat het in mijn ogen aansluit bij de zuivere klassieke opvatting. Zijn stukken zijn rationeel, evenwichtig gebouwd, er loopt een rechte, gespannen, klimmende lijn doorheen. Hun grote verdienste schuilt misschien wel in de perfekte harmonie tussen het direkte van het gebeuren en het kernachtige van de taal. De mensen voelen radikaal, ze spreken drasties; hun hartstochten zijn primitief, hun woorden lapidair: alles is herleid en geconcentreerd tot het essentiéle, zowel in de aksie als in de diksie. De overwegende karakteristiek van Feber is: energie.