Pogen. Jaargang 2

[p. 384]

De wind

Draai het wind-wiel om de West,
o, Engel, die in het stuur-huis voorzit
en de vaart der aarde leidt
door de gespleten wolken.
De aanrukkende lucht
langs de bolle aard-kaak zucht
en door een gothisch dennen-woud gaat de rit.
O, kloeke Engel des storms,
hoe taai de knel uwer handen
om het aangevochten wind-wiel!
In den afgrond breken de felle banden
en de wind draaft aan:
een hardlooper.
De wolken op de wolken stranden
en de regen-zeef schudt het schuin water
op de aarde-kaak.
O, Engel, felle storm-engel,
weeg dóór met lijf en ziel
op het krakend wind-wiel.
Reeds duistere stormen branden
op de heup der aarde
en ver zucht elk stads-nest.
Maar, zonder gerucht,
duizend engelen-vingers richten hoog
in de lucht
een plechtige regen-boog.
Draai het wind-wiel uit de West,
o, Engel, opdat de storm uitzucht.

KAREL VAN DEN OEVER.